Net toen mijn relatie met Ellen zich in gunstige zin leek te ontwikkelen begon ze kuren te vertonen. Dingen achterhouden, een soort… onwil, ik kan het niet anders noemen, aan de ene kant afwezigheid en ondertussen wel de hele tijd om aandacht vragen. Ze is de slechtste autonavigatie die ik ooit heb gehad, ondanks haar vriendelijke Vlaamse computerstem die door de fabrikant als ‘Ellen’ wordt omschreven, terwijl ik zelf eerder naar Lieve neigde en mijn redacteur, toen ik haar ophaalde van station Zwolle, een Belgische collega in haar meende te herkennen.
Ik kies altijd een vrouwenstem voor de navigatie. Ik denk niet alleen omdat ik die stemmen beter hoor, maar ook – ik geef het grif toe – omdat ik mij niet door een vent laat zeggen hoe ik moet rijden. Ja, tot ziens Bart, ga jij maar iemand anders lastigvallen. Ik heb Beatrijs gehad, die klonk als een hockeydame, eentje die volgens mijn kinderen Julie heette en nogal nerveus deed als ik eens een keer niet naar haar luisterde en dan was er nog Tinkerbell, door mijzelf zo genoemd omdat zij op een kwetsbaar moment in mijn leven kwam en even tedere als wellustige gevoelens opriep.
Waarom Ellen ineens de kont tegen de krib gooide, weet ik niet. Volgens mij had ik niets gedaan, maar dat zeggen mannen wel vaker als het misgaat. Het beste leek mij om eerst maar eens voorzichtig aan onze relatie te sleutelen, hoewel ik ook wel weet dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken. Maar je wilt niet meteen grof geschut aanslepen.
Het belangrijkste probleem was dat Ellen het van het ene op het andere moment vertikte om verkeersinformatie door te geven en er daarentegen wel op stond om tekstberichten voor te lezen die op mijn iPhone binnenkwamen. Dat laatste wilde ik niet en het eerste wel en het was mij een raadsel waarom Ellen juist het omgekeerde deed. Reed ik net een niet door haar gemelde file bij Utrecht in, begon zij met haar computerstemmetje te jengelen dat er een tekstbericht was van nul.zes.weetikveel en of ze dat zou voorlezen. ‘Nee, Ellen!’ riep ik dan, waarop zij reageerde door dat tekstbericht te reciteren.
Ik kan niet verhelen dat de irritaties zo hoog opliepen dat we verdomd veel op een verzuurd oud echtpaar begonnen te lijken. Het was een en al ‘ach, hou je kop’ en ‘dat maak ik zelf wel uit’ versus ‘nu omkeren!’.
Het was duidelijk tijd voor ingrijpende maatregelen. Op een avond nam ik haar op schoot en drukte aarzelend op de systeem-resetknop. Of ik alle instellingen wilde wissen. Ik aarzelde. Wilde ik dat eigenlijk wel? We hadden toch ook goede tijden gehad. Was er echt geen manier om zonder… Ik schudde mijn hoofd. Ik wist wel beter. Hier restte niets dan door de zure appel heen bijten en helemaal opnieuw beginnen. Ik drukte op ‘ja’ en dacht aan 2001 A Space Odyssey en hal die, terwijl zijn geheugen wordt verwijderd, met een stem vol zacht verwijt zegt: ‘My mind is going. There is no question about it. I can feel it.’ Ik hoopte dat Ellen nu niet een liedje uit haar digitale kindertijd ging zingen. Ik wist niet of ik het dan droog zou houden.
Een half uur en veel gedruk op knoppen later waren Ellen en ik nog verder van huis. Virtueel dan, want ik zat op de bank met in mijn ene hand Ellen, de telefoon in de andere en een iPad naast mij om internetfora af te schuimen waar anderen met gelijksoortige problemen kampten. Ik was er bijna aan toe om een praatgroep op te richten voor mensen die in een psychische knoop waren geraakt door onwillige digitale personages, toen ik besloot dat het genoeg was geweest. Sinds de opkomst van de computer heb ik braaf het idee aangehangen dat het altijd de gebruiker is die fout zit, want de computer is een logische machine en god weet dat wij dat niet zijn. Maar in die overtuiging was een paar weken eerder al de klad gekomen toen ik ergens wilde parkeren en mijn parkeerapp meldde: ‘Waarschijnlijk gratis’.
Waarschijnlijk gratis? Dat is net zoiets als ‘een beetje zwanger’. Waarschijnlijkheid is iets uit de kansberekening en ik zie niet in waarom parkeertarieven daaronder vallen. Tenzij het parkeren afhankelijk is van het weer, het humeur van de wethouder die infrastructuur in de portefeuille heeft of het resultaat van het potje dobbelen waarmee de plaatselijke parkeerdienst de dag begint. ‘Twee vijven, mannen, dat wordt een duur dagje voor de toeristen!’
Waarschijnlijk gratis is een vorm van digitale homeopathie. Net als de voortgangsbalk als de computer even iets aan het doen is. Zo’n balk fluctueert hevig tussen ‘nog 4 uur’ en ‘ongeveer 26 minuten’. Het is duidelijk dat het systeem niet verder kijkt dan zijn neus lang is en bij elk obstakel, of gebrek daaraan, de verwachting manisch bijstelt. Het is behaagziek en paniekerig op hetzelfde moment.
Ik weet dat mij nu de gang naar de helpdesk rest. Daar zal iemand mij uitleggen dat er een omweg is waardoor Ellen weer zal doen wat ik wil. Of waarschijnlijker: dat ik haar moet opsturen voor onderzoek. In dat laatste geval kan het lang duren voor ze weer terugkomt.
Er bestaat een grote kans dat ik de komende weken over ongebaande paden en door mij onbekende steden rijd, op zoek naar een plek die ik nooit zal vinden, zonder het zachte verwijt van een stem die zegt dat ik moet omkeren.