In Irak, Pakistan, Afghanistan en Indonesië roepen leiders van verschillende radicale islamitische groeperingen steeds vaker op tot de jihad. En onlangs riep de tweede man van al-Qaeda, de Egyptische dokter Al-Zawahiri, via een op al-Jazeera uitgezonden videotape op tot een onvoorwaardelijke gewapende strijd tegen de ongelovigen overal ter wereld. Desondanks verschenen begin oktober in Egypte twee opmerkelijke pamfletten waarin het huidige geweld juist als onislamitisch wordt beschreven en waarin de methodes van al-Qaeda en andere radicale islamitische groeperingen streng worden veroordeeld.

Het is niet voor het eerst dat groepen moslims, onder verwijzing naar koran en traditie, het geweld van andere moslims tegen ongelovigen of tegen de staat verwerpen. Wat de twee recente publicaties Tafgirat al-Riyadh (De bomaanslag op Riad) en Nahr al-Zikriyat (Rivieren van herinnering) bijzonder maakt en wat de enorme opwinding in de Arabische wereld verklaart, is dat ze afkomstig zijn van de Soura Council, het overkoepelende orgaan van de Gamaa Islamiya, een van de belangrijkste islamitische bewegingen in Egypte. De gewapende tak van de Gamaa Islamiya was onder andere verantwoordelijk voor de aanslag op wijlen president Sadat van Egypte, en leden van deze groepering pleegden tussen 1978 en 1990 in het hele land tientallen aanslagen op politieposten en overheidsgebouwen. Ook de bloedige aanslag op een bus met toeristen in Luxor werd door deze groep uitgevoerd. De strijd tussen deze beweging en de Egyptische staat resulteerde erin dat duizenden militante moslims werden opgepakt. De daders van de aanslag op Sadat en een aantal militanten die politieagenten vermoordden werden ter dood veroordeeld, de rest kreeg lange gevangenisstraffen opgelegd.

Ook een van de geestelijk leiders van de Gamaa, Karem Zohdi werd begin jaren tachtig opgepakt vanwege zijn aandeel in de moord op Sadat. Na een omstreden proces achter gesloten deuren werd hij door een militair tribunaal tot een gevangenisstraf van 22 jaar veroordeeld. Een deel van de strijders van de Gamaa en andere militante bewegingen, zoals de Islamitische Jihad, wist echter uit Egypte te ontsnappen en trok naar Tsjetsjenië en Afghanistan om daar verder getraind te worden in de strijd tegen de ongelovigen. Onder hen bevond zich ook dokter Al-Zawahiri.

Terwijl iedereen vreesde dat onder leiding van Karem Zohdi en Assam Abd al-Maged, een andere gevangengenomen Gamaa-leider, het proces van radicalisering zich in de gevangenis zou voortzetten, is, zo blijkt achteraf, het tegendeel gebeurd. Een reconstructie maakt duidelijk dat Zohdi vermoedelijk al in 1997 via een uit de gevangenis gesmokkeld bericht bekend heeft gemaakt — zowel aan zijn gevangen kameraden als aan de staat — dat de leiders van de Gamaa het geweld inmiddels hadden afgezworen. Montasser al-Zayat, de advocaat van Zohdi en andere kopstukken van de Gamaa, zei daarover onlangs in een interview in het gezaghebbende dagblad al-Ahram het volgende: «De overheid zal dit nooit toegeven, maar omdat na deze verklaring van Zohdi er een jaar lang geen aanslagen meer werden gepleegd, heeft de staat in 1998 een groot aantal maatregelen genomen waardoor de gevangen moslims meer vrijheden kregen. Zo konden zij sindsdien met elkaar communiceren en werden de meeste eenzame opsluitingen opgeheven. Dat maakte het weer mogelijk dat in 2000 en 2001 in een gevangenis vlak buiten Cairo een aantal bijeenkomsten kon worden georganiseerd. Op die bijeenkomsten waren niet alleen alle topstukken van de Gamaa aanwezig, maar ook enkele geestelijk leiders van de Azhar, de belangrijkste islamitische instelling in Egypte. In die gesprekken stond de rol van het geweld als middel om de ideale islamitische staat te bereiken centraal. Toen is ook de basis gelegd voor de nieuwe ideologie waarvan de contouren nu in deze twee publicaties zijn weer gegeven.»

Ongeveer eenderde deel van de publicatie Nahr al-Zikriyat is gewijd aan de gebeurtenissen op elf september 2001. «Wij veroordelen wat op 9/11 is gebeurd. Deze gebeurtenis is rampzalig voor de islam en voor de moslims overal op de wereld. Er is in de koran en in de hadith («de traditie», een verzameling spreuken en uitspraken die aan de profeet Mohammed worden toegeschreven — jv) geen enkele rechtvaardiging te vinden voor de laffe moord op vrouwen, buitenlanders en ouderen.» Daarna volgen argumenten tegen geweld die allemaal worden onderbouwd met passages uit de koran en de hadith. Alleen wanneer een moslim in zijn eigen land wordt aangevallen mag hij zich verdedigen, zo lijkt het nieuwe standpunt van de Gamaa Islamiya te luiden. Zonder het hardop te zeggen verwerpt men hiermee het idee van een supranationale islam. Daarmee wordt enorm afgeweken van wat in de meeste fundamentalistische groeperingen als het ideaal wordt beschouwd: een islamitische staat voor alle moslims. Om dat ideaal te bereiken is een actieve strijd niet alleen gerechtvaardigd, maar zelfs een noodzaak.

Het nieuwe standpunt heeft voor nogal wat ophef gezorgd. Een van de consequenties is namelijk dat de leiders van de Taliban, al-Qaeda en andere gewelddadige moslimbewegingen worden veroordeeld vanwege hun daden. Hun handelen wordt op een aantal punten ronduit onislamitisch genoemd. Osama bin Laden heet in een passage «een misleide geest» en in een andere zelfs een moordenaar.

Veel westerse analisten hebben intussen hun twijfels geuit over de werkelijke waarde van deze publicaties. Maar voor hun stelling dat het slechts gaat om een cosmetische verandering en dat het een kwestie van tijd is voordat men opnieuw het geweld zal omarmen, is tot nog toe geen enkele aanleiding. Sterker nog, de Egyptische overheid heeft intussen meer dan duizend wegens terrorisme veroordeelde Gamaa-leden vroegtijdig vrijgelaten.

In fundamentalistische kringen is ook bezwaar gerezen tegen het nieuwe standpunt. Men verwijt de Soura Council zelfs dat ze de moslimzaak heeft verraden. Zohdi en anderen zouden gezwicht zijn voor (financiële) aanbiedingen van de overheid. Dat er achter de schermen zeer druk is onderhandeld tussen vertegenwoordigers van de Egyptische overheid en leden van de Soura Council staat inderdaad vast. De verschijning viel niet toevallig samen met de vrijlating van de gevangenen. En ook Zohdi en Abd al-Maged zelf hebben van deze amnestie geprofiteerd, net als Gamaa-leider Fouad al-Dawalibi die zeker nog vijf jaar celstraf had uit te zitten.

Volgens advocaat Al-Zayat is er geen sprake van persoonlijk financieel gewin bij Zohdi of anderen. «De Soura Council is zeer duidelijk geweest in haar uitspraken en in principe moeten de individuele leden zich hieraan houden. De regering vertrouwt daarop en op basis daarvan zijn deze Gamaa-leden nu vrijgelaten. De Egyptische overheid zou dat nooit gedaan hebben als ze niet absoluut overtuigd was van het feit dat deze mensen geen gevaar meer vormen voor het regime.»

Officieel wil de Egyptische regering nog niet toegeven dat de Gamaa-leden zijn vrij gelaten vanwege de ideologische ommezwaai. Volgens de woordvoerder van het ministerie van Justitie zijn de meeste moslimfundamentalisten vrijgelaten onder een grote amnestieregeling die was uitgeroepen ter gelegenheid van de dertigste herdenking van de Oktoberoorlog met Israël. De minister van Binnenlandse Zaken Habib al-Adli, belast met interne veiligheid, liet in het in Londen verschijnende weekblad Al-Hayat echter door schemeren dat de nieuwe verhouding tussen de staat en de Gamaa wel degelijk aan de basis van de vrijlatingen heeft gestaan. Wat hem betreft hadden de leden van de Gamaa overduidelijk aangegeven dat zij het geweld afwijzen en dat zij vanaf nu hun doel op een vreedzame manier willen nastreven. Voldoende redenen om hen verder als vrije burgers te behandelen.

De hoop van velen in Egypte is dat de veranderde opvatting van de Gamaa niet alleen een louterende invloed zal hebben op andere militante bewegingen in Egypte zelf, maar dat de Gamaa haar invloed ook in de regio zal aanwenden om vertegenwoordigers van gewelddadige stromingen op andere gedachten te brengen. Mohammed Saleh, hoofd redacteur van Al-Hayat: «Heel veel fundamentalistische bewegingen in het Midden-Oosten hebben hun ideologie in het verleden ontleend aan die van de Gamaa, en in een aantal groepen spelen (ex-)Gamaa-leden of lieden die binnen de Gamaa gevormd zijn zelfs een belangrijke rol. Bijvoorbeeld in al-Qaeda en in de Indonesische zusterpartij van de Gamaa. Misschien zet het feit dat de huidige leiders van de Gamaa in Egypte zo’n drastische ommezwaai hebben gemaakt en geweld niet langer als middel hanteren ook hen aan het denken. Het is natuurlijk niet gezegd dat andere gewelddadige groepen nu ook onmiddellijk de wapens zullen neerleggen, maar het is een krachtig signaal en er wordt in alle groeperingen heftig over gediscussieerd.»

Niet alleen binnen de fundamentalistische beweging zelf, maar over de volle breedte van de Egyptische samenleving wordt nu over dit onderwerp gediscussieerd. Vrijwel alle Egyptische dag- en weekbladen hebben aandacht besteed aan het onderwerp. Zelfs het regeringsgezinde dagblad al-Ahram had er onlangs een hele pagina met ingezonden stukken over.

De enigen die nog zwijgen zijn Zohdi en de andere vrijgelaten Gamaa-leiders. «Hun reactie komt binnenkort», aldus Zohdi’s advocaat Al-Zayat. «Zohdi was en is een publiek figuur en hij zal zeker zijn nieuwe standpunt in het openbaar willen verdedigen.»