Margaret Atwood en Elisabeth Moss als Offred in ‘The Handmaid’s Tale’ © Hulu

In het voorjaar van 1984 ben ik begonnen aan een roman waarvan de titel aanvankelijk heel anders luidde dan The Handmaid’s Tale. Ik schreef met de hand, meestal op van die gele notitieblokken, waarna ik mijn vrijwel onleesbare aantekeningen uitwerkte op een grote, gehuurde schrijfmachine met toetsen in een Duitse indeling.

Die toetsen hadden een Duitse indeling omdat ik in West-Berlijn woonde, waar destijds nog de Berlijnse Muur omheen liep: de macht van het sovjetrijk was nog altijd stevig verankerd, en het zou nog vijf jaar duren eer de staat uiteen zou vallen. Elke zondag opnieuw hielp de Oost-Duitse luchtmacht ons er met supersonische knallen aan herinneren hoe dichtbij het Oostblok was. Tijdens mijn bezoek aan verschillende landen achter het IJzeren Gordijn – Tsjechoslowakije, Oost-Duitsland – ervoer ik aan den lijve de argwaan, het gevoel voortdurend in de gaten te worden gehouden, maakte ik mee dat gesprekken stilvielen of dat er abrupt op een ander onderwerp werd overgestapt, merkte ik hoe indirect mensen bepaalde dingen vertelden. Dit alles had zijn weerslag op wat ik in die periode schreef. Net als de vele gebouwen die een andere functie hadden gekregen. Dit gebouw behoorde toe aan… maar die zijn verdwenen. Dat soort verhalen was aan de orde van de dag.

Voor iemand die is geboren in 1939 en wiens bewustzijn zich heeft gevormd tijdens de Tweede Wereldoorlog is het niets nieuws dat de gevestigde orde van de ene op de andere dag kan verdwijnen. Veranderingen kunnen zich in een oogwenk voltrekken. Zulke dingen kunnen hier niet gebeuren was een gedachte die niet langer opging: onder bepaalde omstandigheden kon echt alles gebeuren, overal.

In 1984 was ik al een jaar of twee bezig mijn roman op de lange baan te schuiven. Dit boek kwam me voor als een riskante onderneming. Al sinds mijn middelbareschooltijd, in de jaren vijftig, had ik sciencefiction, speculatieve fictie, utopische en dystopische romans verslonden, maar zelf had ik me nog nooit aan iets dergelijks gewaagd. Zou ik het aankunnen? Het genre kent vele valkuilen, waaronder een neiging tot moraliseren, een hang naar allegorieën en een gebrek aan geloofwaardigheid. Als ik al een denkbeeldige tuin zou scheppen, moesten de padden in die tuin wel echt zijn. Een van de regels die ik mezelf oplegde, was dat ik geen gebeurtenissen in het boek zou opnemen die zich niet al hadden voorgedaan in de ‘nachtmerrie’ van de geschiedenis, om de woorden van James Joyce te gebruiken, noch enige vorm van technologie die niet reeds voorhanden was. Geen denkbeeldige gadgets, geen denkbeeldige wetten, geen denkbeeldige gruweldaden. God schuilt in de details, wordt wel gezegd. Hetzelfde geldt voor de duivel.

Destijds, in 1984, leek het voornaamste uitgangspunt tamelijk vergezocht – zelfs naar mijn idee. Zou ik de lezers ervan weten te overtuigen dat er in de Verenigde Staten van Amerika een coup had plaatsgevonden waardoor de liberale democratie van weleer had plaatsgemaakt voor een rechtlijnige theocratische dictatuur? In het boek behoren grondwet en Congres tot het verleden; de republiek Gilead stoelt op de puriteinse beginselen uit de zeventiende eeuw die altijd al ten grondslag hebben gelegen aan het Amerika van heden ten dage, dat wij meenden te kennen.De roman speelt zich voornamelijk af in Cambridge, in Massachusetts, waar Harvard University is gevestigd – tegenwoordig een toonaangevend, liberaal academisch bolwerk, maar ooit een puriteins theologisch seminarie. De geheime dienst van Gilead heeft zijn hoofdkwartier in de Widener Library, de universiteitsbibliotheek, waar ik zelf vele uren heb doorgebracht met het onderzoek naar mijn voorouders in New England, en naar de heksenprocessen in Salem. Zouden er mensen aanstoot nemen aan het feit dat ik de Harvard Wall gebruik als de muur waaraan de terechtgestelden hangen? (Het antwoord is ja.)

In de roman slinkt de bevolking, als gevolg van een vergiftigd milieu, en het vermogen om gezonde kinderen ter wereld te brengen is dan ook van zeer grote waarde. (In de realiteit van dit moment heeft onderzoek aangetoond dat de vruchtbaarheid van Chinese mannen dramatisch afneemt.) In een totalitaire samenleving – of eigenlijk in elke samenleving met een strikte hiërarchie – heeft de heersende klasse het monopolie op alles van waarde, en zodoende heeft de elite binnen het regime in Gilead verordend dat zij vruchtbare vrouwen krijgen toegewezen als Dienstmaagd. Het bijbelse precedent is het verhaal van Jakob en zijn twee vrouwen, Rachel en Lea, en hun twee dienstmaagden. Eén man, vier vrouwen, twaalf zoons – maar de dienstmaagden konden geen aanspraak maken op de zoons. Die behoorden toe aan de twee vrouwen van Jakob.

En zo ontrolt zich het verhaal.

Aanvankelijk luidde de titel van The Handmaid’s Tale nog Offred, naar het hoofdpersonage. Deze naam is opgebouwd uit de voornaam van een man, Fred, en een prefix – of – dat een bezitsrelatie aanduidt, vergelijkbaar met ‘de’ in het Frans of ‘von’ in het Duits, of het achtervoegsel -son in Engelse achternamen zoals Williamson. In deze naam is nog een andere mogelijkheid vervat: offered (geofferd), wat kan verwijzen naar een offer dat wordt gebracht aan de goden, of naar iemand die wordt geofferd.

Mij is vaak de vraag gesteld: waarom komen we niet aan de weet hoe de hoofdpersoon echt heet? Omdat, zeg ik dan, er in de loop van de geschiedenis ontelbaar veel mensen zijn geweest van wie de naam is veranderd, of die domweg uit beeld zijn verdwenen. Er zijn mensen die tot de conclusie zijn gekomen dat Offreds echte naam June luidt, aangezien van alle namen die door de Dienstmaagden in de sportruimte annex slaapzaal worden gefluisterd June de enige naam is die we niet nogmaals te horen krijgen. Dat was niet mijn oorspronkelijke gedachte, maar het is zonder meer waar, dus als mensen dat zo willen zien vind ik het prima.

De bijvrouwen konden geen aanspraak maken op de zoons. Die behoorden toe aan de vrouwen van Jakob

Gaandeweg het schrijven veranderde de titel van de roman in The Handmaid’s Tale, deels bij wijze van eerbetoon aan Chaucers Canterbury Tales en deels als een hommage aan sprookjes en legenden: een verhaal dat wordt verteld door het hoofdpersonage raakt – voor latere luisteraars, of luisteraars die er minder direct bij betrokken zijn – aan het ongelooflijke, het fantastische, precies zoals dat is met ooggetuigenverslagen van mensen die een wereldschokkende gebeurtenis hebben overleefd.

In de loop van de jaren heeft The Handmaid’s Tale vele gedaanten aangenomen. Het is vertaald in meer dan veertig landen. In 1989 is de roman verfilmd. Er is een opera van gemaakt, en een ballet. Het is bewerkt tot graphic novel. En in 2017 is er een televisieserie uitgekomen.

In die serie heb ik een gastrolletje. Het gaat om de scène waarin de onlangs ingelijfde Dienstmaagden worden gebrainwasht in een soort Rode Garde-heropvoedingskamp dat het Rode Centrum wordt genoemd. Daar leren de vrouwen afstand te doen van hun eerdere identiteit, ze leren wat hun plaats is en wat hun plichten zijn, ze leren inzien dat ze feitelijk geen rechten hebben maar dat ze een zekere bescherming genieten als ze zich conformeren, en ze ontwikkelen er een dermate negatief zelfbeeld dat ze zich zullen neerleggen bij het lot dat hen is toebedacht, zonder opstandig te worden of de benen te nemen.

De Dienstmaagden zitten in een kring, terwijl de Tantes, die zijn toegerust met een taser, hen dwingen deel te nemen aan wat nu (maar toen, in 1984 nog niet) slutshaming wordt genoemd. Een van de vrouwen, Jeanine, wordt gedwongen te vertellen hoe ze als tiener door een groep mannen is verkracht. Eigen schuld, ze heeft het zelf uitgelokt – zo luidt de mantra van de andere Dienstmaagden.

Het was natuurlijk ‘maar een televisieserie’ en dit waren allemaal actrices die in de pauze weer gezellig met elkaar zouden giechelen, en zelf ‘deed ik maar alsof’ maar toch was ik vreselijk van streek door deze scène. Het kwam te dichtbij, te dicht in de buurt van de werkelijke geschiedenis. Want ja, vrouwen zullen samenspannen tegen andere vrouwen. Ja, ze zullen anderen beschuldigen om zelf de dans te ontspringen: dat zien we maar al te duidelijk in dit tijdperk van sociale media, waar groepsvorming zo makkelijk is geworden. Ja, ze zullen zonder enige scrupule macht uitoefenen over andere vrouwen, zelfs – of misschien wel met name – binnen een systeem waarin vrouwen als groep vrijwel geen macht hebben: maar alle macht is relatief en in zware tijden lijkt een beetje macht al snel te verkiezen boven helemaal geen macht. Sommige Tantes zijn ware gelovigen, die menen de Dienstmaagden de hand boven het hoofd te houden: ze zullen tenminste niet worden ingezet om giftig afval op te ruimen, en bovendien zullen ze in deze brave new world niet worden verkracht, niet in formele zin, niet door onbekenden. Sommige Tantes zijn sadisten. Sommigen zijn opportunisten. Ze zijn er zeer bedreven in om bepaalde speerpunten van het feminisme anno 1984 – zoals de campagne tegen porno, en een betere bescherming tegen seksueel geweld – zo te verdraaien dat ze in hun eigen straatje passen. Zoals ik al eerder zei: precies het echte leven.

Ja, vrouwen zullen samenspannen tegen andere vrouwen. Ja, ze zullen anderen beschuldigen om zelf de dans te ontspringen © Hulu

Dat brengt me op een drietal vragen die me geregeld worden gesteld.

Ten eerste: is The Handmaid’s Tale een feministische roman? Als daarmee wordt bedoeld een ideologisch traktaat waarin alle vrouwen heiligen zijn, en/of zozeer slachtoffer dat ze niet in staat zijn een morele afweging te maken, is het antwoord nee. Als er wordt bedoeld een roman waarin vrouwen mensen zijn – met het hele palet van karaktereigenschappen en gedragingen dat daarmee gepaard gaat – mensen die ook nog eens interessant en belangrijk zijn, een roman waarin de dingen die deze vrouwen overkomen van essentieel belang zijn voor de thematiek, de structuur en de plot van het boek, zeg ik ja. Zo beschouwd zijn veel boeken ‘feministisch’.

Waarom interessant en belangrijk? Omdat vrouwen in het echte leven interessant en belangrijk zijn. Het is niet zo dat vrouwen een broddellapje van de natuur zijn, het is niet zo dat vrouwen een secundaire rol spelen in het lot van de mensheid, en daar is elke samenleving zich altijd van bewust geweest. Zonder vrouwen die kinderen kunnen baren, zijn menselijke samenlevingen ten dode opgeschreven. Dat is ook de reden dat er sinds jaar en dag sprake is van massaverkrachtingen en moordpartijen op vrouwen, meisjes en kinderen bij genocideoorlogen, of zelfs bij acties die zijn bedoeld om een volk te knechten en uit te buiten. Vermoord hun kinderen en vervang hun baby’s door die van jou, zoals katten dat ook doen; laat vrouwen kinderen baren die ze niet kunnen grootbrengen, of kinderen die je vervolgens bij ze weghaalt om er je eigen voordeel mee te doen, roof baby’s – het is een aloud, wijdverbreid patroon. Wie heeft de macht over de vrouwen en de kinderen? Het is de vraag die de grondslag vormt van elk onderdrukkend regime op aarde. Napoleon en zijn ‘kanonnenvoer’, de slavernij met het zich eeuwig vernieuwende menselijke kapitaal – beide passen binnen dit principe. Aan mensen die voorstander zijn van het verplicht voltooien van zwangerschappen zou de vraag moeten worden gesteld: cui bono? Wie is daarbij gebaat? Soms de ene partij, soms de andere. Maar altijd wel iemand.

Veel totalitaire heersers gebruiken kleding om mensen een stempel op te drukken en onder de duim te houden

De tweede vraag die regelmatig wordt gesteld, luidt: is The Handmaid’s Tale antireligieus? Ook hier geldt weer dat het er maar van afhangt wat je daaronder verstaat. Zeker, een aantal autoritaire mannen grijpt de macht en probeert een extreme versie van het patriarchaat in ere te herstellen, waarin het vrouwen (net als de slaven in het negentiende-eeuwse Amerika) is verboden om te lezen. Daarnaast mogen vrouwen geen geld beheren of buitenshuis werken, anders dan sommige vrouwen in de bijbel. Het regime maakt gebruik van bijbelse symbolen, zoals een autoritair regime dat in Amerika de macht overneemt, ongetwijfeld ook zou doen: het zullen geen communisten of moslims zijn.

De zedige kledij die wordt gedragen door de vrouwen in Gilead is afgeleid van de westerse religieuze iconografie – de Vrouwen dragen het blauw van de zuiverheid, van de maagd Maria, de Dienstmaagden dragen rood, van het bloed van de geboorte, maar ook van Maria Magdalena. Rood valt ook nog eens goed op, mocht iemand proberen te vluchten. De vrouwen van mannen die lager in de rangorde staan worden econovrouwen genoemd, en zij dragen gestreepte kleding. Ik moet bekennen dat de kappen, die het gezicht aan het oog onttrekken, niet alleen zijn ontleend aan de kleding uit het Victoriaanse tijdperk en aan de nonnen, maar ook aan de blikjes Old Dutch Cleanser uit de jaren veertig van de vorige eeuw. Op die blikjes stond een vrouw afgebeeld van wie het gezicht aan het oog was onttrokken, en als kind kreeg ik daar de griezels van. Veel totalitaire heersers gebruiken kleding, die wordt verboden of juist voorgeschreven, om mensen een stempel op te drukken en onder de duim te houden – denk aan de gele ster en het paars van Rome – en veel totalitaire heersers hebben hun bewind uitgevoerd vanachter een religieuze façade. Dat maakt het een stuk eenvoudiger om mensen tot afvallige te bestempelen.

In mijn boek werkt de dominante ‘religie’ hard aan doctrinaire controle, en alle vertrouwde kerkgenootschappen dienen het veld te ruimen. Net zoals de bolsjewieken afrekenden met de mensjewieken teneinde de politieke concurrentie onschadelijk te maken, en de verschillende groepen van de Rode Garde elkaar letterlijk naar het leven stonden, worden hier de pijlen gericht op de katholieken en doopsgezinden, die uit de weg geruimd moeten worden. De Quakers gaan ondergronds en zetten een vluchtroute op naar Canada, wat ze – denk ik – ook echt zouden doen. Offred heeft een geheel eigen versie van het Onze Vader en weigert te geloven dat dit regime de instemming heeft van een goede en rechtvaardige God. In de werkelijkheid van vandaag de dag zijn er religieuze groeperingen die zich inzetten voor de bescherming van zwakkeren in de samenleving, onder wie vrouwen.

Het boek is dus niet antireligieus. Het is gekant tegen het gebruik van religie als dekmantel voor tirannie – wat iets heel anders is.

Is The Handmaid’s Tale een voorspelling? Dat is de derde vraag die me geregeld wordt gesteld – in toenemende mate zelfs, nu bepaalde krachten binnen de Amerikaanse samenleving de macht hebben gegrepen en maatregelen uitvaardigen die handen en voeten geven aan een beleid dat ze al zeiden na te streven in 1984, toen ik dit boek schreef. Nee, het is geen voorspelling, want het is ondoenlijk om de toekomst te voorspellen: er zijn te veel variabelen en onvoorziene mogelijkheden. Laten we het erop houden dat het een antivoorspelling is; als deze toekomst tot in detail beschreven kan worden, zal zij zich wellicht niet aandienen. Maar dat is een vorm van wishful thinking die ook geen standhoudt.

Er komen dus een heleboel lijnen samen in The Handmaid’s Tale – groepsexecuties, zedelijkheidswetgeving, boekverbrandingen, het Lebensborn-programma van de SS en de kinderroof door de Argentijnse generaals, de geschiedenis van de slavernij, de geschiedenis van polygamie in Amerika… het is een lange lijst.

Maar er is een literair genre dat ik nog niet heb genoemd: getuigenisliteratuur. Offred zet haar verhaal zo goed mogelijk op papier; vervolgens verstopt ze het, in de hoop dat het later gevonden zal worden door iemand die in staat is het te begrijpen en te verspreiden. Dat is een daad waaruit hoop spreekt: elk verhaal dat op papier is gezet veronderstelt een toekomstige lezer. Robinson Crusoe houdt een dagboek bij. Net als Samuel Pepys, die daarin onder meer verslag doet van de grote brand van Londen. Net als veel mensen in de tijd waarin de Zwarte Dood huishoudt, al komt er aan die verslagen vaak abrupt een einde. Net als Roméo Dallaire, die niet alleen verslag doet van de genocide in Rwanda, maar ook van de onverschilligheid waarmee de wereld daarop reageert. Net als Anne Frank, op de zolderkamer van het huis waarin ze is ondergedoken.

Offreds verslag kent twee soorten lezers: enerzijds het publiek aan het einde van het boek, op een wetenschappelijke conferentie in de toekomst, mensen die de vrijheid hebben om te lezen maar niet altijd zo invoelend zijn als je zou willen; anderzijds de individuele lezer, op willekeurig welk moment. Die laatste is de ‘ware’ lezer, de Beste Lezer voor wie iedere schrijver schrijft. Zo zijn wij schrijvers allemaal begonnen: met lezen. We hebben de stem van een boek tot ons horen spreken.

In de nasleep van de Amerikaanse verkiezingen nemen angst en vrees een hoge vlucht. Elementaire burgerrechten lijken in het gedrang te komen, net als veel rechten van vrouwen, die in de afgelopen decennia, of zelfs eeuwen, zijn bevochten. In dit klimaat van verdeeldheid, waarin de haat voor verschillende groepen binnen de samenleving lijkt aan te wakkeren en waarin extremisten van divers pluimage hun minachting uiten voor het democratisch bestel, kan het niet anders of er is ergens iemand – meerdere mensen, zou ik denken – die opschrijft wat hij of zij meemaakt terwijl dit alles gaande is. Of mensen die het opslaan in hun geheugen en het later op schrift zullen stellen, als ze daartoe in staat zijn.

Zullen hun berichten worden gecensureerd en verstopt? Zullen die berichten over enkele eeuwen ergens achter de muur van een oud huis te voorschijn komen? Laten we hopen dat het niet zo ver zal komen. Ik vertrouw erop dat het niet zo ver zal komen.


Dit essay verscheen als inleiding bij de nieuwe Engelstalige editie van The Handsmaid’s Tale (Vintage UK, € 10,99). Vertaling: Nicolette Hoekmeijer