Onder luid gelach van de omringende Archeon-bezoekers griste hij broodjes van de tafel, werkte die luid smakkend naar binnen en bood omstanders genereus een hapje aan. Het werd me niet duidelijk wat zijn functie was. Misschien een speciale gids voor de groep bezoekers aan de tafel. Of een loslopende attractie zoals de Donald Ducks en Mickey Mousen in Disneyland. Maar gelukkig verschilde zijn historische toneelspel aanzienlijk van dat van zijn collega-Archeonbewoners.
Eigenlijk is het Archeon een mooi themapark. Niet zo spectaculair, wel heel informatief, maar dan op een bijzondere manier. Er valt niet zo veel te lezen bij het lopen langs de gereconstrueerde (pre-) historische hutten en huizen. Geen A4'tjes met uitleg, geen bordjes bij de ‘objecten’, er zijn zelfs nauwelijks wegwijzers die ervoor zorgen dat je geen attractie mist. Je moet zelf je weg maar vinden door het rommelige landschap, dat meeverandert met het uitgebeelde tijdperk. Specifieke vragen moet je stellen aan de mensen die zich verkleed als authentieke bewoners in de hutten en huizen bevinden. Dat zijn de zogenaamde ‘archeotolken’. Gruwelijke benaming voor een goed idee: om voorstelbaar te maken hoe de mens ooit in al die hutten en huizen heeft geleefd, wordt dat dagelijkse leven in het Archeon nagespeeld. Hoewel, spelen is een groot woord. Het wordt nagedaan. Er wordt gewerkt, gekookt of muziek gemaakt, waarbij alleen werktuigen en materialen worden gebruikt waarvan men aanneemt dat de mens ze in het betreffende tijdperk tot z'n beschikking had.
Deze nagebootste situaties worden overtuigender naarmate er meer te doen is. Zodra de archeotolken opgaan in hun bezigheden, roepen ze het verleden tot leven. In de middeleeuwen wordt brood gebakken in middeleeuwse ovens, staat een smid ijzer te smeden en naait een schoenmaker schoeisel van zacht leer. Dat deze mensen uitleg geven aan de bezoekers terwijl ze bezig zijn, doet aan de geloofwaardigheid van hun historische personages niks af. Maar als er niet genoeg te doen is en als de omstanders niet genoeg vragen, gaat het mis. Dan gaan de bewoners de stiltes vullen, dan gaan ze spelen.
In de prehistorische boerderij heeft een meisje met zwarte vegen op haar gezicht eten gekookt op hete stenen in het vuur. Een jongen met prehistorisch sikje voegt zich bij haar. Hij krijgt een prehistorische pannekoek. ‘Zozo, ik word maar verwend’, zegt hij. Ik krijg het helemaal benauwd van hun zogenaamd gezellige getut bij dat haardvuur. Maar vreemd genoeg ben ik onder de indruk van een verklede jongen met lang haar en een baard in de kampplaats van de jagers- verzamelaars. Nors zit hij zich bij het vuur te warmen. Geen zin om te praten. Kort geeft hij antwoord op de vragen. Ja, al die spullen in de hut heeft hij zelf gemaakt. Ja, ze zijn bruikbaar. Alleen worden zijn beste speren gewoon door kinderen gejat. Ja, die deur zat er vroeger ook in. Nee, die was waarschijnlijk dicht. Hier is-ie open, dat staat gastvrij.
Hij deed niks, deze jongen. Hij had niet eens zwarte vegen in zijn gezicht. Maar hij ontroerde me in zijn liefde voor zijn hut, voor zijn spullen, voor het simpele leven dat hij als oermens leidt. Nee, ‘s nachts slaapt hij er niet. Even verderop wel, daar moeten dieren verzorgd worden, zei hij. En er klonk jaloezie in zijn stem.