De ruimte is wit, de vloer, de gordijnen, het licht, in mijn herinnering net als in Mongoolse dansen, de vorige choreografie van het duo Bronkhorst/Jongewaard. Vijf vrouwen komen op, in zwarte slips en hemdjes, op hun hoofd rechtopstaande, roze konijnen oren. «Bunny-oren», fluistert een meneer naast me, wat het handelsmerk van het tijdschrift Playboy schijnt te zijn. De vijf vrouwen pakken de symmetrisch op de grond liggende microfoons en zingen a capella het mij ook al weer onbekende I Feel Good. Daarna gaan ze weer af. In de witte leegte klinken vervolgens de eerste tonen van Strawinsky’s Sacre du Printemps. Je ondergaat de lieflijkheid van die eerste maten. En je hebt meteen weet van de verschrikkingen, van het ritmische geweld dat volgen gaat.

Eén voor één komen de vijf danseressen terug en gaan op de maagdelijke grond zitten. Op de tonen van een weemoedige fagot openen zij hun ontblote benen, en sluiten ze weer, begeleid door heftige bewegingen van hun bovenlijf en hun hoofd. Daarna komen vier mannen op, ook één voor één. Een jonge blonde heeft een angstwekkend superieure glimlach. Een andere, ik herinner me zijn kortgeschoren kop, is getooid met een nonchalante, onverstoorbare mimiek. Dan beginnen de duetten. Het is paren-avond, wat heet: parings-avond. Er is één man te veel, of liever: één vrouw te weinig. En in Strawinsky’s Sacre zal die vrouw het zelfverkozen lente-offer worden. In de woorden van het «scenario» dat Strawinsky voor zijn dansmuziek (in 1913) schreef: «Een van de maagden wordt tot offer gewijd en wordt tot tweemaal toe door het lot aangewezen: ze wordt twee keer omsloten door de kring van onafgebroken dansenden.»

Het liefdesspel verworden tot veldslag, slachtveld. Een streling wordt wurggreep, een neukbeweging gaat over in een gezamenlijke zijwaartse rol, met af en toe een blik (bij de vrouwen) die duidt op «oeps, wat overkomt me hier», de koele reactie van de man: «Die beweging doen we nog eens over.»

Strawinsky’s Sacre wordt vrij ruw onderbroken. In mijn herinnering verdwijnt iedereen weer, het licht verandert, de vrouwen komen terug, maar nu in lange zwarte jassen. De muziek verandert, Helicopter Quartett zegt het programma, van de Duitse componist Stockhausen, en op de vloer wordt het nu menens. Nóg wildere bewegingen, topsport in het liefdesspel, dat die naam («spel») allang niet meer verdient. Kreten van de vrouwen, grommen door de mannen. Opeens, als de cadans van het wilde bewegen bijna onverdraaglijk is geworden, is iedereen opnieuw weg. Het licht dimt. En op de witte achterwand wordt een zwart-witfilm geprojecteerd. Het is «herschikte» porno, scènes uit bestaande films, door Boris Gerrets gemonteerd op het ritme van de muziek. De film duurt denk ik tien minuten, het lijkt een uur. We zien voornamelijk gezichten, erbarmelijk beroerd geacteerde afdrukken van extase, de staccato volgehouden illusie van het eindeloze klaarkomen. Ik schuifel ongemakkelijk op mijn stoel, blijf wel gefascineerd kijken, signaleer ondertussen gezucht, gesteun en gesis van mijn medekijkers. Niemand loopt weg.

Het opnieuw optreden van de dansers werkt als bevrijding. Ze maken het «lente-offer» af, een wild bewegen op de gulzige, verslindende tonen van Strawinsky’s onverbiddelijke slagersmuziek. Mijn hart springt opnieuw open. Als het offer is geofferd — de kleinste van de vijf danseressen moet eraan geloven — krijgt I Feel Good een troostrijke finale, die zó zacht is dat ik het na alle geweld van hiervoor bijna niet meer kan incasseren.

Verdoofd lees ik na afloop: «I Feel Good is een poging om tederheid vast te leggen. Niet dat tederheid zich laat choreograferen. Kun je alleen maar laten gebeuren. I Feel Good is de dans, is de vormeloze obsessie van begeerte, die altijd blijft, omdat er niets beweegt.» Ik wil meteen terug de zaal in. Om het allemaal nóg een keer mee te maken.

Misschien is dat wel de kracht van een schuldeloos bewegen: je wilt dat het nooit meer over gaat.

I Feel Good, tot en met 31 mei (tournee). Inlichtingen: 020-6934551; of zie[www.truus-bronkhorst.com](http:// www.truus-bronkhorst.com)