De Groningse drukker Hendrik Nicolaas Werkman beschreef de tegelijk zinderende én verstilde voorstellingen van tropische eilanden die hij tijdens de oorlog maakte als «de druksels van het paradijs, niet het bekende paradijs, maar het onbekende, ergens in een werelddeel dat nog door geen mensch uit de cultuurstaten is ontdekt – daarheen ben ik gevlucht omdat het in onze wereld haast niet meer uit te houden is». Vanzelfsprekend werd hij geconfronteerd met botte geesten die dit zagen als escapisme en hem vroegen hoe hij tijdens de oorlog gewoon door kon werken, of waarom «het sociale vraagstuk» in zijn werk afwezig was. Wie het beeldend werk van Werkman kent, weet dat dit geen gemakzuchtige vluchtpoging was, maar het consequent en moedig volgen van het eigen pad. Een pad dat hij 25 jaar lang geheel op eigen kracht gebaand heeft en dat hem en ons voert naar een paradijs van betoverende beelden.
Ook zijn brieven kunnen een mens gelukkig stemmen, omdat ze het zelfportret vormen van een ontroerende man, die zich met milde ironie staande houdt in een waanzinnige wereld. Hij vond het geluk in zijn ambachtelijke en creatieve werk, in de clandestiene uitgaven van de Blauwe Schuit waarmee hij mensen een hart onder de riem stak, in gesprekken met en brieven aan vrienden, in zijn huwelijk en in de natuur.
Aangrijpend is zijn laatste brief, van 11 maart 1945, waarin hij uitziet naar het voorjaar en hoopvol constateert dat hier en daar de heesters al uitbotten en er soms al een blaadje zijn te zien. Twee dagen later werd hij door de SD gearresteerd en vier weken later werd hij vermoord.
Zijn leven en werk, waarvan de brieven een weerslag vormen, laten zien dat het zelfs in barre tijden mogelijk is op een evenwichtige en fatsoenlijke wijze te leven.