Het probleem van de ijdelheid bijvoorbeeld. Beauvois speelt niet zomaar zelf de hoofdrol in zijn film, nee, hij is alomtegenwoordig. Zijn personage bepaalt de handeling van het eerste tot het laatste beeld in een film van goed twee uur. Hij tart de toeschouwer door een karakter neer te zetten dat nauwelijks sympathiek te noemen is. Hij is lastig, egocentrisch, humeurig en wispelturig. Kortom, weinig charmant. Tevens vormt dit echter de kracht van de film. Beauvois zoekt het uiterste en neemt zijn toeschouwers mee op sleeptouw in de onderwereld. Hij begint als de student kunstgeschiedenis Benoit die het zonde van zijn tijd vindt om in dienst te gaan. Hij probeert de bekende trucjes om de legerpsychiater te misleiden, maar dan begint het al mis te gaan. De psychiater wil er niet in trappen, maar wat deze niet door heeft, is dat het spel voor de student allang ernst is geworden. Een gespeelde geestesgestoordheid, een gespeelde drugsverslaving en een gespeelde zelfmoordpoging zijn feitelijk nauwelijks gespeeld. Het spel is ernst geworden en er is dan al geen weg meer terug. Al voordat Benoit hoort dat hij aids heeft en dus onmiddellijk uit dienst kan vertrekken, is zijn persoonlijkheid al volledig uit balans. Vanaf dit moment zoekt en vindt de film steeds een nieuwe overtreffende trap voor de trucjes en de spelletjes van het begin. Zo leidt de flirt met een drugsverslaving tot de meest overtuigende verbeelding van het gebruiken van drugs die ik ooit in een film heb gezien. Benoit belandt door een impulsieve stommiteit een nacht in een cel en krijgt daar de door de wol geverfde dealer en gebruiker Omar als celgenoot. Omar wordt gespeeld door Roschdy Zem en dat blijkt een zeer bijzondere acteur te zijn. Als ze weer op straat staan, krijgt Benoit van Omar een lesje overlevingskunst in de stadsjungle en een initiatie in het meest heftige drugsgebruik. Als Benoit de smaak eenmaal te pakken heeft, worden de lessen van Omar steeds verfijnder. Ze culmineren in een situatie die je zou kunnen omschrijven als ‘Zen en de kunst van het onderhouden van de crack-pijp’. Beauvois treedt als acteur heimelijk weg uit de scene om als regisseur van achter de camera minutenlang in ademloze bewondering toe te kijken hoe Omar het tot zich nemen van drugs in zijn uiterste perfectie en in het zoeken naar het ultieme genot demonstreert. Het is hier nauwelijks voor te stellen dat er nog wordt geacteerd. Improvisatie is ook niet echt het woord. Omdat ik moeilijk kan beweren dat dit echt is, behelp ik me met te zeggen dat het lijkt of het echt is. Het is niet belangrijk om te weten of het echt is, maar dat de gedachte opkomt dat hier het spel echt is opgehouden, zegt wel iets over de film. Beauvois wekt in zijn film steeds de indruk dat hij zich door weinig laat weerhouden om zijn doel te bereiken. Zijn alter-ego Benoit moet daarvoor iedere denkbare grens over. Dat Benoit uiteindelijk als een soort internationale brigadist in Bosnie de dood zoekt, is strikt genomen een ongerijmdheid. De stap van studentje dat niet in dienst wil naar een doodsverachtende guerrillastrijder is voor een zinnige film natuurlijk veel te groot. Maar Beauvois wilde niet zinnig zijn en veroorloofde zich als binnen een hink- stap-sprong nog een idyllische tussenstap in een Italie als een openluchtmuseum.
En dan heb ik de curieuze reis van Omar en Benoit naar Rotterdam om drugs in te kopen nog niet eens vermeld. Nee, het waarschijnlijke en aannemelijke wordt door Beauvois niet nagestreefd. Wel het overtuigende. Zijn extremen worden opgediend in een realistische vorm die menig cineast met een evenwichtiger talent jaloers moet maken.