Jij mag alles zijn, stond er in *het onderwerp van de mail waarin ik werd uitgenodigd voor een Zoom-interview met schrijver en therapeut in opleiding Griet Op de Beeck (of nou ja, uitgenodigd: kaartjes kostten 19 tot 24 euro). Veel aan deze frase zette me aan het denken. Ik was met name geïntrigeerd door de gelijktijdigheid van het gebrek aan grenzen (alles! Zijn!) en de toch wel gebiedende toon (Jij, mag) waarmee dit werd geformuleerd. Als ik werkelijk alles mocht zijn, van wie had ik daarvoor dan toestemming nodig?
Het idee, dat wist ik zeker, was niet dat Griet Op de Beeck naar het online interview zou komen om de aanwezigen aldaar hoogstpersoonlijk waar dan ook toestemming voor te verlenen. De vertelinstantie van de zin Jij mag alles zijn was geheimzinniger van aard, eerder een innerlijke stem die zich voor de gelegenheid presenteerde als externe autoriteit.
Wat zou je doen als je niet meer beperkt wordt door de verwachtingen die anderen ooit van je hadden? Wat gebeurt er als je je verleden onder ogen durft te zien? Waar laat je je door tegenhouden?
Het antwoord op de laatste vraag leek vervat in de eerste twee. De beoogde vrijheid was tweeledig: als je je, in eerste instantie, bevrijdde van een aantal ketenen zoals de verwachtingen van anderen, het verleden, zelfbedrog en schaamte, was er daarna die even grenzeloze als mysterieuze vrijheid om alles te zijn.
We schuiven de moeilijke dingen uit ons verleden onder het tapijt en gaan krampachtig door met leven alsof het allemaal niet bestaat. Maar wanneer we wel onder dit tapijt durven kijken, zien we dat er wel degelijk antwoorden te vinden zijn.
Zelfinzicht kan een bevrijding zijn, maar ik wantrouw iedereen die beweert een definitief antwoord te hebben gevonden onder het tapijt en zich daarmee, bovendien, ‘vrij’ zou hebben gemaakt. Je kunt, en moet, op gezette tijden nee zeggen tegen de verwachtingen van anderen, maar verwachtingen van anderen (waarbij iedereen altijd óók de ander is) zijn een motor zonder welke we nauwelijks zouden functioneren. Je kunt te veel zwijgen over het verleden, maar je kunt ook zoveel praten dat dát weer een specifieke manier van zwijgen wordt – de metafoor van het tapijt alleen al is een tamelijk dwingende vertelvorm. Alsof ‘het verleden’ per definitie uit trauma bestaat (de troep onder het tapijt), alsof decorum (het tapijt zelf) alleen maar een façade is: een groot en krampachtig doen-alsof. Alsof er een heldere kloof bestaat tussen het één, doen alsof, en het ander, werkelijk zijn.
In Over vrijheid, schrijft Maggie Nelson in tegen het idee dat er een lineaire weg bestaat van onvrijheid (of die nu politiek is, of sociaal, of therapeutisch) naar vrijheid. Juist in de verknoping van vrijheid en onvrijheid ziet Nelson ruimte om ‘af te dwalen’: ‘Want dit is de plek waar soevereiniteit en zelfverlies, subjectiviteit en onderwerping, autonomie en afhankelijkheid, ontspanning en behoefte, plichtsbetrachting en weigering, het bovennatuurlijke en het ondermaanse, samenkomen – soms extatisch, soms rampzalig.’
Het voelt, misschien paradoxaal, bevrijdend om Nelsons gedachten over de verknopingen van vrijheid en onvrijheid te lezen in een tijd waarin er weinig ruimte is voor ambiguïteit in het algemeen en morele ambiguïteit in het bijzonder. Schuld, boete en schaamte lijken de pijlers van ieder maatschappelijk gesprek. Het shamen van vrouwen die zich om welke reden dan ook geen kind kunnen veroorloven is met de verwerping van Roe vs. Wade definitief mainstream geworden in the land of the free. Maar ook aan de overkant van het ideologische spectrum worden (vrouwelijke) verlangens gezuiverd en rechtgetrokken, zodat ze keurig passen binnen de kaders van, bijvoorbeeld, consent. Dit werkt, schrijft ook Nelson, een nieuwe vorm van schaamte en zwijgen in de hand: de beschuldigende partij kan zich de complexiteit die hoort bij verlangen niet permitteren. (Ook in hoeken waarin conservatieve en progressieve impulsen met elkaar zijn verknoopt spelen schuld, boete en schaamte een hoofdrol: dankzij iemand als Yvonne Coldeweijer, die het als haar persoonlijke kruistocht opvat om ‘de hypocrisie’ van BN’ers aan het licht te brengen, is zoiets doodgewoons als vreemdgaan ineens weer een hoofdzonde, waarvoor betreffende BN’ers dan op tenenkrommende, publieke wijze door het stof moeten. Dit alles zou moeten bijdragen aan het ‘empoweren’ van de vrouwen die hiervan het slachtoffer zijn – vrouwen wier privé-levens zonder enige terughoudendheid zo-even door Coldeweijer te grabbel zijn gegooid.)
Zelfs wie de bevrijding van schaamte betracht, zoals Griet Op de Beeck, verhoudt zich onvermijdelijk tot een discours waarin schuld en schaamte grote macht uitoefenen. Jij mag alles zijn: zoiets zeg je alleen omdat je weet dat het, in principe, niet zo ís