‘De mensen’, zo begint een verhaal van Virginia Woolf uit 1929, ‘moesten evenmin spiegels in hun kamers laten hangen als open chequeboekjes of brieven laten liggen die een of andere afschuwelijke misdaad opbiechten.’ De dame in de spiegel: Een reflectie gaat over kijken naar wat niet gezien kan worden, en over de blik – van een schrijver of lezer – die eigenlijk niet zou mogen bestaan. ‘Het huis was leeg en aangezien je de enige persoon in de zitkamer was, voelde je je als een van die natuuronderzoekers die onder dekking van gras en bladeren de schuwste dieren liggen waar te nemen – dassen, otters, ijsvogels – die zich vrijelijk bewegen terwijl zijzelf niet worden gezien. De kamer was die middag vol van zulke schuwe wezens, lichten en schaduwen, waaiende gordijnen, vallende bloemblaadjes – dingen die, naar het schijnt, nooit gebeuren als iemand kijkt.’
Aandacht voor wat verdwijnt zodra het bekeken wordt: het is een paradoxale omschrijving van de modernistische literatuur van onder anderen Virginia Woolf, maar ook van de architectuur uit die jaren. Alles moet in het licht worden gezet, ook wat geen licht verdraagt; ouderwetse vermommingen, muffe kamertjes en muren verdwijnen ten voordele van lucht, transparantie en helderheid.
In Rotterdam heeft interieur- en landschapsarchitecte Petra Blaisse zo’n monument van het Nederlandse modernisme aangepakt en tijdelijk maar ingrijpend veranderd: Huis Sonneveld, in 1933 gebouwd door Brinkman Van der Vlugt. Opdrachtgever A.H. Sonneveld was directeur bij de beroemde Van Nelle Fabriek, eveneens in Rotterdam door dezelfde architecten gerealiseerd in 1931. Zijn woning, gelegen tussen het Eendrachtsplein en het Museumpark, is goed bewaard gebleven. In de jaren vijftig werd het huis verkocht: Sonneveld zag hoe het steeds meer in de verdrukking kwam door de oprukkende moderniteit – appartementsgebouwen, een metroverbinding, een busterminal, een vierbaans verkeersweg. Wonen in een villaatje omgeven door een tuintje, hoe modern ook: in een harde, anonieme en heropgebouwde stad als het naoorlogse Rotterdam was het in nauwelijks een paar decennia anachronistisch geworden. Het huis werd verkocht aan België, en tot 1996 was het consulaat-generaal er gevestigd. In 2001 werd Museum Huis Sonneveld opengesteld voor het publiek, dat sindsdien, met hoesjes over de schoenen, door dit rare, ooit veelbelovende, maar ook altijd wat aandoenlijk gekunstelde interieur kan schuifelen.
De interventie van Petra Blaisse en haar bureau Inside Outside, onder de titel Huis Sonneveld2, is eenvoudig: in meer dan de helft van de woning is de vloer een spiegel geworden. De consequenties zijn echter op een diepgaande manier complex. Het eerste gevolg heeft met details te maken, en het is een beetje gênant, alsof delen van de schaamstreek van het huis zichtbaar worden. Wanneer onder een wastafel geen geglazuurde stenen tegeltjes meer liggen, maar een ononderbroken spiegelend oppervlak wordt plots de hele onderkant van het badkamerelement zichtbaar. De afvoer verdwijnt niet meer in de vloer maar keert als zichzelf terug, alsof het om een alleenstaand, zelfvoorzienend toestel gaat dat niet eens op de waterleiding is aangesloten. Ook de onderzijde van de wastafel wordt onthuld, als een uitstulpend wit buikje, dat langs de kant van de muur aan een vieze en grauwe schemerzone grenst. De mooi gelakte piano heeft ingewanden van onbewerkt hout, en van onderuit bezien is het buismeubilair van industrieel ontwerper Willem Hendrik Gispen op een lang niet zo naadloze en zeker niet meer te verbergen manier in elkaar gezet. Het is eveneens zo op andere plaatsen: het vooruitstrevende wonen, in een zelfreinigende machine ondergebracht, is helemaal niet zo perfect, glad of hygiënisch als verhoopt.
In het essay Ervaring en armoede uit 1933 wees Walter Benjamin op het revolutionaire en vernieuwende aspect van modernistische huizen: het is er onmogelijk geworden om nog ‘sporen achter te laten’. Bewoners kunnen, zoals dat in de negentiende eeuw op een uitzinnige manier het geval was, hun kamers niet langer volstouwen met persoonlijke snuisterijen als standbeeldjes, schilderijtjes of ouderwets versierde meubelstukken. Zelfs behangpapier met een vegetatief patroon is niet meer mogelijk. Een stoel, een tafel, een vaas met bloemen, eventueel – meer is er niet, want meer is er ook niet nodig.
De spiegelvloer van Blaisse toont hoe de binnenkant van de woning van Sonneveld door de jaren heen toch door sporen is aangetast, en zelfs nooit onberispelijk of smetteloos is geweest. Voor wie goed oplet, wordt de keuken haast een nachtmerrie: de onderrand van de klinische koelkastdeur is helemaal niet wit glanzend, maar roestig, met deuken en krassen. En ook hier is de onderwereld onder het aanrecht niet makkelijk met het ‘schone wonen’ te vereenzelvigen.
Toch is het Blaisse niet enkel te doen om de onttovering en ontmaskering van deze stralende en optimistische architectuur. Ook het omgekeerde doet zich namelijk voor: Huis Sonneveld wordt gekwadrateerd. Eerder dan het werk van Brinkman Van der Vlugt te kijk te zetten in een spiegel wordt het op een podium geplaatst – gevierd, uitvergroot, beter, indrukwekkender en intrigerender dan tevoren. Dat is vooral zo in de eet- en woonkamer op de eerste verdieping, die door grote ramen uitkijkt op het voormalige Nederlands Architectuurinstituut. Door de uitgestrekte spiegelende vloeroppervlakte ontstaat er een tweede ruimte, waarin hanglampen staanlampen worden (en omgekeerd), waarin het plafond betreedbaar lijkt (in een onbereikbare verte), en waarin de zwaartekracht wordt genegeerd, of alleszins omgedraaid. Het snoer van de telefoon op de kleine schrijftafel hangt in dit gespiegeld universum niet van boven naar beneden, maar van beneden naar boven. Op de gespiegelde wandklok is het niet tien voor elf maar twintig voor acht.
Het mooist zijn de gordijnen, die Blaisse en Inside Outside geregeld aanwenden in hun ontwerpen om vloeiende en tijdelijke ruimtes te suggereren. In dit geval worden ze opvallend tastbaar: het gaat niet meer om afhangende, verticaal gevouwen stroken textiel, maar om zware, bijna massieve hoeveelheden materie. Als darmplooien hopen de tegen elkaar aan gevouwen gordijnen zich op, terwijl ze slechts in de gespiegelde diepte van het vloeroppervlak zijn vastgemaakt. Iets anders gebeurt met de lichtbeige harmonicadeur, die het leefgedeelte en de bureauruimte van elkaar kan scheiden. De plooien zijn regelmatiger, als een harmonische golfbeweging, en strekken zich uit van vloer tot plafond. De reflectie heeft een bijzonder effect: de schuifdeur wordt dubbel zo hoog, een ononderbroken, duizelingwekkend lang middel tot compartimentering; een muur die er eigenlijk geen is. Vlak ernaast op de gang een klassieke deur, die eenmaal open een langwerpige sleuf doet ontstaan, onder en langs de zijkanten begrensd door goudkleurig hout. Het echte vloeroppervlak, waarover de bezoekers lopen, is immers door de spiegeling onzichtbaar geworden.

Wat meer dan voorheen naar binnen wordt gehaald, is de buitenwereld. Modernistische huizen zijn vitrines voor de omgeving: het landschap bepaalt mee de weidsheid en de openheid van het interieur, maar van echt contact is zelden sprake. Een woning blijft een afgegrendeld microklimaat. Zichtrelaties mogen zich vrij ontwikkelen in beide richtingen – akoestisch én thermisch is er gelukkig geen contact mogelijk. Dankzij de spiegelvloer zijn door de glaspartijen niet alleen de buren en de voorbijgangers zichtbaar: de vloer reflecteert nu ook de witte, lege lucht, en er ontstaat iets als een gekopieerde kelderverdieping die door de hemel zweeft. Omdat ook het terras met spiegeltegels is bedekt, verliest deze buitenruimte al snel elk gewicht.
Een woning creëert altijd de illusie van vaste grond onder de voeten, letterlijk en figuurlijk. Huis Sonneveld, net als andere architectuur uit de jaren twintig en dertig, zet dat vermoeden van stabiliteit zo open, eerlijk en driedimensionaal mogelijk in scène, tussen horizontale vlakken, ongehinderd door verticale elementen. Door de ingreep van Blaisse vervluchtigen ook de horizontale zekerheden en vormen vloeren en plafonds geen geruststellende grenzen meer.
Kortsluiting ontstaat natuurlijk wanneer er spiegels opduiken die deel uitmaken van het historische interieur van Huis Sonneveld. In plaats van gekwadrateerd worden de ruimtes tot de derde macht verheven. In de badkamer ontstaat een chaos als in een spiegelpaleis, wanneer zowel de vloer en de glazen douchedeur als de spiegel boven de wasbak blikken en zichten terugkaatst. De spiegel in de slaapkamer, boven de kaptafel, wordt er merkwaardig overbodig door: wie zich van de staat van het eigen uiterlijk wil vergewissen, kan immers gewoon naar beneden kijken. In de gang voor de woonkamer bevindt zich een klein demonteerbaar tafeltje, waarop het dienstpersoneel koffie of thee kon achterlaten, zodat mevrouw of meneer de drankjes naar binnen kon dragen zonder gestoord te worden. Ook dit metalen tafelblad spiegelt evenwijdig aan de vloer, en alles wat tussen beide vlakken terechtkomt wordt tot in het oneindige, en steeds kleiner, gereproduceerd.
‘Glas’, aldus Benjamin in Ervaring en armoede, ‘is per definitie de vijand van het geheim.’ Voor spiegels geldt dat helemaal niet. Integendeel: de spiegel is de vriend van het geheim. De reflectie mag dan wel herkenbaar en eenduidig zijn, de vraag blijft wat voor een wereld het is die ginds aan de andere kant ontstaat. Een meer perfecte wereld, een reserve-versie, of een duplicaat dat waarachtiger is dan de werkelijkheid zelf? ‘Ze bleef plotseling staan’, schreef Woolf aan het eind van De dame in de spiegel. ‘Ze stond bij de tafel. Ze stond roerloos. Tegelijk goot de spiegel een licht over haar uit dat haar scheen te fixeren; dat als een of ander zuur het onbelangrijke en oppervlakkige scheen af te bijten en slechts de waarheid overliet.’
In Huis Sonneveld, in de versie van Petra Blaisse, gebeurt iets gelijkaardigs. De eigenschappen van de modernistische architectuur worden confronterend zichtbaar. Het utopische verlangen naar licht, lucht, doorzicht en efficiëntie wordt op een extreme manier beantwoord. En tegelijkertijd wordt het wonen – dat menselijke, onoplosbare en levensbelangrijke probleem – geheimzinniger en onbegrijpelijker dan ooit tevoren.
Huis Sonneveld2, t/m 13 september, Rotterdam, huis-sonneveld2.hetnieuweinstituut.nl
Beeld: Huis Sonneveld², interventiedoor Inside Outside / Petra Blaisse (Het nieuwe instituut / Johannes Schwartz, 2015)