Het is een bekend fenomeen: op het moment dat jou iets overkomt, lijkt het of ineens de hele wereld met niets anders bezig is. Het moest dus toeval zijn, ineens al die artikelen in de Italiaanse kranten. ‘Femminicidio’ was het nooit eerder vernomen woord dat vanaf 2011 ineens overal opdoemde in de Italiaanse media, en het ging niet over meisjes in Pakistan of Afghanistan. Vrouwenmoord betekent het, zoals ‘genicidio’ volkerenmoord. Dat ‘icidio’ maakt iets tot een categorie in het Italiaans, en niet meer een individueel geval.

Maar waren ‘i principi’, het prinsenpaar, zoals Stelvio en Eleonora door ons vrienden met milde spot werden genoemd, dan ineens een categorie? Wanneer was dat dan gebeurd?

Stelvio en Eleonora, die te midden van ons relatiegeknoei als een middeleeuws fort de Enige Echte Grote Liefde Voor Altijd vertegenwoordigden. Weliswaar op z’n Italiaans, wat betekende dat Stelvio zijn licht ontvlambare natuur mocht uitleven, terwijl Eleonora als de prinses met de lange blonde haren vanaf hun zestiende geduldig op hem wachtte, in de zekerheid dat hij toch altijd terug zou keren naar haar. Wat hij ook inderdaad altijd deed, uiteindelijk zo definitief dat ze zelfs nog waren getrouwd rond hun veertigste, want, zoals Stelvio met een verontschuldigend glimlachje zei: ‘Ja, ik weet niet, maar ik wil gewoon háár.’

Die toelichting diende om de ironische blikken van de artistieke vrienden te neutraliseren. Meneertje de artiest, die, als het erop aankomt, vlucht in de armen van het veilige wijfje dat hem beschermt, bij wie hij mag uithuilen, dat hem weer oplapt als het even allemaal tegenzit, dat zorgt voor een regulier inkomen, en dat hem zijn stralende, flirtende publieke optredens met een toegeeflijke glimlach gunt. Ach, zo zijn artiesten nu eenmaal.

Zij buffelde zonder morren door, zette de wekker om half vijf, bewoog zich op kousenvoeten door zíjn atelier in Rome om hém niet in zijn slaap te storen, stond al in de ochtendspits op de ringweg terwijl hij zich nog eens omdraaide, diende haar plannen in bij de kleine gemeenten van het Romeinse platteland waar ze allebei vandaan kwamen, overlegde met burgemeesters, en schraapte het inkomen uit ‘projecten’ die niets te maken hadden met de goede smaak waarmee ze hun eigen woon- en werkruimtes tot New Yorkse lofts wist om te toveren.

Eleonora was architect, maar als je niet Renzo Piano bent, moet je diep afzakken naar het compromis van de slechte smaak en het politieke gekonkel om er je brood mee te verdienen in het Italië van na de Tweede Wereldoorlog. Wat ze deed wilde Stelvio eigenlijk liever niet eens weten, en haar langdradige relazen over hoe het haar was gelukt om het nieuwe honk voor een voetbalclub binnen te slepen onderbrak hij met ongeduldig oogrollen naar het plafond en een kortaf ‘we hebben het nu wel gehoord, Eleonora’. Wij vrienden aan tafel waren hem daar dankbaar voor. Hup, nog een glas wijn, en door op de interessantere, diepere thema’s van het leven waarin Stelvio uitblonk. Eleonora was er voor de praktische zaken, hij voor de spirituele.

Het was begin 2011 en ik had ze een paar maanden niet gezien. De Hollandse haring die ik traditiegetrouw voor ze had meegenomen moest natuurlijk begeleid door een flesje koude witte wijn. Maar toen Eleonora de deur open deed siste ze: ‘Nee, niet die wijn! In godsnaam, geef hier.’ En ze griste me de fles uit handen, om hem tussen de houtblokken voor de door haar ontworpen thermokachel te verstoppen. Geen wijn? Sinds wanneer?

In de twintig jaar dat we elkaar kenden was er nog nooit een etentje zonder wijn geweest. In het dorp waar Eleonora was geboren bezaten ze een schitterende oude cantina, waar het midzomerse wijnfeest al jaren met de artistieke vrienden uit Rome werd gevierd. Onder het mom van samen de flessen bottelen werd om twaalf uur ’s ochtends het eerste glaasje uit het vat geschonken, en om vier uur ’s nachts moesten de laatste lallende gasten met moeite vanuit het koele gewelf naar een ligplaats worden geloodst. In de veertien uur ertussen was er gefeest, gegeten, gepraat, gedanst, op wijnvaten geroffeld, en had het gevoel deel uit te maken van een bijzondere groep mensen zich weer in iedereen bestendigd tot het volgende jaar. Het wijnfeest van Stelvio en Eleonora was een begrip.

Eleonora was zenuwachtig die avond en Stelvio acteerde overdreven vrolijkheid, merkte ik op, terwijl hij de haring uit de vacuüm gezogen pakjes op een schaal drapeerde. ‘Hè, hebben we geen wijn?’ vroeg Stelvio. Eleonora keek me aan en ik hield mijn mond. ‘Nou, dan ontkurken we er maar eens eentje uit de collectie!’ riep Stelvio en klom op een kruk om twee van de flessen met zijn persoonlijk ontworpen etiketten boven op de keukenkastjes te pakken. Per jaar en wijnoogst bewaarde hij twee flessen, waar absoluut niemand aan mocht zitten. Die waren voor de eeuwigheid. ‘Plop!’ deed de kurk.

De stem van Eleonora klonk ineens door de keuken: ‘Eleonora-Eleonora-Eleonora-Eleonora-Eleonora-Eleonora…’ Het was een metalig, drammerig geluid. Maar er zat ook iets triests in, iets moedeloos. Waar kwam hij vandaan? Eleonora spoedde zich naar haar tas, waar het telefoontje in zat dat het macabere ‘Eleonora-Eleonora’ bleek voort te brengen. Stelvio haalde zijn schouders op. ‘De nieuwe ringtone’, zei hij spottend, ‘Eleonora die Eleonora aanroept. Opdat we niet vergeten dat we bestaan.’

Na die avond heb ik ze nooit meer samen meegemaakt. Niet omdat ze niet meer samen zijn geweest, integendeel. Stelvio transformeerde dat jaar in Jack Nicholson uit de slotscène van The Shining en liet Eleonora geen seconde met rust. Wat zich afspeelde tussen hen was niet meer geschikt voor toeschouwers.

Stelvio transformeerde in Jack Nicholson uit de slotscène van The Shining en liet Eleonora geen seconde met rust

Het begon ermee dat Stelvio zijn polsen had doorgesneden. Niet echt, maar het zag er afschuwelijk uit. Ik schrok me rot toen hij de verbanden naar beneden trok en me met een dramatisch gebaar de dikke, regenwurmige littekens liet zien. Eleonora had een ander, beweerde hij in tranen. Dat wist hij zeker. Een burgemeester natuurlijk, want met veel anderen ging ze niet om. Hij had een keer een sms’je in haar telefoontje gelezen met de tekst ‘iemand als jij verdient beter’.

Dat hij het sms’je had gelezen was niets bijzonders. Want, zo bleek nu, Stelvio controleerde al jaren alles wat binnenkwam op Eleonora’s telefoontje en in haar mail. En hij had ook haar wachtwoorden, want, zei Eleonora, ‘zo gaat het nu eenmaal als je van elkaar houdt’. Zodra hij een voet over de drempel zette, thuis, of in haar smaakvol verbouwde architectenpraktijkje in het dorp, pakte hij haar telefoontje en sloeg aan het controleren. Nooit waar wij vrienden bij waren, zoveel besef had hij nog wel.

Als de boodschap hem niet beviel, gaf Stelvio ook al jaren antwoord, zo biechtte Eleonora me nu op. Een boodschap die hem niet beviel betekende een boodschap van een andere man. Voor Stelvio waren alle mannen andere mannen, ongeacht of ze in een professionele relatie tot Eleonora stonden. De kleinste afwijking in toon richting intimiteit was al genoeg. Bijvoorbeeld: ‘Ciao, bella architetta, kunnen we je plan morgen in de vergadering op het gemeentehuis bespreken?’ Dan stuurde Stelvio via het mobiele nummer van Eleonora een sms’je terug met zoiets als ‘Ciao maiale (‘Hallo varken’), als je zo nodig iets met mijn vrouw moet bespreken, wacht ik je op in haar studio. Dan kunnen we gezellig met z’n tweeën vergaderen! Tot dan, de man van Eleonora, Stelvio.’

Dit was al jaren aan de gang, vertelde Eleonora. Zij had steeds maar gehoopt dat meebuigen met zijn psychotische woedebuien en redeloze jaloezieaanvallen uiteindelijk zou leiden tot verbetering. Totdat ze zo ver was meegebogen dat ze dubbelgeklapt achterover met haar neus tegen de muur stond geplet en geen adem meer kreeg. Vanaf ‘de burgemeester’ was het hek helemaal van de dam.

Op een herfstavond had Stelvio haar in de auto geladen ‘om te praten’, want hij wilde steeds maar práten, práten, en was hij met haar naar het meer gereden. Daar had hij halt gehouden onder de bomen boven op de rots, had haar arm in een schroefgreep hoog tegen haar schouderbladen gedouwd, en gezegd: ‘En nu vertel je me alles.’ Toen ze spierwit van schrik had gestameld dat er niets te vertellen viel, had hij de motor gestart ‘om ons samen het meer in te rijden’.

Eleonora was als de dood voor water, zoals iedereen die haar kende wist. Dus op het moment dat hij met strak opeengeklemde kaken de motor startte, was ze dusdanig buiten zinnen geraakt van angst dat ze was flauwgevallen. Daardoor was hij weer bij zijn positieven gekomen, had de auto in z’n achteruit gezet en was doorgereden naar de eerste hulp van het meest nabije plaatsje.

‘Toen we voorreden, stonden twee ziekenbroeders buiten te roken. Stelvio liep om de auto heen, deed mijn portier open, maar ik kon nog niet op m’n benen staan. Terwijl hij een arm om me heen sloeg, siste hij in mijn oor: Non mi fare scherzi – “Waag het niet om grappen uit te halen.” Meteen stonden de ziekenbroeders achter hem met een rolstoel, en namen me van hem over. Stelvio probeerde op alle mogelijke manieren om erbij te blijven, maar de ziekenbroeders weerden hem tamelijk hardhandig af. “Nee meneer, maakt u zich geen zorgen, wij nemen uw vrouw van u over, u wacht even in de wachtkamer.” Ik kon eerst haast niets zeggen, maar toen ze me thee gaven met heel veel suiker heb ik geloof ik wel iets verteld van wat er was gebeurd. Ik kreeg een envelop mee die de ziekenbroeder in mijn tas stopte. Daarin stond, maar dat heb ik pas later gelezen, dat mij dringend werd aangeraden om me te laten onderzoeken door een psychiater.’

Een van de instructies die sinds de introductie van de term ‘femminicidio’ is verstrekt aan Italiaans ziekenhuispersoneel is dat je de man en de vrouw zo snel mogelijk van elkaar moet zien te scheiden. Een hyperbezorgde man die haar niet wil afstaan, steeds het woord wil voeren, wijst bijna altijd op een van de stadia van de hel. Een man die niets op zijn kerfstok heeft draagt de patiënte juist gráág af aan het gediplomeerde personeel en neemt rustig plaats in de wachtkamer om de onderzoeken af te wachten.

Alleen hij die de ware aard der dingen moet bedekken blijft als een zenuwachtige jachthond zijn vrouw afschermen voor tussenkomst van derden. En de term jachthond is ook niet toevallig, want een vrouw is een prooi, voor de ‘femminicida’, zoals de hypothetische dader heet. Voordat hij toeslaat heeft hij een lange checklist afgewerkt, die iedere vrouw al jaren van tevoren zou moeten herkennen. Wie alert is, kan misschien nog op tijd weg. Wie nog alerter is, zorgt dat ze uit de klauwen van zo’n man blijft. ‘Zorg dat de eerste klap meteen de laatste is!’ is de slogan van een nationale regeringscampagne, met een vrouw die een hand tegen haar wang legt.

Dankzij de niet-aflatende stroom krantenartikelen begon ik zo langzamerhand een patroon te ontdekken in iets wat ik nooit had willen weten, en zeker niet in verband met twee van mijn beste vrienden. Zo waren we nu op weg naar een klooster van Franciscaner broeders in Toscane. Tijdens de scène met de doorgesneden polsen had Stelvio me na lang aandringen gezegd dat hij er wel iets voor voelde om zich een tijdje terug te trekken in een Franciscaner klooster. Zo gezegd, zo gedaan, daar heb je vrienden voor, samen met vriendin Silvia bracht ik hem weg. Fra’ Massimo verwachtte ons om drie uur. ‘Maar ik waarschuw u’, had broeder Massimo telefonisch tegen me gezegd, ‘alleen wie zichzelf wil helpen kan geholpen worden. Ik weet niet of uw vriend al zo ver is, als ik uw verhaal zo aanhoor.’

Inderdaad deed Stelvio of we met z’n drieën op een pleziertripje waren. ‘Malle meiden, naar een klooster in Toscane!’ lachte hij gemaakt vrolijk vanaf de achterbank, ‘wie van jullie had dat krankzinnige idee?’ Het regende pijpestelen, toen we na een oneindige tocht nog net op tijd bij het klooster aankwamen. Burcht, was meer het woord. Hier had de heilige Franciscus zijn roeping van God ontvangen, in een grotje dat al vanaf de ingang met grote pijlen en borden stond aangegeven. Broeder Massimo kwam ons door de boogvormige galerij die was uitgehakt in de rotsen tegemoet lopen op kop van een stoet zingende broeders in bruine pij. Hij was de voorstem. Ik kon mijn ogen niet geloven. Precies Matthijs van Nieuwkerk! Hij had ook nog eens een prachtige stem.

‘Waarschuwt u haar alstublieft. Dit soort mannen is gevaarlijk. Zeg haar dat ze hulp moet zoeken’

Stelvio verdween met broeder Massimo in de gewelven en Silvia en ik waren bloedjaloers. ‘Aan zo’n man zou ik m’n hele leven wel willen vertellen!’ riep Silvia. Stelvio kwam na een uurtje terug. Broeder Massimo kwam niet meer met hem mee. ‘We kunnen gaan’, zei Stelvio. Op de terugweg in de auto babbelde hij met ons mee over van alles en nog wat. Toen Silvia en ik voorzichtig vroegen of het trouwens allemaal goed was gegaan met broeder Massimo produceerde Stelvio een superieur glimlachje. ‘Een ziekenbroeder’, zei hij. ‘Ik word geacht mijn leven te bespreken met een ziekenbroeder. En zoals het altijd gaat: uiteindelijk heeft híj natuurlijk zijn hele ziel en zaligheid bij me uitgestort. De mensheid is radeloos. Daar helpt ook geen heilige Franciscus aan.’

Toen ik twee dagen later belde naar het klooster om broeder Massimo te bedanken voor zijn inspanningen kreeg ik hem direct aan de lijn: ‘Ik ben blij dat ik u spreek! Waarom had u mij niet verteld dat de vrouw van uw vriend is overleden?’

‘Wat!?’ riep ik uit.

Het bleef even stil. ‘Is dat niet zo?’ vroeg broeder Massimo toen.

‘Nee!!’ riep ik en de boosheid klonk door in mijn stem. ‘Ze is springlevend!’

‘Aha’, zei broeder Massimo. ‘In dat geval vrees ik dat we te maken hebben met een geesteszieke waar mijn mogelijkheden helaas ophouden. Ik ben slechts dienaar van God, moet u weten, geen psychiater. Uw vriend heeft zich ten opzichte van mij gedragen als een kersverse weduwnaar. Op alles wat ik vroeg schudde hij alleen zijn hoofd en mompelde: “Ze is er niet meer, ze is er niet meer.” Mag ik u vragen: is het soms zo dat zijn echtgenote, ook uw vriendin, als ik het goed heb begrepen, probeert om hem de deur uit te krijgen?’

‘Ja’, zei ik.

‘Dan kan ik niet anders zeggen dan dat ze groot gelijk heeft. Maar waarschuwt u haar alstublieft. Dit soort mannen is gevaarlijk. Ze verschuilen zich in alle lagen van de maatschappij. Ze gaat dit niet alleen redden. Zeg haar dat ze hulp moet zoeken. Professionele hulp.’

Vanaf 2005 is het jaarlijkse aantal dodelijke slachtoffers van de femminicidio gestegen van 84 naar 129 in 2013. De stijgende lijn heeft vooral te maken met de groeiende aandacht voor het probleem. Anders gezegd: hoeveel Italiaanse vrouwen voor die tijd na vaak jarenlange psychologische kwelling en fysieke mishandeling door hun (ex-)echtgenoot of levenspartner zijn vermoord, is eigenlijk niet bekend. Want pas met het benoemen van de categorie is het probleem erkend.

Het gaat niet om dronkenlappen uit asociale milieus die in een delirium alles wat ze onder handen komt wurgen, doodslaan of kapot trappen. De daders van de femminicidio zijn ‘normale’ Italiaanse mannen, die erin zijn geslaagd om hun vrouw of vriendin medeplichtige te maken van een vaak jarenlang durend toneelstuk dat koste wat het kost moet worden opgehouden voor de buitenwereld. Op het moment dat zij het toneelstuk verstoort door hem het huis uit te zetten, het contact te verbreken, aangifte te doen, te vluchten, scheiding aan te vragen, kortom publiek te maken wat verborgen had moeten blijven, slaan alle stoppen door. Dat kan zich vertalen in de uiteindelijke moord die alle mannen uit de categorie ‘femminicida’ in hun achterhoofd hebben, maar het kan ook eerder stoppen. Het hangt af van de vrouw, en van haar standvastigheid in het ‘nee’ blijven zeggen, iets wat, hoe raar het ook moge lijken, het moeilijkste van alles blijkt te zijn.

Eleonora ging in psychotherapie. Omdat, zo hoopte ze, ze op die manier ook Stelvio zo ver zou krijgen. Want daar bleef het haar maar om gaan: om Stelvio. Heus wel, gaf ze toe, had zij de psychotherapie ook zelf nodig. Want hoe het zo ver had kunnen komen, na dertig jaar ‘i principi’ te zijn geweest, dertig jaar waarin niemand iets had gemerkt, dat was inderdaad wel iets wat haar ook aanging. Maar wat vooral belangrijk was: dat Stelvio zou ‘genezen’, zoals ze het noemde. Want dan konden ze samen weer verder.

Het slachtoffer is vaak afgestudeerd, of in ieder geval gediplomeerd, en verdient haar eigen geld

Kenmerken van de dader en het slachtoffer: mannen en vrouwen tussen de 35 en 52, vaak al lange tijd samen. Zij is vaak afgestudeerd, of in ieder geval gediplomeerd, en verdient haar eigen geld. Dat geldt voor maar liefst 47 procent van de slachtoffers, wat een opvallend hoog aantal is in de westerse wereld. Hij is vaak een charismatische figuur en weet zijn binnenwereld af te schermen met vrolijk, joviaal gedrag, dat hij niet te lang achter elkaar volhoudt. Daarom barricadeert hij zich liefst binnenshuis, alleen met haar, en hij eist van haar hetzelfde.

Ieder succesje van haar is een dolksteek door zijn hart. Hij is niet alleen als de dood voor mannelijke kapers op de kust, maar ook voor vrouwen, vriendinnen, moeders, zusters, gymclubjes, middagjes winkelen, met een vriendin naar de bioscoop gaan. Alles wat het heilige verbond tussen hem en haar in gevaar brengt leidt tot grote paniek. Voorkomen moet worden dat ze praat met iemand anders, dat ze op ideeën wordt gebracht, dat ze een uitlaatklep vindt. Als er een probleem is, dient het met hém besproken te worden.

De meest gevaarlijke fase van de dodelijke verhouding met een ‘femminicida’ is die waarin hij voelt dat zij hem gaat verlaten. Als je niet meer van mij bent, mag je niet meer bestaan. En dat waren exact de woorden van Eleonora in 2011, toen ik het nog helemaal niet had begrepen. ‘Ik ben bang’, zei ze, ‘want voor Stelvio mag ik niet meer bestaan als ik niet meer van hem ben. Hij heeft me liever dood.’

Bij wijze van spreken, dacht ik toen.

De oorzaken van deze specifieke misdaad die wordt gepleegd door ‘normale’ mannen liggen diep in de genen van de Italiaanse maatschappij verscholen. Pas in 1981 is het ‘delitto d’onore’ – eerwraak – geschrapt uit het Italiaanse wetboek. Pas vanaf toen viel het doden van je vrouw of verloofde onder het strafrecht voor moordzaken. Tot die tijd golden voor het ‘delitto d’onore’ zwaar verzachtende omstandigheden, die in veel gevallen niet eens tot gevangenisstraf leidden. Want als een man het idee had dat zijn vrouw hem bedroog, laat staan als hij haar op heterdaad betrapte – iets wat natuurlijk altijd het geval was, volgens de advocaten – had hij het recht om zijn eer te wreken.

En pas halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw is verkrachting een misdaad geworden voor de Italiaanse wet, in plaats van een ‘belediging van de publieke moraal’. Ook dat betekende dat een vrouw geen poot had om op te staan, en hooguit een beetje meewarige genoegdoening van de rechter kon krijgen. Zij was hoe dan ook voor altijd de puttana, de hoer, die de man had uitgedaagd. Onder uitdagen viel ook het dragen van een strakke spijkerbroek, korte rok, of T-shirt. Dat werd tot de verandering in de wetgeving in de weinige verkrachtingszaken die voor de rechter kwamen als verzachtende omstandigheid erkend.

Op 25 november van dit jaar, de internationale VN-dag tegen geweld tegen vrouwen, heeft de Italiaanse president Giorgio Napolitano de 36-jarige advocate Lucia Annibali geridderd tot Cavaliere al Merito (Ridder wegens bijzondere verdiensten) vanwege ‘de moed, het doorzettingsvermogen en de waardigheid waarmee ze heeft gereageerd op de ernstige fysieke consequenties van de verwerpelijke agressie die ze heeft ondergaan’.

De afgewezen advocaat met wie ze een paar jaar een verhouding had gehad liet Lucia op 16 april een emmer zoutzuur in het gezicht gooien door twee Albanezen aan wie hij haar huisdeursleutel had gegeven met de bedoeling om haar adembenemend mooie gezicht voorgoed uit te wissen. ‘Jij hebt het mooiste gezicht ter wereld’, had hij in betere tijden vaak tegen Lucia gezegd. Zij had de moed om vlak voor haar 36ste verjaardag op 18 september dat wat na maanden van zeer pijnlijke operaties nog over was van het mooiste gezicht ter wereld te tonen op de voorpagina’s van alle Italiaanse kranten. Met een ongelooflijk dappere glimlach en een ijzersterk verhaal erbij. ‘Hou van jezelf’, raadde ze alle Italiaanse vrouwen aan die zichzelf voor de gek houden en in een verhouding zitten die niet spoort. Dat zijn er naar schatting zo’n tien miljoen. Want Eleonora is niet de enige die niet in de statistieken voorkomt. Slechts zeven procent doet aangifte, nu pas eindelijk, omdat er een nationaal frame is gecreëerd en je niet meer door de carabinieri wordt aangekeken als een hysterisch huilvrouwtje dat het gewoon allemaal eens rustig thuis moet uitpraten met haar man. In dat opzicht is de introductie van de term ‘femminicidio’ doorslaggevend geweest, want de mannen die zich achter de verborgen misdaad verschuilen weten een overtuigende act op te voeren ten overstaan van derden en ordediensten. Dat is vanwege hun ‘dubbele persoonlijkheid’, zoals de eufemistische omschrijving luidt.

De anti-femminicidio-wet die in oktober is aangenomen door het Italiaanse parlement biedt ordediensten de mogelijkheid om de situatie over te nemen van de vrouw, zodra ze zich eenmaal heeft gemeld. Hij kan verwijderd worden uit huis ook als zij er niet om vraagt, en het fysiek of elektronisch stalken en bedreigen van een (ex-)partner is zwaarder strafbaar gemaakt. Niettemin is de hel voor een vrouw met zo’n soort man altijd de hare. Want hij weet haar altijd te vinden, hoeveel controle je er ook op zet. Hij weet altijd méér, hij kent haar dagelijkse gewoontes, vrienden, adressen, heden, verleden, hij weet alles.


Met Stelvio gaat het trouwens weer beter, na de zwaar bevochten eerste stap naar de echtscheiding die anderhalf jaar later werd uitgesproken. Eleonora heeft hem veel geld moeten betalen, om tot de separazione, de scheiding van tafel en bed in ‘gemeenschappelijk akkoord’ te komen. Want zij was de kostwinner, bleek nu ineens voor de rechter. Stelvio had dat nooit zo gezien, maar voor de rechter was hij bereid het te erkennen. Dan duurt het nog drie jaar tot de officiële divorzio, de definitieve scheiding, kan worden uitgesproken. Drie jaar waarin een van de echtelieden zich nog mag bedenken. Dat is de invloed van de katholieke kerk.

Maar op dit moment ziet het er niet naar uit dat Stelvio zich zal bedenken. Hij is namelijk verliefd. Daar stond hij ineens weer in al zijn oude glorie voor mijn neus. Mooi als Modigliani, de dikke ebbenhouten haardos achterover gekamd, de driekwart goudbruine fluwelen jas hing nonchalant over een gloednieuwe outfit van Italiaanse topkwaliteit. En de onweerstaanbare 24 karaats-lach was terug. Zij was 21. ‘27 jaar verschil, snap je, dat is bijna niet uit te leggen. Hier, moet je kijken.’

Mijn adem stokte toen hij de foto op het schermpje voor me oppiepte. Een tengere naakte meisjesrug met een lange vlecht tot op de billen. De foto die hij ooit van Eleonora had gemaakt en altijd bij zich droeg. Dit meisje heeft zwart haar.

Beeld 1: Ian Berry / Magnum / HH, 2: dagospia.com