In de bijna-slotscène van de voorstelling zijn we aangeland in de jaren negentig van de vorige eeuw, bij de Familie Brokstuk. Moeder is Zakenvrouw van het Jaar, vader lijkt vergroeid met zijn gsm, hij handelt in enge dingen (IT-aandelen met voorkennis?) en belandt uiteindelijk in het gevang. Hun zoontje Jorrit is een ADHD-kereltje dat moet kiezen tussen zijn aardige pianolerares en de voetbalclub. Zwaar onder de pillen haalt Jorrit kleumende asielzoekers in huis: door die pillen is het minder druk in zijn hoofd, hij kijkt des te beter, maar hij neemt — in de ogen van zijn moeder — naïeve beslissingen. In hun tuin staan ondertussen nog meer asielzoekers, zwijgende figuranten in uniforme kleding.

De volledige titel van de voorstelling die Theater Artemis speelt in een uitgewoonde fabriekshal bij het station van Den Bosch luidt: De moeder van de mamma van de pappa van de mamma van de pappa van mijn moeder, kortweg De Moeder (een tekst van Paul Pourveur, regie: Matthijs Rümke). Rümke is nog even artistiek leider van Artemis (volgend jaar neemt hij het Zuidelijk Toneel in Eindhoven over van Johan Simons) en hij werd dit jaar vijftig. Reden voor Rümke om een voorstelling te maken over vijftig jaar Nederlandse geschiedenis, aan de hand van de belevenissen van acht gezinnen. En één pratende foetus.

De toneelvloer is immens diep en wordt omzoomd door witte gordijnen. Plaats van handeling is een huisje zoals kinderen dat tekenen: puntdak, schoorsteen, twee verdiepingen. Het huisje danst over de speelvloer, draait en keert, geeft steeds nieuwe tijdsbeelden prijs: van de Tomado-rekken uit de jaren vijftig tot aan de kraakpanden uit de jaren tachtig. En verder. De microkosmos van ieder nieuw gezin wordt van commentaar voorzien door een personage dat Lucy heet, een oermoeder, vernoemd naar het skelet van de oermens, in 1974 opgegraven in een Afrikaanse woestijn, door archeologen die tijdens hun werk steeds Lucy in the Sky with Diamonds van de Beatles draaiden. Oermoeder Lucy kijkt met verbazing naar de overlevingsdrift van de mensen in de twintigste eeuw. Ze verbaast zich over hun schijnbewegingen, maar ze herkent de drift om te overleven uit haar oertijd, omringd als ze toen was door natuurkrachten. Lucy is een verbaasde rasoptimist. Haar motto: alles komt goed. Uitroepteken!

Acteur Mathieu Güthschmidt is als Lucy het epicentrum van deze wonderlijke voorstelling. Ik kijk graag naar hem, hij heeft de stalen kracht van een rasverteller, als hij danst, dan beeft de vloer, zijn ogen vonken, zijn gebaren hebben altijd iets zwepends. In de petites histoires die hij voor zijn publiek (vanaf acht jaar) aan elkaar praat, speelt Joost Koning de vader, Kathenka Woudenberg de moeder, Jorrit Ruijs de zoon en Roos Drenth de dochter. Hun buitenwereld wordt verbeeld door dertig Bossche figuranten. De scènes van Pourveur behoren niet tot zijn sterkste toneelwerk, hangen af en toe op de rand van het cliché, maar als geheel is De Moeder een fascinerend epos over de tweede helft van de twintigste eeuw.

Aan het eind belanden we bij de Familie Alles Kits. Die krijgen we niet te zien. Boven in het huisje draait de nieuwste aanwinst van deze familie om zijn as: de foetus Roos. Roos Drenth speelt in onmogelijke houdingen een intense monoloog van een mensenkind dat er nog niet is. Kronkelend en ogenschijnlijk gewichtloos (dit is een toneeltechnisch wonder) speelt ze haar geboorte: «11 september is echt een klotedag om geboren te worden.» Ze komt aan in de geur van mamma. En landt in het motto van oermoeder Lucy: «Ik weet dat alles goed zal komen met mij.»

De Moeder is nog tot en met 23 mei te zien in de Interpharm-fabriek in Den Bosch. Inlichtingen: 073-6123223, info@artemis.nl, www.artemis.nl