Afgelopen februari kwamen in de Amerikaanse hoofdstad Washington de spionnenchefs bij elkaar van de Verenigde Staten en de belangrijkste Amerikaanse bondgenoten in het Midden-Oosten: Turkije, Saoedi-Arabië, Qatar en andere. De aanleiding was bezorgdheid over de snelle machtsuitbreiding van al-Qaeda’s afdeling in Syrië en een ambitieuze, radicale strijdgroep waar de wereld zich pas een klein half jaar later zorgen over zou gaan maken: Isis.

Vooral de Saoedische inlichtingenchef had wat uit te leggen. Hij was pas enkele dagen in dienst als vervanger van de even kleurrijke als omstreden prins Bandar bin Sultan, de voormalige ambassadeur in de VS en huisvriend van de familie Bush die achter de schermen een grote rol speelde bij de twee Amerikaanse oorlogen tegen Irak. Ook bij de opkomst van deze nieuwe, radicale strijdgroep was prins Bandar – en dus de Saoedische geheime dienst waar hij de leiding over had – innig betrokken. Dat vermoedden in ieder geval nogal wat aanwezigen, zo bleek uit anonieme citaten die naderhand hun weg naar de pers vonden. ‘Isis was een project van de Saoedi’s’, liet bijvoorbeeld een functionaris uit Qatar optekenen.

Niet alleen boze buren van de Saoedi’s geloven dat. De voormalige baas van de Britse geheime dienst m16 Richard Dearlove zei bijvoorbeeld hetzelfde. ‘Zoiets gebeurt nou eenmaal niet spontaan’, zei hij over de enorme successen die IS deze zomer ten deel vielen. De motor achter die successen, volgens Dearlove: grote geldbedragen en politieke steun achter de schermen die IS ontvangt vanuit een land dat op het oog een steunpilaar is van de wereldeconomie en de internationale orde: Saoedi-Arabië.

Het is niet de eerste keer dat de internationale invloed van Saoedi-Arabië in de schijnwerpers komt te staan. Eerder was dat het geval tijdens de Amerikaanse oorlogen tegen Irak in 1990 en 2003. Beide keren leidde de Saoedische rol tot vragen over de schaduwwereld van Saoedische oliebelangen – bijvoorbeeld in Michael Moore’s documentaire Fahrenheit 9/11, waarin dezelfde prins Bandar de rol van boeman speelde. Ook de aanslagen van 11 september 2001 zelf zetten Saoedi-Arabië in een schril licht, toen behalve Osama bin Laden ook vijftien van de negentien kapers Saoediërs bleken te zijn en de financiële sporen van al-Qaeda naar het koninkrijk leidden.

De vermoede Saoedische steun voor IS is op het eerste gezicht nogal verrassend. IS heeft de inname van Mekka en de omverwerping van het huis Saud namelijk hoog in het zwarte vaandel. Maar wie de verschillende draden van Saoedische belangen en ambities uiteen rafelt stuit al snel op de vele tegenstrijdigheden die samengepakt zitten in de Saoedische invloed buiten de landsgrenzen – en de risico’s daarvan voor de wereld.

‘Strategisch beleid in Saoedi-Arabië gaat vaak over heel korte termijn en levert daarom op lange termijn soms grote problemen op’, zegt de Britse wetenschapper Kristian Coates Ulrichsen, schrijver van verschillende boeken over het Midden-Oosten. ‘Ook de crisis rond IS kwam voor het Saoedische establishment als een complete verrassing. De meesten waren er blij mee en gingen er voetstoots vanuit dat de opkomst van IS goed was voor Saoedi-Arabië. Pas gaandeweg groeide het besef dat dit voor Saoedi-Arabië gevaarlijker is dan voor wie dan ook. Net als bij de Afghaanse moedjahedien is de Saoedische elite nu totaal verrast dat IS zich tegen henzelf keert.’

Wie de Saoedische rol in de wereld wil begrijpen, begint natuurlijk bij de meest in het oog springende factoren: de olie en de religie. Saoedi-Arabië zit op een onwaarschijnlijke hoeveelheid ruwe olie, opgeborgen in makkelijk te bereiken reservoirs als Ghawar, veruit het grootste olieveld ter wereld met nog honderden miljarden ongetapte vaten olie in zijn gewelven. Ghawar en zijn kleine broers vormen de oorsprong van een constant lopend infuus dat via pijpleidingen, supertankers, tankauto’s en pompen de wereld tot in de verste uithoeken van brandstoffen voorziet. Dat levert Saoedi-Arabië ontzettend veel geld op en een strategisch belang om olie zo lang mogelijk de meest betrouwbare en betaalbare brandstof van de wereldeconomie te houden. Mede daardoor is Saoedi-Arabië van nature gericht op behoud van de status-quo.

Saoedi-Arabië koopt met zijn olie niet alleen politieke invloed, maar ook veiligheid. De hoeksteen daarvan is het strategisch partnerschap met de grootste energieconsument ter wereld, de VS. De grand bargain werd in het geheim gesloten op de USS Quincy tussen de Amerikaanse president Roosevelt, op zijn terugweg uit Jalta, en de Saoedische koning Abdelaziz. In dat akkoord garandeerden de VS de militaire veiligheid van Saoedi-Arabië in ruil voor olie en militaire bases. Dat akkoord staat nog steeds.

‘Als je in Saoedi-Arabië nauwgezet gaat analyseren wat de regering doet en wil, ga je vroeger of later enorm de mist in’

Saoedi-Arabië heeft op zijn grondgebied ook Medina en Mekka liggen, de heiligste plaatsen in de islam. Met zijn eindeloze oliegeld financiert Saoedi-Arabië een grote clerus thuis en predikers, moskeeën en religieuze organisaties in het buitenland. Het land ziet zichzelf dan ook als de natuurlijke leider van de islamitische wereld. Maar daar liggen nogal wat obstakels op de weg. De islam van de Saoedische elites en de staat is het wahhabisme, een fundamentalistische soennitische stroming die een terugkeer nastreeft naar een ‘oorspronkelijke’ islam en strijdt tegen allerhande zaken die wahhabisten als afgoderij of vervuiling van de islam beschouwen. Wahhabisme is altijd een kleine stroming geweest, maar via het Arabische oliegeld heeft het nu mondiale invloed – in Nederland onder de naam salafisme, niet alleen het geloof van Osama bin Laden en Mohammed Atta, maar ook van Mohammed B. en Samir A.

‘Het Saoedische doel is niet om islam de wereldreligie te maken, maar om het wahhabisme overal de leidende vorm te maken waar de islam gevolgd wordt’, zegt historicus Kristian Coates Ulrichsen vanuit Seattle, waar hij nu werkt. ‘Dat komt neer op zending van onder meer gematigde moslims, via moskeeën en predikers, en steeds meer via internet. Maar het gebeurt ook door openlijke strijd tegen concurrenten, zoals de Moslimbroederschap. Dat is ook een radicale soennitische organisatie en dus voor de Saoedi’s een instinctieve vijand. Ze zetten zich altijd in om hen en andere vormen van politieke islam klein te houden. Zo probeerden zij overal om de Arabische lente in de kiem te smoren.’

Dit maakt dat het buitenlands beleid van Saoedi-Arabië diep tegenstrijdig is. Met het wahhabisme heeft Saoedi-Arabië een fundamenteel revolutionaire religie, terwijl de afkeer van andere religieuze stromingen en de oliepositie Saoedi-Arabië van nature conservatief maken. Ook zorgt het wahhabisme voor spanningen met andere staten in het Midden-Oosten: met meer gematigde soennitische staten, maar bovenal met de sjiitische. Die spanning is de basis geworden van de Saoedische machtspolitiek.

De grote vijand is voor de Saoedische elites het sjiitische Iran, het veel armere maar in bevolking veel grotere land aan de overkant van de Perzische Golf. De spanning tussen de twee landen liep de afgelopen jaren op tot een heuse ‘Koude Oorlog van het Midden-Oosten’, inclusief wapenwedloop, sabotage en destabilisatie over en weer, competitie in een reeks landen van Pakistan tot Libanon, en een Saoedisch nucleair programma om een kernwapen te kunnen maken als Iran er een bouwt. De Syrische burgeroorlog wordt door deze Koude Oorlog steeds aangewakkerd: de Syrische dictator Assad is een bondgenoot van Iran, dus steunt Saoedi-Arabië anti-Assad-strijders. Maar ook met het ambitieuze Qatar – waar de elite nota bene ook wahhabistisch is – leeft Saoedi-Arabië in onmin. Zo steunde Qatar allerlei progressieve groepen tijdens de Arabische lente, terwijl Saoedi-Arabië overal op de rem probeerde te trappen.

Met olie, religie en machtspolitiek heb je een net overzicht van de internationale invloed van Saoedi-Arabië. Maar helaas is de werkelijkheid van die invloed een stuk minder helder dan zo’n samenvatting. ‘Als je in Saoedi-Arabië nauwgezet gaat analyseren wat de regering doet en wil, ga je vroeger of later enorm de mist in’, zegt Kristian Coates Ulrichsen. ‘Zo was de regering twee jaar lang intens aan het lobbyen en diplomaten aan het trainen om voor het eerst een niet-permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad binnen te slepen. Vorig jaar lukte dat, wat in New York met een groot feest werd gevierd. Maar een dag na de verkiezing wees Saoedi-Arabië de zetel af, als protest omdat de VS hadden afgezien van bombardementen op Assads troepen in Syrië. Dat was duidelijk een impulsbeslissing van de koning zelf. Het onderstreepte weer eens dat politiek in Saoedi-Arabië uiteindelijk persoonlijk is. Het draait allemaal om de koning en zijn familie.’

Bovendien is die familie nogal groot. De politieke strijd tussen de tientallen prinsen is intens en een aantal van hen houdt er zijn eigen buitenlandse beleid op na. Tel daar nog andere rijke en invloedrijke families bij op (bijvoorbeeld de Bin Ladens met hun bouwimperium) en het levert een ondoorzichtige buitenlandse politiek op met een neiging tot roekeloosheid. ‘De Saoedische elite is rijk aan mensen die elk oplaaiend militarisme onder soennieten toejuichen’, zegt Coates Ulrichsen. ‘Veel belangrijke Saoedi’s geloven dat er een beslissende strijd aankomt, of misschien al begonnen is, tussen soennieten en sjiieten. De radicale groepen die later Isis vormden, steunden ze dan ook impulsief zodra die vanaf 2011 opkwamen. Deze mensen hebben een diep wantrouwen tegen Irak sinds de sjiieten er aan de macht zijn, en ze stonden dan ook te juichen toen die groepen delen van Irak begonnen op te eten.’

De VS zijn al jaren haarscherp op de hoogte van de Saoedische steun aan extremistische en terroristische groepen. ‘Saoedi-Arabië blijft een doorslaggevende financiële steunbasis voor al-Qaeda, de Taliban en andere terroristische groepen’, schreef bijvoorbeeld Hillary Clinton, destijds minister van Buitenlandse Zaken, eind 2009 in een geheime memo die via WikiLeaks uitlekte. ‘Geldschieters in Saoedi-Arabië vormen de belangrijkste bron van geld voor soennitische terreurgroepen over de hele wereld.’

In 2013 wisten de Amerikanen dat nog steeds. In een rapport van de denktank Brookings vertelde een anonieme ambtenaar van het Amerikaanse ministerie van Financiën hoe Isis en al-Qaeda’s Syrische tak al-Nusra ‘via sociale media agressief donaties werven bij donateurs, met name in Saoedi-Arabië’. Via Koeweit, het Zwitserland van de regio, sluizen zij het geld naar hun strijdgroep naar keuze. Indien gewenst, kregen zulke donateurs van Isis of al-Nusra een video waarop getoond werd welk onheil er met hun geld was aangericht.

‘Als Saoedi-Arabië de ideologische grondslagen van IS zou aanvallen, zou het aanvallen wat het zelf al jaren predikt’

Het is een loze vraag in hoeverre ‘Saoedi-Arabië’ hiervan wist en eraan meewerkte. De Saoedische staat ís de Saoedische elites en als een deel van die elites IS steunt, met name als het koninklijke familie betreft, komt dat neer op gedeeltelijke staatssteun. In dat licht moeten ook uitlatingen worden gezien als die van de Amerikaanse senatoren Graham en Kerrey, die in 2012 werden gedwongen om onder ede te verklaren over geheime onderzoeken naar de aanslagen van 11 september 2001, en die op basis daarvan overtuigd waren (dixit Graham) van ‘een directe lijn tussen in ieder geval een deel van de terroristen die die aanslagen uitvoerden en de regering van Saoedi-Arabië’.

Net als bij al-Qaeda is de mate van Saoedische steun aan IS de uitkomst van een richtingenstrijd binnen de Saoedische elite, tussen meer voorzichtige leden, die het gevaar van terugkerende jihadstrijders voorop stellen, en de meer activistische, die de verspreiding van het wahhabisme voorop stellen. Er zijn naar schatting in de loop der jaren al vijftienduizend jihadisten en moedjahedien naar Saoedi-Arabië teruggekeerd. Soms worden die door Saoedi-Arabië getrakteerd op een uitgebreid indoctrinatieprogramma, dat de jihadisten ervan moet overtuigen dat Saoedi-Arabië geen vijand is van de fundamentalistische islam, maar zijn grootste steunpilaar.

Bij de richtingenstrijd tussen de activistische en voorzichtige leden van de elite duldt Saoedi-Arabië geen pottenkijkers.

Toch is het duidelijk dat de ‘activistische’ leden van de elite hun hand met IS hebben overspeeld. Onder hen bevindt zich de eerder genoemde machtige prins Bandar. Hij gelooft sterk in een grote afrekening tussen soennieten en sjiieten (de laatste geloven in een andere opvolger van Mohammed dan de eerste). Al in 2001 zei hij, volgens de al genoemde m16-baas Richard Dearlove: ‘De tijd is niet ver meer, Richard, dat het “God helpe de shia” wordt in het Midden-Oosten. Meer dan een miljard soennieten hebben simpelweg genoeg van ze.’

Ook Kristian Coates Ulrichsen gelooft dat Bandar visies over een grote strijd voor ogen had toen hij met de Saoedische geheime dienst de burgeroorlog in Syrië begon te manipuleren. ‘Bandar is echt een eigen koers gaan volgen in Syrië’, zegt hij. ‘Hij probeerde een Leger van de Islam op te zetten. Hij pikte de winnaars tussen de vele strijdgroepen in Syrië uit. Die probeerde hij groot te maken en op een hoger strategisch plan te laten werken. Hij probeerde zo de oorlog echt in een andere richting te duwen.’ Die groep winnaars, waar de rest zich bij wilde aansluiten, ging op in Isis.

Al een jaar geleden kwamen de eerste interne protesten binnen de Saoedische elite tegen Bandars koers. ‘Zo rond oktober begonnen de eerste Saoediërs met buitenlandervaring zich openlijk te roeren’, zegt Coates Ulrichsen. ‘Toch zou het nog tot februari duren voor de Saoedische elite echt wakker werd en de grote krachten in Saoedi-Arabië zich tegen IS begonnen te keren.’ Bandar werd van zijn post gehaald en de regering trok demonstratief haar handen van IS af, al is het een publiek geheim dat delen van de elite IS nog steeds steunen. ‘Zulke geldschieters vinden het meer halal om de jihadisten te steunen dan belasting te betalen aan hun eigen regering’, zei een anonieme westerse inlichtingenofficier vorige maand tegen persbureau Reuters.

Wie de Saoedische steun aan IS op deze manier ontleedt, ziet dat die geen ‘blunder’ is, zoals nu vaak wordt gezegd. Eerder is het een typerend geval van een dubbelhartige, schizofrene en kortzichtige buitenlandse politiek die door te veel handen wordt gemaakt. ‘De steun aan IS past prima in het patroon’, vindt ook Coates Ulrichsen. ‘Je ziet telkens opnieuw hoe Saoedi-Arabië onaangenaam verrast wordt door de gevolgen van zijn eigen beleid. De Saoediërs doen heel minachtend over de VS en noemen de Amerikanen kortzichtig. Maar zij verkijken zichzelf telkens op de extremisten en de interventies die ze steunen. Ook over de sjiitische overname van Irak roepen zij allemaal dat ze die al lang hadden voorzien. Maar het is gewoon niet waar: in 2003 duwden ze om het hardst de VS richting oorlog in Irak, net zoals ze de Iraakse soennieten de afgelopen jaren om het hardst richting een opstand hebben geduwd.’

Ook typerend is dat Saoedi-Arabië wel afstand neemt van IS als organisatie – als concurrent in de politieke islam – maar niet van het gedachtegoed van IS. ‘Als Saoedi-Arabië de ideologische grondslagen van IS zou aanvallen, zou het aanvallen wat het zelf al jaren predikt’, zegt Coates Ulrichsen. In een open brief waarin (vooral Saoedische) salafistische geestelijken IS veroordelen, gispen zij IS dan ook om het ‘oversimplificeren’ van heilige geboden, het negeren van gevestigde religieuze autoriteiten, een te ruime definitie van takfir die mogen worden gedood, enzovoort. Het is maar zeer de vraag of Saoedi-Arabië daarmee wegkomt. Het ligt nogal voor de hand dat veel jihadisten de mateloze rijkdom en decadentie van de Saoedische elite niet erg overeen vinden stemmen met een terugkeer naar de ‘islam van de voorvaderen’. Net als de militaire bescherming door christenen van een paar oceanen verder. Maar ook keerde Muhammad al-Wahhab, de grondlegger van het wahhabisme, zich tegen het aanbidden van heilige plaatsen en gebouwen. Aan een IS-commandant wordt de waarschuwing toegeschreven dat ‘als Allah het wil, wij hen zullen doden die stenen aanbidden in Mekka en de Kaäba zullen vernietigen’ – het heiligdom in Mekka’s Grote Moskee waar alle moslims zich naar moeten richten tijdens het gebed.

Mogelijk is een klein deel van de Saoedische elite het daar heimelijk mee eens. Het overgrote deel zal de balanceertruc willen voortzetten van fundamentalistische strijd over de grens en strikte orde daarbinnen. Islamitische Staat herinnert hen weer aan de smalle marges waar die balans tussen gevonden moet worden. De rest van de wereld kijkt toe en bombardeert – met meer of minder kennis van de Saoedische rol – de jihadisten terug naar marges die wij veilig achten. Hopelijk werkt dat. Maar een langetermijnoplossing van het onderliggende probleem is dat in ieder geval niet.


Beeld: De ministers van Buitenlandse zaken prins Saud al-Faisal (Saudi-Arabië, midden) en John Kerry (VS) nemen afscheid op het vliegveld van Jeddah (Brendian Smialowski / Reuters / HH).