
Jedoch der schrecklichste der Schrecken
Das ist der Mensch in seinem Wahn.
Schiller
Bijna systematisch ontvangen wij Hollanders de afgelopen weken briefkaarten uit uw land, die de bedoeling hebben ons, uw vrienden, een indruk te geven die zich laat samenvatten in de woorden: ‘God zij dank, wij Duitsers hebben een schoon geweten.’ Wij Hollanders kunnen die post natuurlijk niet allemaal beantwoorden, en we doen dat ook niet graag; het is altijd pijnlijk om mensen die in een waan zijn, uit die waan te halen. Maar zoals wij, Hollanders en Duitsers, voor en tijdens de Boerenoorlog niet hebben nagelaten de Engelsen de spiegel der grove waarheid voor te houden, zo is het toch ook nu onze heilige plicht onze Duitse vrienden niet de indruk te laten houden dat hun verontschuldigingscampagne echt zo succesvol is geweest als tot nu toe de campagne van hun leger was, en dat hun motieven net zo goed werken als hun kanonnen. In het gevecht om de morele zege wordt met andere wapens gestreden; hoe wij, die niet in een of andere waan zijn, de situatie moeten zien, moet daarom in het hierna volgende betoog worden getoond.
In een tijd van zoveel vijandschap tussen volken die sympathiek tegenover elkaar horen te staan, is het natuurlijk dubbel prettig om ook eens hartelijk te horen spreken over vriendschap. En dus doet het ons Hollanders werkelijk goed om nu uit Duitsland van alle kanten plechtige verklaringen te ontvangen: ‘De Hollanders, dat zijn onze vrienden!’
En dat is ook zo. Wij zijn goed met de Duitsers, net zoals we dat met de Belgen, de Engelsen en de Fransen zijn. We hebben veel persoonlijke vrienden hier, zoals we die daar en overal hebben, en van het beste van alle cultuur genieten wij graag mee. Ook is het in een tijd waarin macht boven alles gaat, en Duitsland opnieuw een sterke geweldsstaat blijkt te zijn, voor ons, die nu eenmaal niet zo sterk zijn als Duitsland, altijd aangenaam uit de klauwen van deze geweldsstaat te blijven. Alleen hopen wij dat de Duitse liefde voor ons niet al te zeer als de apenliefde blijkt te zijn: om te worden doodgedrukt in uw liefhebbende armen zouden wij niet heel erg fijn vinden.
Maar in die verklaring van Duitse onzelfzuchtige welwillendheid jegens ons ligt tegelijkertijd een tegenstelling verborgen – ook wel uitgesproken. ‘Ze zijn onze vrienden, aangezien ze neutraal blijven.’ En dan wordt op de Belgen gescholden, die tegen Duitsland vechten.
Ik wil nu graag even blijven bij de verhouding tussen Duitsland en België. Want raar genoeg staat het daarmee zo dat datgene wat de Duitsers en Hollanders als een deugd beschouwen in jullie ogen, respectievelijk de ogen van de Belgen, geldt als een euveldaad, namelijk: ‘Handhaving van de neutraliteit.’ De Belgen zijn toch net zo braaf als wij. Ze wilden neutraal zijn, en blijven, en zich verdedigen tegen de aanval op hun neutraliteit – zoals het de plicht is en zoals we het altijd nog zouden doen – met alle kracht die ze hebben om zich te verdedigen. En zoals ook de Duitsers heel goed weten: dat was niet een oorlogsdaad; het is ook geen aanleiding voor oorlog.
Dat leert het internationale recht ons tenminste, waarvan men zich toch ook in Duitsland bedient. De Belgen wilden dus alleen maar met rust worden gelaten – net als wij. Nu was dat te hinderlijk voor de Duitse oorlogsbelangen. We weten dat we er verkeerd aan doen, zei de Duitse Rijkskanselier, ‘maar we kunnen er niet onderuit. En wanneer België ons maar onze gang laat gaan, dan willen we het op zeer vriendschappelijke wijze later schadeloos stellen.’
Ja, maar. De Duitse Rijkskanselier en de Duitse natie zijn toch niet zó erg naïef geworden: dat de Duitse oorlogsleiding haar ‘Het moet’ had uitgesproken, betekende toch niet dat voor België de zaak ten einde was? Het had aan de zuidkant ook Frankrijk nog. En als het Duitsland de toegang zou hebben verleend, dan had Frankrijk nu het recht gehad dat als een aanleiding te beschouwen voor oorlog. Of-of. Een volk behoudt zijn neutraliteit naar alle richtingen, of het behoudt die absoluut niet. Wij Hollanders ervaren weer duidelijk genoeg hoe elke partij op ons loert en in de gaten houdt of we ook zelfs niet het allergeringste voordeel bieden aan de ene of de andere van de oorlogvoerende partijen. Dus: België moest het voorstel van Duitsland afwijzen. En wel met wapens. Desondanks beklaagt Duitsland zich erover…
Wij Hollanders kunnen in de onszelf opgelegde neutraliteit de verdere vragen nu niet behandelen. Maar vraag aan uw professoren die het internationale recht beoefenen wat Duitsland ten tijde van de tweede vredesconferentie in Den Haag met betrekking tot de oorlogvoering mede ondertekend heeft; denk toch weer eens aan alles wat jullie in Duitsland doorleefd, gezegd en geschreven hebben ten tijde van de Boerenoorlog, en vervang Transvaal door België, en Engeland door Duitsland, lees de Wilhelm Tell nog een keer en stel u voor dat Zwitserland België is.
En neem ten slotte nauwkeurig kennis van alles wat in naam van het grote Duitse volk België en de Belgen is aangedaan. Lees de zeer voorzichtige brieven van onze correspondenten in België, die jullie land zeer bewonderen. Zo zullen jullie je zelf een voorstelling kunnen maken van de geweldige schadeloosstelling die de cultuurstaat Duitsland verschuldigd is aan het zwaar getroffen Belgische volk voor wat de geweldsstaat Duitsland het heeft doen ondergaan. En betaal deze schuld zo spoedig als mogelijk. Jullie grote Goethe heeft tenslotte al gewaarschuwd: ‘Denn alle Schuld rächt sich auf Erden.’ U wilt toch allemaal zien dat uw grote Duitsland niet alleen als geweldsstaat wordt gevreesd, maar vooral ook als rechts- en cultuurstaat wordt geprezen?
Het Belgische volk wordt dus bedreigd wanneer het niet zijn neutraliteit en eer wil schenden, en een leger valt het land binnen. Moeten de Belgen dan niet verontwaardigd, niet woedend zijn over die gewelddaad? De Belgen ontdekken bovendien, of denken te ontdekken – wie vergeeft het een volk dat plotseling wordt overvallen niet wanneer het zich vergist? – dat vele Duitsers die jarenlang van de Belgische gastvrijheid hebben genoten, tegen België spioneerden voor Duitsland, en nog steeds spioneren! Op spionnen zijn jullie Duitsers toch ook niet echt gesteld? En de Belgen hadden zich dan over zo’n inbreuk op de gastvrijheid niet druk moeten maken? Gepeupel heb je overal, en is nergens op de ‘hoogte van de cultuur’, daar is het… gepeupel voor; en het vervalt gemakkelijk in excessen, waar het dan voor wordt bestraft. Zo is het in Duitsland, en zo is het in België gegaan. En wat de Duitsers, onder deze omstandigheden, in België te lijden hadden, dat hebben wij Hollanders, de verwanten der Belgen, al weer geprobeerd goed te maken, en dat hebben de Duitsers in de Belgische dorpen daarenboven al meer dan gewroken. De Belgische boeren hebben zich, als franc-tireurs voor het vaderland strijdend, misschien onvolkenrechtmatig gedragen. Maar uw geachte Rijkskanselier had nota bene erkend dat het Duitse leger ook, onvolkenrechtmatig, het neutrale land was binnengedrongen!
Hoe u het ook moge draaien… U bent met het onrecht begonnen. En die schuld zou betaald moeten worden. Maar u wilt België dubbel laten betalen! Dat kunt u ondanks duizend spitsvondigheden nooit in overeenstemming brengen met uw geweten, zodra dat zich weer laat horen. En niet met het geweten van de wereld.
En daar komt zelfs het volgende bericht: Leuven, dat prachtige Leuven is verwoest, en de bevolking afgeslacht of afgevoerd. Verwoest door het Duitse leger, dat nota bene de cultuur tegen de Russische barbarij moet verdedigen! Lieve goede Duitse vrienden, wij wenen om dat wonderschone Leuven, wij wenen om de Belgen, maar nog meer wenen we om jullie. Wanneer nu de Russen in Noordoost-Duitsland stad na stad en boer na boer zouden wreken – dat zou voor de gehele beschaafde wereld afschuwelijk zijn, en de gedachte alleen doet ons al sidderen – maar, wat zouden jullie kunnen zeggen?
Het komt allemaal doordat jullie – zoals jullie Rijkskanselier het heeft bevestigd – België binnengevallen zijn en het woord en het recht hebben geschonden. Zo hebben jullie de vloek over je afgeroepen waarmee jullie grote Schiller al dreigde:
‘Das eben ist der Fluch der bösen Tat, dass sie fortzeugend Böses muss -gebären.’
Wenen, 28 december 1914
Aan de heer dr. Fr. van Eeden
Geachte collega,
Onder invloed van deze oorlog waag ik het u te herinneren aan twee stellingen die de psychoanalyse heeft voortgebracht, en die er zonder twijfel aan hebben bijgedragen dat ze bij het publiek ongeliefd is geworden.
Zij – de psychoanalyse – heeft uit de dromen en onbewust verkeerde handelingen van gezonde mensen en uit de symptomen van nerveuze mensen geconcludeerd dat de primitieve, wilde en kwaadaardige impulsen van de mensheid bij geen enkeling zijn verdwenen, doch nog voortbestaan ofschoon verdrongen, in het onbewuste, zoals wij in onze kunsttaal zeggen, en op een aanleiding wachten om zich weer te manifesteren. Ze heeft ons verder geleerd dat ons intellect een zwak en afhankelijk ding is, een speelbal en werktuig van onze driften en hartstochten, dat we ons allemaal scherpzinnig of zwakzinnig moeten gedragen, al naar gelang onze instellingen en innerlijke weerstanden gebieden.
En nu kijkt u naar de gebeurtenissen van deze oorlogstijd, naar de wreed-heden en rechtenschendingen, waaraan de meest geciviliseerde naties zich schuldig maken, naar de verschillende manieren waarop ze de eigen leugens, het eigen onrecht en dat van de vijand beoordelen, naar de algemene inzichtloosheid – en staat u mij toe: de psychoanalyse heeft met beide beweringen gelijk gehad.
Ze was daarmee misschien niet geheel origineel. Vele denkers en mensenkenners hebben vergelijkbare dingen gezegd, maar onze wetenschap heeft beide thesen tot in detail doorgevoerd en aangewend ter verheldering van vele psychologische raadsels.
Ik hoop u weer te zien in mooiere tijden,
Met hartelijke en eerbiedige groet,
Sigmund Freud
(Uit De Groene van 17 januari 1915)
Vertaling: Rob van Erkelens