Steeds vaker verschijnen er biografieën van mensen die ik heb gekend.
Nu weer over uitgever Johan Polak. Van Koen Hilberdink. Het is een mooie biografie.
Wat ik altijd wonderlijk vond aan Johan was dat hij voortdurend zichzelf naar beneden haalde.
‘Ik ben nietswaardig, ik ben lelijk, ik lijd aan drie kwalen: ik ben jood, rijk en homoseksueel.’
In de biografie lees ik dat hij het tijdens de seks prettig vond als de jongemannen gingen kotsen.
Ieder zijn meug. Maar toch vroeg ik me af – terwijl ik heus wel weet dat Freud is gestorven en er niet meer toe doet – of er misschien een verband bestond tussen het herhaaldelijk, tot vervelens toe, aan iedereen vertellen dat hij zo lelijk was en het opwindend vinden dat mensen in zijn intieme nabijheid moesten overgeven.
Onlangs schoot me een lezing van Johan te binnen. (Iemand anders herinnerde mij eraan dat wij daar waren geweest.) Waar en hoe weet ik niet meer. Misschien was het in het Crea-gebouw. Het moet begin jaren zeventig zijn geweest van de vorige eeuw. Johan vertelde over Schoonheid, Estheticisme, Decadentie, Mario Praz, Byron, Shelley, Sade, allemaal onderwerpen die wij toen interessant vonden. Wat hij zei, weet ik niet meer. Maar wel herinner ik mij dat hij zijn excuses maakte voor het feit dat hij voor een zaal vol prachtige jonge mensen stond om te praten over Schoonheid en dat hij zo lelijk was. ‘U hoeft dan ook niet naar me te kijken, als u maar luistert.’ Ik denk dat de zaal lachte en iemand zei: ‘Nou, zo lelijk bent u niet.’ ‘Dank u, dank u, zeer vriendelijk’, zei Polak, en ik herinner me nog heel goed dat dit klonk als een teleurstelling. Toen dacht ik: hij wil natuurlijk niet de indruk wekken naar complimentjes te vissen, maar hij gebruikt dit als inleiding om iets te vertellen over Schoonheid die in the eye of the beholder is, et cetera. Maar nu denk ik wel eens dat we hem misschien een groter plezier hadden gedaan als we hadden gezegd: ‘U bent inderdaad walgelijk, wat een misselijkmakende kop hebt u. Ik moet ervan overgeven.’
Hij had het namelijk altijd over zijn lelijkheid. In die jaren spraken we daar onderling ook wel over en zeiden dan: ‘Hij is natuurlijk ook een ijdele nicht.’ Maar ik denk nu dat hij wilde, eiste, dat de ander hem zo zag. De meesten willen als mooi en aantrekkelijk gezien worden, maar hij juist als walgelijk. Waarom? Geen idee. Misschien heeft hij in zijn jeugd ooit een kotsende jongen gezien die hij op dat moment razend aantrekkelijk vond en die seksuele gevoelens bij hem opwekte waar hij niet goed raad mee wist. Nogmaals: ik ben geen Freud.
In de biografie las ik dat hij zich erg kwaad had gemaakt op mij nadat ik een lullig stukje had geschreven over enkele Nederlandse dichters. (Ik kan me er wederom niets meer van herinneren, alleen dat ik dat had gedaan.) Polak schreef een ingezonden brief naar Het Parool, en ik ging tegen hem tekeer in Propria Cures. Ik zal wel niet bijzonder verheffend zijn geweest.
Maanden later werd ik bij Athenaeum Nieuwscentrum op mijn schouder getikt. Het was Polak. Of ik even met hem wilde meelopen. Vervolgens zei hij dat wat ik over hem in Propria Cures had geschreven helemaal waar was. ‘Ik heb mij walgelijk tegenover u gedragen, ik had andere woorden moeten kiezen, u vindt mij terecht een weerzinwekkend sujet.’
‘Nou, dat valt wel mee…’
‘Nee, dat valt zeker niet mee!’
Direct daarna deed hij me een oneerbaar voorstel, waarbij ik slechts dacht: waar haal je het zelfvertrouwen vandaan om mij een seksuele dienst te vragen, terwijl je jezelf zo afkamt?