
‘De onderbelichte verhalen van onze tijd uitdiepen; actueler dan de reisseries, diepgravender dan bestaande actualiteitenrubrieken’ – dat is Bram Vermeulens gedachte achter Frontlinie. En hij maakte zowel ambitie als programmatitel herhaald waar. In Mozambique, bij de Grieks-Turkse muur, op Lampedusa, op Cyprus, bij het Krugerpark in Zuid-Afrika. De zesde aflevering is niet van Vermeulen zelf maar van Sakir Khader, Nederlands-Palestijns documentairemaker. En weer is het letterlijk een front. Beita, niet ver van Nablus op de Westelijke Jordaanoever, is een olijvendorp, waar Khaders overgrootouders vandaan komen. Het geeft hem de ‘ideale’ ingang om een ellendig lokaal conflict, tegelijk symbool voor het grote Palestijns-Israëlische, van dichtbij te filmen. Verre van ongevaarlijk. Er vallen twee doden in drie weken opnamen en hij komt regelmatig onder vuur – traangas, pepergas en kogels.
De voornaamste getuigen zijn neef Akram, architectuurstudent in Nablus, die over is om zijn vader te helpen met de olijfoogst, zoals daarvoor tal van families zich herenigen: hard werk en afsluitend feest. En zijn vriend Orhan, werkloos bouwvakker. Akram vraagt Sakir wat goede olijfolie bij ons kost en verzucht bij het horen van de prijs: ‘Laten we het dan naar jullie exporteren.’ Bitter geintje, want het is al moeilijk genoeg om het gouden spul naar Nablus te krijgen.
En het blijkt, najaar 2021, voor veel families zelfs moeilijk überhaupt te oogsten. Toen in de zomer de spanning escaleerde – uitzetting Palestijnen uit een Jeruzalemse wijk, felle protesten, bestorming terrein Al-Aqsa-moskee door politie, Hamas-raketten, bombardementen op Gaza – en de hele wereld daarnaar keek, bezetten kolonisten een van de bergtoppen rond Beita en bouwden een nederzetting. Illegaal volgens internationaal én Israëlisch recht. Maar protesten helpen niet en als de dorpelingen actie voeren en uiteindelijk proberen met het verbranden van autobanden de kolonisten uit te roken, komt het Israëlische leger de kolonisten te hulp. Niet alleen actievoerders worden tegengehouden, maar ook boeren die hun olijfgaard op de berg hebben liggen. Waarna het eeuwig kat-en-muisspel tussen Palestijnse en geüniformeerde Israëlische jongens en mannen zich voltrekt.
Eerst soldaten die tegenhouden en het gesprek niet aangaan. Dan stenen gooien en katapulteren versus traangasgranaten uit geweren en drones; en ten slotte schieten met scherp, waardoor gewonden, doden, rouw en nog meer haat. Om de demonstranten weg te houden wordt de ene weg na de andere kapot gebulldozerd en versperd. Tot mijn verbazing wijken de kolonisten voor de rook, maar bebouwing en leger blijven en olijfgaarden met oeroude bomen worden gerooid. Nee, de kolonistenkant wordt niet gehoord (wat kan die anders inbrengen dan dat de Hoogste hen het land heeft geschonken?), maar de schending is flagrant. De gevolgen zijn ernstig.
Het conflict wordt overstegen als Khader meegaat met jongens die nog nooit de/hun zee hebben gezien. Een nachtelijke sluiproute langs en over hekwerken en muren brengt hen op het strand. Even zijn ze euforisch door weidsheid en water. Dan het besef dat ze weer terug moeten naar brandende banden en achter de muur. Gelardeerd met indrukwekkende foto’s van Khader.
Sakir Khader, Frontlinie: Het verzet van Beita, VPRO, donderdag 24 februari, NPO 2, 20.25