Tweehonderd jaar geleden stierf Betje
Onder godsgruwelijke pijnen ze was
Verkankerd en versteend en kon alleen
Nog kermen maar ondankbaar was ze niet
Ik was haar minnaar voor wat jaren
Ze gunde mij haar hart en ziel en stem
En haar geheimen ze lachte om mijn
Hardnekkig overdreven dweeplust
Zij was mijn gelukkige schrijfster
Mijn heldin geliefde minnares mijn woord
Mijn huid en haar en alles wat ik was en ben
Dat is zij: Betje, Betsie en Elizabeth
Kees zei ze ga jij maar van me schrijven
Blijf me trouw en laat me overleven
Wantrouw de vergeetachtigheid
Van geschiedenis en gedenkgeschrift
Loop met me mee met open ogen
Kijk om je heen ik ben er nog altijd
Ik lees met alle lezers van alle boeken mee
Ik was voorgoed jouw lezeres en schrijfster
Bescherm me tegen lasterlijke stemmen
Tegen de kinderlijke arrogantie van het heden
Die mij tot voorbeeld wil verheffen
En het verleden als een film wil laten zien
Waarnaar tijdgenoten nu vertederd kijken
Gun mij mijn boeken en mijn bloedend hart
Gun mij mijn eigen sterfelijke stem
Hou me tegen het licht van al je dromen
Ieder boek is de herinnering aan alle andere
Boeken ik ben de herinnering aan het begin
Gedenk me niet in afzonderlijke stukken
Niet in uitleggerige zinnen in de krant
Niet in beschouwingen over vrouw en mens
En het wezen van wat niet meer bestaat
Lees van me proef mijn stem neem mijn woorden
Op je tong wees mijn geliefde jij mag het
Gedenk Betje Wolff niet als schrijfster
Van verleden niet als achteraf correcte
Chroniqueur van de geschiedenis zoals
Wij die nu voorgoed denken te kennen
Fluister haar stappen over straat
Bedenk de woorden die ze proefde
Herstel haar lach haar tintelende ogen
En haar blik die niemand zag
Gedenk Betje Wolff als ademtocht
Als glinstering als meisje bij de maan
Gedenk wat haar voor ogen kwam
Te staan gedenk haar menselijk gelaat