
Renate Rubinstein heeft twee biografen. Historicus Hans Goedkoop, sinds 27 jaar, en documentair filmer David de Jongh, sinds vijf. Goedkoop publiceerde recent een soort Hoofdstuk I. Beginnend in 1919, tien jaar voor haar geboorte, en eindigend in 1946 met een Verklaring over de aannemelijke dood van Wilhelm A.F. Rubinstein, ‘door uitputting, ziekte of vergassing’: haar vader, Duits vluchteling, al in juli 1940 weggehaald. Haar held die dat door zijn afwezigheid nog meer werd: Vaderskind. Het is een proloog van gewicht, maar wel proloog. David de Jongh brengt in tweedelig Tamar nu gans het leven tot en met het gekozen einde, waarbij Goedkoop veelvuldig als verteller en duider fungeert. En waarin De Jongh als running gag aan Goedkoop vraagt hoe het met zijn vorderingen staat.
Zo afgewogen als Vaderskind begint, zo met paukenslag en dissonant opent Tamar. Goedkoop noemt wel eerst kort haar kern: ‘Altijd onder elk tapijt kijken; onder ogen zien wat niemand wil zien – die radicale scherpte: dat is Renate.’ Maar dan volgt prompt een reeksje talking heads dat hard oordeelt over haar karakter. Ik aarzel, want dat ze onuitstaanbaar kon zijn herinneren we ons wel, maar het zet een toon die Goedkoops waardering lijkt weg te blazen. Toch, aan het eind, is zoveel van waarde de revue gepasseerd dat ik De Jonghs keuze meer zie als ‘dan hebben we dat vast gehad’.
Weerbarstig is de mens, en Renate was dat bovengemiddeld. Onuitstaanbaar, ja, maar ook onweerstaanbaar in vele betekenissen – van intellect (de begaafde jongens van Propria Cures waren stupéfait over haar eerste ongevraagde bijdrage Het zionisme en de nieuwe onvrijheid, 1955) tot Eros (‘allemaal wilden ze en ze kon iedereen krijgen’). Ze nam er veel in haar leven, ongeacht kleur en klasse, maar lang, slank, intelligent, geestig en jennend diende tot aanbeveling. Vaderskind immers. Tussen grote liefdes was ze altijd wel een beetje verliefd, zegt ze tegen Van Dis, en ja, Adriaan kwam ook in aanmerking. Onbevreesd, geëmancipeerd zonder feminisme, dat ze op de korrel nam met wisselend niveau van argumentatie. We horen en voelen de bewondering van Hedy d’Ancona (‘onaardigheid als kracht’), Marja Pruis, Elly de Waard, Tilly Hermans in de lange rij zwaargewichten. Fascinerend om door het sleutelgat naar haar liefdesleven te kijken, van Huyck van Leeuwen tot en met Simon Carmiggelt en Jaap van Heerden als zwaartepunt. Maar belangrijker is de passage waarin De Jongh afvinkt op welke terreinen Renate, tegen de tijdgeest in, al vroeg problemen agendeerde: de mythe van ‘dapper Nederland in oorlog’; Vietnam; afnemende biodiversiteit; klimaatverandering; economische groei; intensieve landbouw; Israël versus Palestijnen; Mao-aanbidding; Navo-bashing (!). Ik was te veel vergeten. Gruwelijk ging ze juist de mist in inzake Weinreb (en nooit ongelijk erkennen). Maar hoeveel Grote Mannen blijken niet onaangenaam? De vrouw Renate wordt het zwaarder aangerekend, vrees ik. De Jongh componeerde een meeslepend geheel.
David de Jongh, Tamar, NTR Het uur van de wolf, twee delen, 25 en 26 mei, NPO 2, 22.18 uur