Tsjechov schreef in 1889 in een brief aan een beginnende collega toneelschrijver: ‘Je moet niet een geladen geweer op het podium neerzetten als dat niet in het laatste bedrijf afgaat. Het is verkeerd om beloftes te doen waaraan je niet van plan bent je te gaan houden.’ Hét uitgangspunt van de klassieke, plot driven roman. Ivo Victoria neemt het in zijn nieuwe roman letterlijk. Eerste zin: ‘Het geweer was een opluchting.’ Door het hele boek spelen geweren, pistolen, schietspelletjes en oorlog een belangrijke rol. Een groepje vrienden houdt zich op een afgelegen boerderij bezig met schietspelletjes. Je moet elkaar raken met tamelijk onschuldige wapens en dan met veel theater stervend ter aarde storten. Vanaf de eerste zin weet je dat het een keer ‘echt’ gaat worden, er gaan doden vallen, je kunt er letterlijk op wachten. Victoria weet het tot vlak voor het einde uit te stellen. Pas op pagina 304 is het raak. In de kantlijn schreef ik ‘hè hè, het is zo ver’. De schrijver maakte er overigens een fraaie filmische detailscène van: ‘De kogel glinsterend in het zonlicht rond de eigen lengteas tollend, de micro-turbulentie die hij achterliet in de lucht, de verpletterende efficiëntie waarmee hij de borst van zijn slachtoffer liet exploderen.’
Dan is er een roman achter de rug waarin zich een klassiek verhaal over schuld en onschuld ontrolt, maar tegelijkertijd zou je ook kunnen zeggen dat er sprake is van totale stilstand. Alles staat stil, iedereen blikt terug op het verleden sinds het meisje Billie na een ongeluk met een trampoline in coma ligt. Haar vriendje, de in zichzelf gekeerde, min of meer autistische jongen Seb, rouwt daarover. En daaromheen cirkelen de overpeinzingen en beschrijvingen van ‘de moeder’, ‘de vader’ en ‘de oom’ van de jongen. Met op de achtergrond een verhaal over een stel in de wereldoorlog gefusilleerde Engelse piloten. Echte ontrafelingen en onthullingen zijn er niet, daar ging het Victoria niet om, hij wilde geen whodunit schrijven. Eerder een impressie geven van machteloos om elkaar cirkelende figuren, hun gedachtewerelden, hun vergeefse pogingen om de komende dreiging af te weren. Het verleden haalt ze in. De moeder weet bijvoorbeeld dat de schietspelletjes van haar zoon en zijn vrienden tot een drama zullen leiden, maar ze is niet in staat op te treden, ze laat alles op z’n beloop.
Victoria maakte een sombere roman. Zijn proza zuigt je de afgrond in en van enige lichtpuntjes is geen sprake. Hij schuwt de pathetiek niet. ‘In de kamer stond Marian, haar moeder, voor het raam, en ze staarde in het eeuwenoude gelaat van de nacht als in de gapende muil van een monster dat op het punt stond de aarde te verzwelgen.’ ‘Oef’, schreef ik in de kantlijn. Alles is zwart en somber in deze roman, alles is gedrenkt in de pathetiek van de vergeefsheid. ‘De enige manier waarop de mensen de dood meenden te kunnen overwinnen was door zichzelf ervan te overtuigen dat zij een betere plek was dan het leven.’ Weer mijn ‘oef’ in de kantlijn.
De relatie tussen Billie en Seb heeft wel een idyllische laag, daarmee wil de schrijver onschuld en voorzichtige liefde laten glanzen, maar ook in die scènes dringt het onheil zich naar voren: ‘De torens kijken toe, nog anoniem en grijs, op hun beurt gadegeslagen door kogelvangers in de verte die zwijgen alsof ze iets vermoeden.’ En daar zit je dan als lezer: totale neerslachtigheid begint je de keel dicht te knijpen. Vanaf het begin met dat geweer is alles naar en zielig, gaan we de afgrond in, zijn de personages (op Billie en Seb na) egoïstisch, onbenullig, vage kletsmeiers, handelingsarm, kwaadaardig, oorlogszuchtig en vooral passief. Vooral de oom kan er wat van: ‘Er viel geen mens te bespeuren, en alles kwam hem triest en logisch voor.’ Dat ‘triest en logisch’ vond ik overigens mooi getroffen, omdat ik dat in deze combinatie nog niet kende. Even verderop peinst hij: ‘Hij verwonderde zich om hoe alles erbij lag, schaamteloos en onverschillig en zonder schuldgevoel.’ Tja.
Ik mag hierover in principe niet klagen, dat spreekt vanzelf, als het nu maar goed geschreven, spannend, mooi en treffend is. Victoria moet zich dus beslist niets van mij aantrekken. Want schrijven kan hij. Ik besef heel goed dat ik in mijn eigen werk geneigd ben ook de lichtere kanten van mijn figuren op te zoeken. Ik besef ook dat de uitgangspunten van mijn werk bij recensies nooit een criterium mogen zijn. Maar de zwartgalligheid in deze roman drukte alle lucht uit mijn longen. Wat een tragiek, wat een ellende en wat een neerslachtigheid.
Daarbij komt dat ik veel van de ontwikkelingen al ver van tevoren zag aankomen. Schuldgevoel, familiegeheimen, ontrafelde raadsels, de trampoline. Wanneer gaat dat geweer nu eens af? En hoe laat de schrijver het met Billie en Seb aflopen? In ieder geval slecht. Zou er nog wat ruimte voor denkwerk bij mezelf overblijven? Schrijvers mogen me uiteraard alle hoeken van de nare wereld laten zien. En alles in een zwart licht zetten. Maar dan zou er toch iets onbekends aan schuldgevoel en verdriet tussen moeten zitten. Iets wat ik daarvan nog niet wist. Iets wat ineens mijn ogen opent op mijn eigen neerslachtigheid en somberheid en niet alleen op dat van de personages in een roman. Ik wil in literatuur iets mee-maken, in de letterlijke betekenis, en niet gedwongen zitten toe te kijken hoe beroerd het in een boek toegaat. Discussie geopend.