De Intergouvernementele Conferentie die op 29 maart in Turijn werd geopend en volgend jaar in Amsterdam wordt afgesloten, moet resulteren in een ‘verdieping en verbreding’ van het Verdrag van Maastricht. Ogenschijnlijk zijn de kaarten geschud. De Duitsers streven naar een decentraal Europa, de Fransen willen een centralistisch Europa en de Britten willen de Unie beperken tot een gemeenschappelijke markt. Het resultaat, zo lijkt Nederland te denken, wordt vast weer een compromis waarin de kleinere lidstaten voldoende manoeuvreerruimte overhouden.
Als het aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en minister Van Mierlo ligt, zal Nederland dan ook aansluiting zoeken bij een zogeheten Frans-Duits kern-Europa dat vaart zet achter de invoering van de Europese munt. Met enig koopmanschap en een gezonde dosis wantrouwen redden we het wel, lijkt Den Haag te denken. Niets is minder waar. Jacques Chirac heeft uiterst ambitieuze plannen met de EU en de Navo, waardoor de handelingsvrijheid van de kleinere Europese landen drastisch dreigt te worden beperkt. Vergeleken bij het diplomatieke offensief dat Parijs de laatste maanden ontplooit, doet de Haagse sluimer surrealistisch aan.
Chiracs late ‘bekering’ tot Europa is eigenlijk al een waarschuwing. Tot voor kort waren zijn Europese doelstellingen een raadsel. Voorafgaand aan het Franse referendum over het verdrag van Maastricht in 1992 aarzelde hij lange tijd alvorens zich bij de voorstanders aan te sluiten. In zijn verkiezingscampagne wijdde hij geen woord aan Europa. Maar op 25 maart jongstleden verraste hij iedereen door zich in het dagblad Liberation te presenteren als een bevlogen Europeaan. De Franse president wenste op voet van gelijkheid met de andere lidstaten te streven naar een zelfstandig, democratisch Europa met een sociaal gezicht, dat in alle opzichten ‘de gelijke van de Verenigde Staten’ is. Zelfs de socialisten reageerden geroerd, getuige de reactie van hun leider Michel Rocard: ‘Europa is bij Chirac in veilige handen.’
TEGELIJKERTIJD kondigde Frankrijk zijn terugkeer in de Navo aan. In januari maakte Parijs bekend dat het weer wilde deelnemen aan de beraadslagingen in het militair comite van de Navo en in de Europese ministerraad. Vorige week stelde minister van Defensie Charles Millon een nieuwe stap in het vooruitzicht: Frankrijk zal mogelijk al in december besluiten tot een volledige integratie in de Navo, mits de ‘aanpassing’ van het bondgenootschap wordt voortgezet. Hij sprak van een ‘nieuwe’ Navo die ernst maakt met een ‘Europese veiligheids- en defensie-identiteit’. De boodschap is duidelijk: ook de Navo is bij Chirac in goede handen.
Het plotselinge elan van de Franse president is overrompelend, maar daarom niet minder bedrieglijk. Als een echte bekeerling is Chirac in de leer gegaan bij zijn meest verstokte topambtenaren, en zijn Europese project draagt het stempel van hun behoudzucht. Het wordt ingegeven door de twee oudste motieven van de Franse buitenlandse politiek: vrees voor Duitsland en afkeer van de Angelsaksische invloed in Europa. ‘Engeland is een eiland’, placht De Gaulle te zeggen: ‘Daar kunnen wij niets aan doen en de Engelsen ook niet.’ Omdat hij de Britten als verlengstuk van de Verenigde Staten beschouwde, weigerde hij hun de toegang tot de EG. In 1966 trok hij Frankrijk terug uit de Navo en bepaalde hij dat Parijs, vertrouwend op de eigen nucleaire force de frappe, een eigen koers moest varen. De voortdurende botsing van de Franse en Amerikaanse belangen in Afrika en de verhitte polemiek over de amerikanisering van de Franse cultuur hebben dit anti-Amerikanisme zelfs versterkt.
En dan is er de diepgewortelde vrees voor Duitsland. Om De Gaulle te parafraseren: Frankrijk grenst aan Duitsland. Daar kunnen de Fransen niets aan doen en de Duitsers ook niet, al hebben ze het in drie oorlogen met alle geweld geprobeerd. In 1989, dus nog voor de hereniging van de beide Duitslanden, schreef de invloedrijke publicist Alain Minc: ‘Het Europese vraagstuk bestaat niet, er bestaat slechts een Duits vraagstuk. Duitsland vindt zijn plaats terug in het centrum van Europa, dat wil zeggen noch in het Westen, noch in het Oosten.’ Een Duitse hereniging was gerechtvaardigd, aldus Minc, maar de dagen van de Duitse Westbindung waren geteld: ‘De Europese droom van 1992 zal niet stuklopen op de achterstand van de zuidelijke landen, noch op de nationalistische restanten der Fransen of op de Engelse onverschilligheid, maar op het onvermogen van de Bondsrepubliek om zich aan het Westen te binden op een manier die haar in het Oosten iedere vrijheid van handelen ontneemt.’
Deze preoccupatie bleek duidelijk uit de pogingen van Mitterrand om de Duitse hereniging te voorkomen. Nu het niettemin zo ver is, weerspiegelt het taalgebruik van Franse politici de aanhoudende vrees voor de groeiende macht van Duitsland. De rechtse senaatsvoorzitter Philippe Seguin noemde de monetaire unie een ‘sociaal Munchen’ en volgens Mitterrands voormalige minister van Defensie, de socialist Jean- Pierre Chevenement, is het Verdrag van Maastricht doortrokken van de ‘geest van Vichy’. Hoe vaak Chirac en Kohl elkaar ook mogen omhelzen, de Franse buitenlandse politiek wordt nog altijd beheerst door de vrees dat dit grote Duitse lichaam zich op een kwade dag zal oprichten en zijn Franse buurman zal verpletteren.
Bij nader inzien is het nieuwe denken van Chirac niet meer dan een aanpassing van de traditionele Franse politiek aan de veranderde internationale verhoudingen. De Franse terugkeer in de Navo bouwt voort op het aloude anti-Amerikanisme. Tot voor kort streefden de Fransen naar een afzonderlijke Europese defensie in het kader van de Westeuropese Unie (WEU), een streven dat echter voortdurend afketste op de onwil van de Engelsen, de Noordeuropese landen en in mindere mate de Duitsers. Op de Atlantische Conferentie van 1991 bleek dat de Europese Navo-lidstaten ook na de val van de Muur niet bereid waren om de WEU een zelfstandige rol toe te kennen. Vandaar dat Parijs nu zijn heil zoekt binnen de Navo. De omslag kwam toen de Veiligheidsraad in november vorig jaar besloot om de handhaving van het Dayton-akkoord toe te vertrouwen aan de Navo. Als Frankrijk aan die operatie wilde deelnemen en medezeggenschap over de inzet van zijn troepen wilde hebben, moest het in snel tempo toenadering zoeken tot het Navo-hoofdkwartier.
De grootscheepse reorganisatie van het Franse leger wijst echter vooruit naar de ware Franse bedoelingen. Het Franse leger wordt een beroepsleger, waarvan de hoofdmacht zal bestaan uit een expeditieleger van zestigduizend man. De technologische afhankelijkheid van de Verenigde Staten zal worden teruggedrongen, zodat de inzet van dit leger niet kan worden geblokkeerd door een Amerikaans veto. De politieke mogelijkheden van deze Armee 2000 zijn reusachtig. Om te beginnen kunnen de Fransen met hun leger- nieuwe-stijl gemakkelijker buiten Europa intervenieren. In de toekomst kan de Franse expeditiemacht bovendien de kern vormen van een Euro-leger, dat onafhankelijk van de Verenigde Staten en onder dekking van het Franse kernwapen kan opereren. Een (gedeeltelijke) integratie van dit leger in de Navo schept tevens de voorwaarden voor het ondergraven van het Amerikaanse oppergezag. Het laat zich raden wie dat gezag vervolgens moet overnemen. ‘De Franse “terugkeer” in de Navo is geen bekentenis dat De Gaulle ongelijk had’, waarschuwt de Amerikaanse commentator William Pfaff: ‘Het is een voortzetting van De Gaulles politiek met andere middelen.’
Zoals Chiracs militaire plannen bedoeld zijn om het strategisch leiderschap van Europa te verwerven, zo zijn zijn plannen met de Europese Unie bedoeld om Duitsland in een klemmende omhelzing te nemen voordat het definitief zijn eigen weg gaat. Het aangewezen middel daartoe is de Europese Monetaire Unie. De Nijmeegse politicoloog R. H. Lieshout, die de gecompliceerde onderhandelingen over het Verdrag van Maastricht heeft ontrafeld, concludeerde dat de strenge criteria voor deelname aan de EMU maar een doel dienen: verzekeren dat Frankrijk en Duitsland er in ieder geval deel van uitmaken, en een groep andere landen, die er een lossere begrotingsdiscipline op na houden, in ieder geval niet.
Daarnaast moet de instelling van een Europese centrale bank Frankrijk verzekeren van de monetaire invloed die het nu node mist. Zoals Le Monde Diplomatique schreef, kan Frankrijk voortaan zijn klapstoeltje naast de Bundesbank verruilen voor een volwaardige zetel in de Eurobank. Hoeveel haast Chirac achter de monetaire eenwording wil zetten, bleek uit het plan voor een coup de force dat de Fransen de afgelopen winter aan Bonn voorlegden. Door de franc en de mark aan elkaar vast te klinken, zou de eenwording vanzelf worden afgedwongen. Het plan ketste af op bezwa ren van de Bundesbank, maar het had weinig gescheeld of het Europa van de twee snelheden was op een achternamiddag in Parijs beklonken.
Uit een uitgelekt document waarin de Franse doelstellingen voor de Intergouvernementele Conferentie worden uiteengezet, blijkt bovendien dat Chirac aan Frankrijk en Duitsland de beslissende stem in Europese aangelegenheden wil geven. De Europese Commissie wordt in het document gedegradeerd tot ‘uitvoerend orgaan’ van de ministerraad. Het ledental van de Commissie moet worden teruggebracht; Nederland zou bijvoorbeeld samen met Belgie en Luxemburg een commissaris moeten afvaardigen. Naast de Commissie dient een aparte Hoge Commissaris te waken over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, dat eveneens wordt bepaald door de ministerraad. In die ministerraad zou het principe van ‘een land, een stem’ vervangen moeten worden door een gewogen stelsel waarin ‘demografische en economische factoren en de financiele bijdrage van de lidstaten’ de doorslag geven. En alsof het gewogen stemrecht nog niet centralistisch genoeg is, zou de ministerraad besluiten mogen nemen zonder op ratificatie door de nationale parlementen te hoeven wachten.
ALLES BIJ elkaar wijken deze voorstellen mijlenver af van Chiracs artikel in Liberation. Het Europa van Chirac is een Frans- Duitse as waarvan Duitsland het motorvermogen levert en Frankrijk het rempedaal bedient. De andere lidstaten mogen meerijden zolang ze zich volgzaam gedragen. Het eindstation is een geintegreerde Europese economie onder Duitse en een geintegreerde Europese defensie onder Franse leiding.
In een dergelijk kern-Europa lopen niet alleen de economische belangen van de kleinere lidstaten gevaar. De neogaullist Chirac en de christen-democraat Kohl kunnen het ook op andere punten uitstekend vinden. Onder een Frans-Duits directoraat heeft Nederland veel te verliezen: het eigen taalregime, de tolerantie jegens homoseksualiteit en soft-druggebruik, het eigen milieu-, asiel- en mensenrechtenbeleid, de Nederlandse praktijk van ontwikkelingssamenwerking en de speciale relatie met Groot-Brittannie, de Verenigde Staten, Canada, Israel, Indonesie en Suriname.
Een voorproefje van Franse bedilzucht kregen we een jaar geleden. Toen het kabinet-Kok bij de aanschaf van een nieuwe gevechtshelikopter de Amerikaanse Apache verkoos boven de Frans-Duitse Tigre, volgde onmiddellijk een strafexpeditie. De Frans-Nederlandse werkgroepen die de Europese defensie en samenwerking moeten bespreken, werden op non-actief gesteld. Tevens deed Parijs een frontale aanval op het Nederlandse drugsbeleid, culminerend in het besluit om het Schengenverdrag op te schorten en de noordgrens te sluiten.
Door bij voorbaat aansluiting te zoeken bij de Frans-Duitse as geeft Nederland zijn laatste restje economische zelfstandigheid uit handen aan Bonn en zijn laatste restje politieke soevereiniteit aan Parijs. Het is een raadsel waarom Nederland zich al bij voorbaat neerlegt bij deze Franse poging tot een Euro-putsch en niet reageert op gepaste wijze, namelijk door samen met de andere kleine lidstaten te eisen dat elke verdere integratie wordt onderworpen aan volwaardige democratische controle door het Europees parlement. Zijn we dan echt al een provincie van Duitsland?