Terwijl in het kleine huisje op Terschelling mijn zoontje en zijn beste vriendje hand in hand lagen te slapen, staarde ik buiten naar de sterrenhemel en vroeg me af of het mogelijk zou zijn om technologie te bedenken die mens, dier en aarde niet uitput, maar dient. En dan bedoel ik dus niet wind- of waterstofenergie die alleen bedoeld is om zo veel mogelijk te blijven consumeren, en die daarmee vooral de gevestigde orde beschermt, maar echt iets nieuws. Iets dat zorgt voor een ander productiesysteem, een andere manier van leven, iets dat vrijheid brengt.
Het is steeds zoveel meer van hetzelfde. Elon Musk droomt van een kolonie op Mars waar je pizza eet en een biertje drinkt. Jeff Bezos is volgens eigen zeggen bezig met het aanleggen van een intergalactische infrastructuur om onze productie naar de ruimte te verplaatsen. Mark Zuckerberg steekt miljarden in de creatie van een metaverse, een digitale wereld die loskomt van het scherm en de gebruiker omringt. Alle drie besteden ze veel grote woorden aan hun plannen, vol van heroïek en pioniers-sentimenten. Maar wat ze beschrijven zijn toch vooral nieuwe afzetmarkten. Shoppen op Mars, shoppen in space en shoppen in de metaverse. Hoe klein kunnen je dromen zijn?
Voor Zuckerberg zal het ook nog wel even duren eer zijn visioen werkelijkheid wordt. Een paar weken geleden plaatste hij op Facebook een digitale selfie uit zijn metaverse-game Horizon World en als je goed luistert kun je het hoongelach dat daarop volgde nu nog horen. Zo knullig, zo klinisch en zo ongehoord lelijk was het beeld. Niet dat iemand dit verbaasde, Horizon World is al langer beschikbaar in Noord-Amerika, en daar hebben de poppetjes nog steeds geen benen, maar gezien de tien miljard dollar die Zuckerberg het afgelopen jaar investeerde, is het resultaat wel heel erg pover.
Al zijn er natuurlijk altijd slimme ondernemers die kansen ruiken. Zo bedacht een Turkse melkboer bijvoorbeeld dat je de virtual-reality-bril die je voor Zuckerbergs metaverse nodig hebt ook kunt voorbinden bij stalgebonden koeien. Dit om ze te laten geloven dat ze in glooiend groene grasvelden staan. Het werkte, aldus een artikel op Kotaku: de koeien leken gelukkiger en produceerden daarom meer melk.
Kennelijk maakt het niet uit hoe slecht een idee is, als je er maar genoeg geld en aandacht tegenaan gooit, vindt het zijn bestemming wel.
Het is die aandacht die me misschien wel het meest dwars zit, die eindeloze hoeveelheid lezingen, seminars en thinkpieces van zogenaamde experts die ons moeten voorbereiden op de komst van de metaverse. Begin dit jaar organiseerde de NPO nog een heel festival rond het thema. Laten we ons vooral richten op de kansen en mogelijkheden van de metaverse, benadrukte de bestuursvoorzitter energiek. Want de publieke omroep moet natuurlijk wel meegaan met de tijd. Maar ondertussen sprak uit alles een angst om achter te blijven. En een ontstellend gebrek aan eigen ideeën.
Dat is natuurlijk ook het probleem, dat gebrek aan echte vergezichten. Daarom volgt de wereld een stelletje suffe tech-miljardairs die ooit toevallig een veredelde dating-app hebben bedacht of gewoon heel rijke ouders hadden. Er wordt gedaan alsof zij meer weten dan de rest, hun rijkdom geeft hun plannen glans, maar uiteindelijk is het allemaal gebakken lucht. We gaan niet als koeien VR-brillen dragen en we gaan ook niet naar Mars, dat weten Zuckerberg en Musk volgens mij ook wel. Hun zogenaamde toekomstvisioenen zijn vooral een veredelde vorm van reclame voor hun eigen bedrijven. Zolang aandeelhouders het vreten, stijgen de beurskoersen almaar door (of in Zuckerbergs geval: zakt die minder dan wanneer hij alleen zijn sociale media had gehad). En we leven nu eenmaal in een wereld waarin aandeelhouders bepalen wat loont en wat niet.
Dus wat dan wel? Op Terschelling is het maar al te makkelijk om als een soort Thoreau de heiligheid van de natuur te bezingen – die duinen! Dat zand! – en je tegen technologie te keren. Maar Thoreau had niet twee zesjarige jongetjes bij zich die de hele dag bezig zijn met scheppen en geulen graven. Mensen willen nu eenmaal dingen maken. Ze willen de natuur niet in vredige stilte aanschouwen, maar er iets mee doen.
Starend naar de sterren wist ik ook heel zeker: ik zou niets liever willen dan de ruimte in gaan. Niet om te shoppen, maar om nieuwe werelden te ontdekken. Ik zou willen dat nieuwsgierigheid naar het vreemde leidend is, niet beheerszucht of de mogelijkheid om geld te verdienen. En ik zou willen dat de 3D-printer eindelijk eens zijn volle potentieel bereikt. Dat het wordt wat de replicator in Star Trek is: een apparaat dat moleculen herschikt in elke denkbare substantie en vorm, van voedsel tot kleding tot een nieuwe replicator. Stel je dat eens voor: fabrieken zouden overbodig zijn, aandeelhouders zouden overbodig zijn, consumenten zouden zowel ontwerpers als producenten zijn, er zou geen afval meer zijn, alleen grondstof voor iets nieuws. Als droom is het niet vreemder dan een bestaan op Mars, maar wel een stuk revolutionairder. Mocht ik dus ooit nog eens onbetamelijk rijk worden, zo rijk dat de wereld aan mijn lippen hangt omdat niets zo vereerd wordt als bezit, dan weet u waar mijn geld heen zal gaan.