Per Kirkeby, Ohne Titel (Heracles),1979. Olieverf op doek, 209 x 250 cm © Peter Cox, Eindhoven / Collectie Van Abbemuseum

Het rechthoekige muurstuk van Sol LeWitt werd gemaakt in 1972. Het was een slanke, brede constructie. Enkele jaren later overwogen wij het te verwerven voor de collectie van het Van Abbemuseum. Ik zag hoe overzichtelijk het reliëf was, een schematische opbouw. Het zag er rustig en afgemeten uit, een hoekige groepering van open vierkanten. Allemaal wit, allemaal even groot. Eerst zag ik dus een gelijkelijk soort verloop van gelijkelijke rechthoeken – een beeld dat goed in het museum paste bij Mondriaans compositie in zwart en wit. De Mondriaan had ook een vierkante vorm. Natuurlijk dacht ik ook daaraan toen wij de verwerving overwogen van dit reliëf van Sol LeWitt. Als ik ze van een afstand bekeek, leken beide werken zelfs op elkaar. Gelijksoortige intenties. Het waren rechte lijnen die rechthoeken maakten. Ze begonnen met rechte hoeken. Dat was hun schema, dat eerst simpel leek maar geleidelijk aan complexer werd. Dan werd elk werk toch individueler in zijn uitdrukking. Ze bleken eigensoortig. Dat zag je als ze in het museum argeloos bij elkaar hingen.

Sol LeWitts constructie is een vorm die uit dertien vierkanten bestaat. Eerst leek het een vreemde rechthoekige slinger. Het hangt zomaar, zonder programma, aan de wand. Alle vierkanten zijn even groot. In de vierkante Mondriaan verdelen drie stukken zwart het witte vlak in vijf rechthoeken. Die passen in elkaar en niet één ervan is vierkant. Zo is het een stil schilderij van ongelijkheden binnen een enkele, roerloze vorm. Dat is het programma. Vlakbij zie ik ook de slinger van vierkanten van LeWitt daar hangen. Het hing op ooghoogte. Het werk heeft dan een vaste basis. Dat was een rij van vijf vierkanten, tegen elkaar, die onderlangs van links naar rechts bewoog. Bij het vijfde vierkant draaide de beweging haaks naar boven. Dat opwaartse verloop bestond uit nog eens vier vierkanten; dan volgt een hoek waarmee het verloop horizontaal naar rechts gaat.

Sol LeWitt, Untitled (Wall Structure), 1972. Beschilderd aluminium, 194,1 x 345,0 x 4,0 cm ; © Peter Cox, Eindhoven / Collectie Van Abbemuseum
Ik keek om ‘het schilderij te zoeken, in de veelspraak van kleuren’

Wat ik nu denk te zien is een rechthoekige beweging, in drie soepele passages van telkens vijf vierkanten. Die slingerbeweging gaat doorlopend van links naar rechts. Zij begint horizontaal. Bij het vijfde vierkant draait de beweging naar strak verticaal. Verderop, na weer een vierkant dat een hoek maakt, gaat de lijn horizontaal verder. Dan stopt de beweging. Het zijn dus, zo leek het, drie passages van telkens vijf vierkanten. Het is logisch om zo te kijken. Van hoek naar hoek, daartussen gelijke afstanden van vijf vierkanten. We zien dat zo omdat de vierkante draaipunten twee keer geteld worden. We zien vierkanten dus dubbel.

Dat lijkt op verwarring. Het verloop van de vierkanten is ook dubbelzinnig omdat alle vierkanten even groot zijn. Ze zijn gelijk van beweging. Daarom is ook dubbelzinnig hoe we de vorm van het werk eigenlijk lezen. Ik zou bijvoorbeeld eerst de verticale sectie in het midden kunnen zien. Dat zijn vijf vierkanten op elkaar. Onderaan gaan er dan vier naar links, bovenin weer vier naar rechts? Of kijken we toch niet symmetrisch? Zoals de vierkanten in het muurwerk daar hangen, vorm en gewicht en kleur hetzelfde, is hun verloop op meerdere manieren te lezen. Van links naar rechts, of juist omgekeerd, of verschillend in segmenten. Zo verschillend in opbouw is het werk door LeWitt ook in elkaar gezet. Eigenlijk heeft de structuur geen vaste vorm. Wel heeft het een geheimzinnige energie. Er is nog iets: als ik er lang naar kijk, lijkt de slinger van vierkanten als melodie in beweging te komen. Die is geruisloos maar wel te zien. Het is een breed werk, daarom hangt het meestal ruim en op zichzelf aan de wand. Daar zie ik van begin tot eind een meeslepend vierkant verloop. Het bewoog, het gleed, langzaam, soms sneller.

Piet Mondriaan, Composition en blanc et noir II, 1930. Olieverf op doek, 50,5 x 50,5 cm © Peter Cox, Eindhoven / Collectie Van Abbemuseum

Op een dag kwam er in het museum een nieuw werk in huis van Per Kirkeby. Het was een ruim schilderij waarin zich compacte passages ontplooiden van breed geveegde kleur. De kleuren kwamen voorbij als een rivier van interrupties. Dat de gekleurde verfgebaren zo gestaag bewogen, zag ik ineens toen het landschap in de buurt hing van LeWitts witte reliëf. Ik stelde me in het schilderij ook een ritmering voor en een melodie. Zo zag ik de kleuren ook: als hoekige, tegelijk melodische bewegingen van verf. Ik keek heen en weer tussen LeWitt en Kirkeby. Ik keek om ‘het schilderij te zoeken, in de veelspraak van kleuren, het te vinden tussen het bleke groen en het bruine oranje, waaroverheen een donkerrood zich welft. Zag het schilderij verdichten in het blauwe midden, daarachter het groen en daaroverheen het wit, of ook een donker blauwgroen in een hoek en grijzig geel in de diepte: zelfbewust bewegen, de horizon onderzoeken, de spiegel verbrijzelen: de terugblik ver naar voren.’ Dit laatste stuk tekst heb ik in 1982 geschreven in de catalogus van Kirkeby’s tentoonstelling in Eindhoven.