Hoe gedurfd kan een schrijver beginnen? De introductie van Louise Erdrichs elfde roman The Plague of Doves beslaat een halve bladzijde en heet ‘Solo’. De alwetende verteller (die in wat volgt is verdwenen) beschrijft een gewapende man in een kamer met een doodsbange, krijsende baby. In de eerste zin heeft hij zijn geweer leeggeschoten, op één kogel na omdat zijn wapen blokkeert. Hij ontdekt een grammofoon. Tot drie keer toe zet hij dezelfde plaat op – met een indrukwekkende vioolsolo halverwege – en maakt al luisterend zijn geweer weer schietklaar. De baby valt in slaap. De slotzinnen luiden: ‘Hij hief het geweer. De geur van vers bloed omringde hem in de gesloten kamer.’
De lezer heeft geen idee wat de man bezielt, waar de gewelddadige scène zich afspeelt en van wie het bloed is. Wat zich na ‘Solo’ ontvouwt is een vertelling vol vertakkingen en dwarsverbanden. Dat verhaal omvat een eeuw en wordt vanuit zeer uiteenlopende personages verteld: Evelina Harp, een meisje dat opgroeit in Noord-Dakota aan de rand van een indianenreservaat en zelf van gemengd bloed is; rechter Antone Bazil Coutts, kenner van indiaanse stammenwetten; Marn Wolde, vrouw en slachtoffer van ene Billy Peace, leider van een religieuze sekte; dokter Cordelia Lochren, de arts die, zo gaat het gerucht, indianen weigert te behandelen maar wel een geheime relatie heeft met de indiaanse rechter Coutts. Dat Cordelia Lochren de krijsende baby blijkt uit de intro van de roman wordt pas op de slotbladzijden duidelijk. Tussen begin en einde heeft de lezer een duizelingwekkend verhaal gevolgd rond een duistere moordpartij waarbij vele families zijn betrokken, als daders én als slachtoffers. The Plague of Doves is ook te lezen als opkomst en ondergang van het stadje Pluto in Noord-Dakota. De naam van de stad verwijst naar de god van de onderwereld. Maar dat het in Erdrichs roman eveneens gaat om de onzichtbare, ‘ondergrondse’ lust, woede, haat en liefde laat zich raden.
Van Louise Erdrich liet uitgeverij De Prom in de jaren tachtig haar eerste drie romans vertalen: Love Medicine, The Beet Queen en Tracks. Al in haar debuut Love Medicine spint ze een verhaal vanuit vele perspectieven dat een halve eeuw omspant. Twee families – de Chippewa-familie Kashpaw en de Lmartines – krijgen steeds meer met elkaar te maken. Hun bloed vermengt zich en er ontstaat een ingewikkeld netwerk van familiale betrekkingen rond een reservaat in Noord-Dakota, dat ook in The Plague of Doves een rol speelt. Liefde en lust, volharding en gespletenheid typeren de personages, meestal halfbloeden die hun oorsprong kwijt zijn. Drank, doodsdrift en lange zwerftochten moeten soelaas bieden. De sterke vrouw Marie Lazarte (‘de jongste dochter uit een gezin van paarden stelende dronkaards’) komt in botsing met Nector Kashpaw, het latere stamhoofd, nadat ze is ontsnapt aan een non die de duivel bij haar wil uitbannen. De halfbloeden die in Love Medicine op zoek zijn naar hun familie, of op de vlucht daarvoor, zien geen verband meer in hun bestaan. De Chippewa-specialiteit, het liefdesmedicijn, zou hen weer kunnen helen. Maar het reservaat wordt bedreigd door de moderne maatschappij, en er ‘waren geen indiaanse dokters in het reservaat…’
Met The Plague of Doves varieert Erdrich op het thema van haar debuut, zonder in herhaling te vallen. Een van de vele fascinerende personages is de bijna honderdjarige Sereph Milk, alias Mooshum. Hij is spannender dan de televisie, vindt zijn kleindochter Evelina. Ze hangt aan de lippen van deze onbetrouwbare indiaanse verteller en ex-katholiek die de hel ter discussie stelt: ‘De hel was niet eeuwig en niet eens zo heet.’ Zijn kernverhaal draait rond de moord op de familie Lochren vlak bij Pluto. De indianen die toevallig in de buurt zijn en de baby redden krijgen de schuld en worden gelyncht, op Mooshum na. Aan het slot van de roman blijkt pas wie de echte moordenaar is (‘I’ll slaughter them all’, kondigt hij telkens weer aan als hij in een inrichting zit waar Evelina een bijbaantje heeft en waar ze haar eerste lesbische ervaringen opdoet). Een ander personage dat aan de doorsnee-mens ontstijgt is Billy Peace, kidnapper en later sekteleider met grenzeloos libido en weinig slaapbehoefte. En Marn Wolde, zijn vrouw, ontdekt haar eigen duistere kanten en beraamt een moord op haar man, die alles en iedereen opeist. Ten slotte wil ik de violist en halfbroer van Mooshum noemen: ex-priester Shamengwa. Zijn vioolverhalen nemen mythische proporties aan. En dat zijn gestolen viool (door Billy Peace’s neef Corwin, de kalverliefde van Evelina Harp) indirect de dood van de moordenaar van de Lochrens ten gevolge heeft, is een uniek staaltje van narratieve verbindingskunst.
De manier waarop Louise Erdrich al haar personages met elkaar verbindt (wie krijgt met wie te maken en waar en wanneer belaagt de een de ander?) blijft ingenieus en verrassend tot de laatste bladzijde. Haar roman is geen lappendeken van verhalen maar een spinnenweb van vertellingen. De families die te maken hebben met de gruwelijke moord op de Lochrens grijpen als radertjes in elkaar, zowel de slachtoffers als de daders. ‘Nothing that happens, nothing, is not connected by blood’, merkt rechter Antone Bazil Coutts op nadat hij zijn eigen Chippewa-achtergrond uit de doeken heeft gedaan. Hij ziet landziekte en stadskoorts, maar de aarde ‘verzwelgt en verwerkt zelfs degenen die een land, een reservaat weten te stichten’. Het is de studente en Camus-lezer Evelina Harp die inziet dat de geschiedenis ervoor zorgt dat alle families die betrokken raakten bij het ophangen van de onschuldige indianen in de buurt van de Lochren-boerderij verstrikt zijn geraakt in het touw waarmee de onschuldigen werden opgehangen. ‘Als we jong zijn worden de woorden overal om ons heen rondgestrooid. Als de ervaring die woorden met elkaar verbindt worden wij ook, zin voor zin, met elkaar verbonden, tot het verhaal vorm krijgt.’
Dit is exact hoe The Plague of Doves werkt. In het raadselachtige begin, ‘Solo’, hebben de woorden en de personages nog geen enkele context. Aan het slot is alles en iedereen op zijn plaats gevallen. De overlevende baby van weleer blijkt een dokter die nota bene een standbeeld zou willen oprichten voor de moordenaar van haar familie. The Plague of Doves is niet alleen een schitterende reconstructie van een moord waarbij de daders en de slachtoffers van rol kunnen wisselen, de roman laat ook zien hoe indianen (Native Americans) en blanken tot elkaar blijven veroordeeld. En dankzij Louise Erdrichs uitgekookte vertelkunst blijven we ver van de bekende zwart-wittegenstellingen.