Wat hebben de auteur van de populaire jeugdboekenreeks de Twilight Saga, de ceo van Pepsi-Cola en George Soros met elkaar gemeen, behalve een banksaldo om jaloers op te zijn? Ogenschijnlijk weinig. De eerste, Stephanie Meyer, is een streng gelovige mormoon uit Connecticut. De tweede, Indra Nooyi, is een wiskundige afkomstig uit Madras en de joodse Soros werd geboren in Hongarije, overleefde de Tweede Wereldoorlog en werd ’s werelds meest bekende filantroop. Het antwoord is dat ze alle drie worden gebruikt als voorbeeld door Amy Chua en haar man in hun nieuwe boek The Triple Package, dat belooft ‘al onze ideeën over succes en prestatie overhoop te gooien’. Meyer, Nooyi en Soros behoren volgens Chua alle drie tot een culturele minderheid die bovengemiddeld succesvol is.

Het gebrul van de tijgermoeder klinkt kortom weer. En deze keer krijgt niet haar kroost, maar de hele Amerikaanse samenleving een lesje over de weg naar succes. De Chinees-Amerikaanse hoogleraar rechtswetenschap maakte twee jaar geleden furore met haar boek Strijdlied van de tijgermoeder, waarin ze een opvoedmethode propageert die een jeugd in een Victoriaans weeshuis gezellig doet lijken. Het boek is een verslag van de ‘Chinese opvoeding’ die haar dochters kregen: een verbod op feestjes bij vriendinnen, nooit televisie maar altijd studeren en verplicht urenlang oefenen op viool en piano.

Strijdlied toonde hoe genadeloos tijgermoeder Chua is. Ze werd boos als een van haar kinderen thuiskwam met minder dan een tien op het rapport, dreigde knuffels te verbranden in reactie op ongehoorzaamheid en maakte haar dochters uit voor ‘vuilnis’. Al deze tucht was natuurlijk liefdevol bedoeld. Alleen zo konden Lulu en Soso de discipline aanleren die nodig is om te excelleren. ‘Ik wurg ze voor negen-tiende, maar die ene tiende ruimte om te ademen zal ze groot maken’, is het motto dat bij een opvoeding in Chua-stijl hoort.

In een tijdperk waarin veel westerse ouders toch vooral vriendjes met hun kinderen willen zijn, blies Strijdlied van de tijgermoeder recht tegen de wind in. Ook in Nederland gruwden ouders van de ruwe disciplinering in het huishouden van Amy Chua. Is geluk niet veel belangrijker dan succes? was de vraag die Chua meestal woedend voor de voeten werd geworpen. Nu hoef je geen Freud te heten om te snappen dat woede een uiting is van dieper liggende angsten. In de ophef over het boek school de angst voor China als opkomende wereldmacht en een Westen dat langzaam wegzakt.

Chua gooide het erop dat ze verkeerd werd begrepen. Het boek was een parodie op zichzelf, zo vertelde ze in het ene interview. Het was een memoire, geen handleiding voor ouders, zei ze in het andere. Maar uiteindelijk hield ze voet bij stuk. ‘Als ik een toverstok had, zou ik natuurlijk kiezen voor geluk boven succes’, schrijft Chua op haar Tijgermoeder-website. ‘Maar het is een harde wereld, en waardering voor jezelf verdien je niet zo maar.’ Als ze Lulu en Soso opnieuw zou opvoeden, dan zou ze het niet veel anders doen, was de conclusie.

Afro-Amerikanen en latino’s laten zich volgens Chua en Rubenfeld te veel leiden door impulsen en genotzucht

Samen met haar man Jed Rubenfeld voegde Chua een nieuw couplet aan het strijdlied toe: het onlangs verschenen The Triple Package. Het boek draait om de vraag die velen bezighoudt sinds we in meritocratie geloven: waarom eindigt de één boven aan de maatschappelijke ladder, en blijft de ander hangen onderop?

De joodse Rubenfeld, voor alle duidelijkheid, is geen Chinees, maar hij is op alle punten het mannelijke evenbeeld van Chua. Net als zij is hij hoogleraar aan de rechtenfaculteit van Yale University. Net als zij behoort hij, als we het echtpaar moeten geloven, tot de prestatiegerichte culturen. Hier is het lijstje ‘culturele groepen’ in de Verenigde Staten die volgens Chua en Rubenfeld over de triple package beschikken en daarom gemiddeld meer verdienen, naar betere universiteiten gaan en vaker Nobelprijzen in de wacht slepen dan de rest van de bevolking: Indiërs, Chinezen, Iraniërs, joden, mormonen, Cubanen, Nigerianen en Libanezen.

Wat deze groepen met elkaar gemeen hebben is 1) dat ze zichzelf superieur achten; 2) dat ze onzeker zijn, en 3) dat ze hun impulsen kunnen beheersen. Ziedaar de ‘triple package’, oftewel een groepscultuur die haar leden ‘buitengewoon bereid maakt en in staat stelt om het in de toekomst helemaal te maken’. In een voetnoot valt te lezen dat de omstandigheden wel gunstig moeten zijn. ‘De meeste joodse Amerikanen beschikten waarschijnlijk over the triple package voordat ze naar de VS gingen, maar in de sjtetls van Oost-Europa hadden ze er niet veel aan’, schrijven Chua en Rubenfeld.

Punt 1, het superioriteitsgevoel, laat zich het meest eenvoudig uit de doeken doen. Chinezen krijgen ingestampt dat zij een superieur volk zijn dat het buskruit ontdekte en uit porseleinen kopjes dronk terwijl de barbaren in het Westen nog met een houten nap in de knuisten zaten. Joden en mormonen zijn door God uitverkoren. Indiërs in Amerika komen vooral uit de hogere kaste. Iraniërs zijn erfgenamen van de Achaemenidische beschaving die het Romeinse Rijk naar de kroon stak. Cubanen zijn geen latino’s, het voetvolk dat de Amerikaanse samenleving draaiende houdt. Iedere groep heeft een verhaal over de eigen verheven status dat ze graag over zichzelf vertelt, zeker als het helpt om houvast krijgen in een vreemde samenleving. Kinderen in die triple package-gezinnen krijgen te horen dat ze aan hun stand verplicht zijn om uit te blinken en worden eindeloos gedrild om goede cijfers te halen.

Dit superioriteitscomplex gaat een vreemd huwelijk aan met punt 2 op het lijstje, onzekerheid. ‘De triple package-culturen worden of werden allemaal geminacht en achtergesteld in Amerika’, schrijven Chua en Rubenfeld. Het lijkt een tegenstelling: mensen met een triple package voelen zich tegelijk superieur en onzeker. Maar het is juist die cocktail waarop ze naar de top stomen. Het schrille contrast tussen hun illustere achtergrond en hun zwakke status als immigrant maakt een enorme geldingsdrang los.

Cultuur heeft in Chua’s betoog ras vervangen, maar het resultaat is hetzelfde: er valt niets aan te veranderen

Bij punt 3 van de triple package, het vermogen om bevrediging uit te stellen, wordt het ijs echt glad. Sommige culturen kunnen zich nu eenmaal beter beheersen dan andere, is de stelling van Chua en Rubenfeld. Het hoofdstuk over zelfbeheersing draait vooral om Oost-Aziaten, die spaarzaam zijn, zich minder snel overgeven aan drugs en drank en geen uitstelgedrag vertonen. Het staat er niet met zoveel woorden, maar culturen zonder triple package (Afro-Amerikanen, latino’s en witte Anglo-Amerikanen) laten zich te veel leiden door hun impulsen en genotzucht. Sowieso is de glansrol in The Triple Package weggelegd voor Aziatische Amerikanen, en die met Chinese wortels in het bijzonder. Van alle culturen beschikken zij toch wel over de allergrootste dosis triple package, aldus Chua en Rubenfeld. En dat kan soms absurde vormen aannemen. Alleen bij de Chinezen tref je ouders die kun kinderen ‘Princeton Wong’ of ‘Yale Chang’ noemen.

Pas op, waarschuwen Chua en Rubenfeld, de triple package kan ook pathologisch worden. De angst nooit goed genoeg te zijn en doorgeslagen materialisme liggen op de loer. En de culturele bagage is lastig door te geven. De kinderen van succesvolle ouders hebben immers niet meer te kampen met de achterstelling die hun ouders motiveerde om zichzelf te bewijzen. In die zin is The Triple Package een nawoord bij Strijdlied van de tijgermoeder. Soso en Lulu (het boek is aan hen opgedragen) waren misschien ook wel gemakzuchtig geworden. Maar gelukkig zit de oudste nu op Harvard en overweegt de tweede of ze ook daarnaartoe zal gaan. Beiden zijn vrolijk twitterende schoonheden waarmee je voor de dag kunt komen. De Chinese tucht lijkt vruchten af te werpen.

Was het geopolitieke ondertoontje over een slap Westen en een gedisciplineerd Oosten in Strijdlied van de tijgermoeder nog tussen de regels te vinden, in The Triple Package ligt het er dik bovenop. Amerika was ooit een triple-package-natie die zich met spaarzaamheid en vlijt opwerkte tot supermacht, weeklagen Chua en Rubenfeld in het slothoofdstuk. Tegenwoordig is het ‘instant gratification’ wat de klok slaat en is het verval overal te zien: een hoge staatsschuld (er zit een sterk Republikeins bijsmaakje aan The Triple Package), tienerzwangerschappen en het onverkwikkelijke feit dat ‘Amerikanen meer uitgeven aan chips dan aan onderzoek naar energievraagstukken’.

Het lezen van The Triple Package is als luisteren naar de reactionaire oom die tijdens een verjaardagsfeest het gesprek domineert. De verkondigde algemeenheden klinken aannemelijk, je kent zelf voldoende voorbeelden die in het verhaal passen en voor je het weet zit je instemmend te knikken. Maar ergens knaagt het. Het magische ingrediënt dat het betoog van Chua en Rubenfeld pakkend maakt, is het buiten de deur houden van tegenbewijs. En dus regent het verhalen over succesvolle Chinezen/joden/mormonen die ceo/professor/beroemd kunstenaar zijn geworden. Afwezig zijn de vertegenwoordigers van die groepen zonder opzienbarend succesverhaal. Logisch, want van de miljoenen die met hun triple package ergens in een doorsnee wijk een doorsnee leven leiden, heeft niemand gehoord. Ze komen niet voor in krantenstukken, de Forbes 500 of de kennissenkring van Chua en Rubenfeld. Had dit duo echt een uitdaging willen aangaan (iets waarvoor ze dankzij hun culturele bagage bijzonder goed geëquipeerd zijn), dan hadden ze ook onderzoek gedaan naar mensen die ondanks hun package bij de schuldsanering zijn beland.

Net als bij Strijdlied van de tijgermoeder spoelde er na het verschijnen van The Triple Package een golf van kritiek over Chua en haar man heen. In academia luidde de consensus dat het betoog op wetenschappelijk drijfzand rust. ‘Correlatie betekent nog geen causatie’, zo vatte een hoogleraar van University of California het probleem samen. The Economist zette het boek weg als een ‘empty package’ wegens een gebrek aan oplossingen om de achterstand van groepen zonder triple package goed te maken. Online tijdschrift Slate liet zien hoe Chua en Rubenfeld hun data zo hebben geselecteerd dat hun argumentatie sluit. De sociaal-economische achtergrond van de succesvolle migranten en hun reden om naar de Verenigde Staten te emigreren, bijvoorbeeld, worden grotendeels genegeerd in The Triple Package. De cijfers die worden gebruikt om de hoge inkomens van migranten aan te tonen, komen vooral uit Manhattan, waar zo ongeveer iedereen bovengemiddeld veel verdient.

Zou The Triple Package ook met Nederlandse voorbeelden opgebouwd kunnen worden? Lastig

En toch is The Triple Package interessant, niet vanwege de wankele theorieën van Chua en Rubenfeld, maar vanwege het debat dat ze losmaakten. The Nation zag het boek als een voorbeeld van nieuw omgekeerd racisme. ‘Generaliseren over Afro-Amerikaanse of Hispanic cultuur blijft not done, maar de afgelopen tien jaar is het steeds normaler geworden om de vermeende culturele superioriteit van de verschillende “voorbeeldminderheden” te benadrukken.’ Dit geluid was op meer plekken te horen. Jazeker, Chua en Rubenfeld manoeuvreren uiterst behoedzaam om ‘ras’ heen. Door over cultuur te spreken wordt de angel eruit gehaald, maar impliciet in hun betoog zit een hiërarchie der volken.

Het is de vraag hoe nieuw dit omgekeerd racisme werkelijk is. The Triple Package is het zoveelste boek dat maatschappelijke ongelijkheid probeert te vangen met het sleepnet ‘cultuurverschillen’. Conservatieve denkers in het Amerika van de jaren zestig kwamen op de proppen met het ‘achievement syndrome’, de theorie dat protestanten, joden en Grieken meer hun best deden om wat van hun leven te maken dan bijvoorbeeld Italianen en Frans-Canadezen (beiden rooms-katholiek, natuurlijk). Halverwege de jaren negentig kwam de libertaire econoom Thomas Sowell op de proppen met zijn analyse dat, onder anderen, Duitsers, Japanners en Italianen over de ondernemende cultuur beschikten die Amerika groot maakte. Samuel Huntington schreef, behalve het beroemde Clash of Civilisations, over de problematische ‘latino-cultuur’ die initiatiefloos zou zijn en te weinig nadruk legt op presteren. Het Europese continent kreeg een eigen portie geserveerd door de Duitse bankier Thilo Sarrazin die onderscheid maakt tussen immigranten die Duitsland vooruit helpen (joden en Vietnamezen) en culturen die ervoor zorgen dat Duitsland ‘zichzelf afschaft’ (Turken vooral). In Nederland is sinds Pim Fortuyn ‘de islam als achterlijke cultuur’ een bedroevend onderdeel van het publieke debat.

Zo bezien is The Triple Package vooral een nieuwe manier om een oud verhaal te vertellen. De groepen die op het schild worden gehesen wisselen van tijd tot tijd (al komen Afro-Amerikanen, latino’s en Slaven schijnbaar nooit in aanmerking), maar de onderliggende boodschap blijft dezelfde: er zijn goede minderheden die hard werken en de sociale voorzieningen met rust laten en er zijn minderheden die weinig presteren en oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers. Cultuur heeft in dit betoog ras vervangen, maar die cultuur is zo ‘ingesleten’ dat het resultaat hetzelfde is: er valt niets aan te veranderen.

In de storm van kritiek blijft er van The Triple Package weinig over. De methodologische basis is gammel en de inhoud bestaat vooral uit stereotypering. Gestript van wetenschappelijke onderbouwing en een spannende boodschap (‘Wat succes écht verklaart’ is de wervende ondertitel) is het een boekje over succesvolle mensen geschreven door succesvolle mensen die naadloos in hun eigen theorie passen. En dat is, zoals The New York Times constateerde, behoorlijk saai. Maar wat ook overblijft zijn een aantal feiten (iets waar Chua en Rubenfeld dol op zijn: hun favoriete ankeiler van een alinea: ‘Het is gewoon een feit dat…’) over de vertegenwoordiging van minderheden in de top van het bedrijfsleven, de culturele sector en de wetenschap. Dat is de reden waarom het goed is dat er in april een Nederlandse vertaling verschijnt (De drieslag, uitgeverij Nieuw Amsterdam). The Triple Package werpt namelijk interessante vragen op over de Nederlandse samenleving.

Hier is een gedachte-experiment: zou The Triple Package ook met Nederlandse voorbeelden opgebouwd kunnen worden? Lastig. De onderlinge verschillen tussen de groepen waar het Chua en Rubenfeld om te doen is, zijn hier nauwelijks te vinden. Hier is de verdeling simpel: alle minderheden, van de eerste tot de jongste generatie, hebben een achterstand ten opzichte van de autochtone bevolking. Ook naar het andere wapenfeit van het duo, de vele ceo’s, hoogleraren en andere figuren aan de top met buitenlandse wortels is het hier met een lampje zoeken. Het aandeel allochtonen in het hoger management hangt ergens tussen de één en twee procent. De diversiteit aan de top van de universiteiten is een lachertje.

Hoe zouden deze verschillen te verklaren zijn volgens het Chua-Rubenfeld-model? Zouden ‘onze’ immigranten hun triple package thuis achterlaten? Krijgen wij alleen de Chinezen zonder superioriteitscomplex? Onzin natuurlijk. Maar wat dan wel? Een deel van de verklaring ligt in wat Chua en Rubenfeld buiten zicht houden: de door hen geïdealiseerde voorbeelden waren in het land van herkomst ook onderdeel van de elite. Nederland heeft relatief meer laagopgeleide immigranten. Maar hier komt ook die voetnoot in The Triple Package om de hoek kijken: je kunt nog zoveel innerlijke drive hebben, maar als de maatschappelijke omstandigheden ongunstig zijn wordt de top niet gehaald. In 1989 constateerde de wrr een stelselmatige ondervertegenwoordiging van allochtonen en 25 jaar later is er nauwelijks wat veranderd. De verklaringen zijn al jaren dezelfde: bedrijven nemen vooral mensen aan die het bestaande werknemersbestand weerspiegelen, en witte hoogopgeleiden hebben homogene sociale netwerken die ze van universiteit naar bedrijfsleven helpen.

In vergelijking met het ieder-voor-zich-kapitalisme aan de overkant van de Oceaan wordt Nederland vaak opgevoerd als een oase van gelijkheid. Maar bezien door de bril van The Triple Package gaat die bejubelde gelijkheid hand in hand met een gammele maatschappelijke ladder die minderheden ervan weerhoudt richting top te klimmen. Hier toont zich een schaduwzijde van de egalitaire verzorgingsstaat. Laat de tijgermoeder de volgende keer haar tanden eens dáár in zetten.


Beeld: New York, april 2011. Amy Chua, dochters Soso en Lulu en Jed Rubenfeld arriveren bij het Time 100-gala, voor de honderd meest invloedrijke mensen in de wereld (Stephen Lovekin/Getty Images).