Robin de Raaff © Marco Borggreve

Atlantis, het verloren eiland van een beschaving die volgens Plato door Zeus met afzinking werd bestraft voor zijn morele verloedering. Dat lijkt op wat klimaatactivisten en fundamentalisten van alle denkbare gezindten nu beweren over onze wereld. Of we gaan kapot aan zedelijk verval, of we worden Atlantis II door de zeespiegelstijging die we als mensheid ook al aan onszelf te wijten hebben. Ondergangsvisioenen zijn van zondvloed tot Spengler zo oud als de mensheid. Merkwaardig niettemin hoe geobsedeerd deze tijd is door vervalsverschijnselen. Het sterven van de natuur, het einde van de westerse beschaving, het sterven van de vrijheid en nu, door covid, het einde van de intimiteit of de Laatste Genadeklap voor de economie.

Er komt bedoeld en onbedoeld veel samen in Robin de Raaffs oratorium Atlantis (2016) voor sopraan en bariton, twee soloharpen, koor en groot orkest, onder meer geïnspireerd door de aanblik van het vervallen Rotterdamse zwemparadijs Tropicana. Behalve een monumentale verklanking van Hart Crane’s Atlantis-gedicht is dit stuk een in memoriam Pierre Boulez, een van de aartsvaders van de nieuwe muziek na de Tweede Wereldoorlog en de eerste grote componist die De Raaffs talent herkende. Met Boulez stierf voor De Raaff in zekere zin ook het modernisme, al weer een eiland dat ten onder ging aan compromis en conformisme, met achterlating van een erfenis die geen componist kan ontwijken; een utopisch perspectief op het andere, onuitgesprokene.

Die uitdaging is De Raaff in Atlantis niet uit de weg gegaan; het werd een poststuk sui generis. Oratorium is niet helemaal het woord voor deze grootscheepse synthese van post-tonale, gestische rusteloosheid en de geest van de grote romantische vorm. De boodschap is niet zozeer de ondoorgrondelijke tekst als het stuk zelf, ondanks de verwijzingen naar Plato en een afslag naar de klimaatproblematiek in het slot, waar het koor uiteenvalt in gefluisterde getuigenissen van tsunami-slachtoffers. Atlantis is een klassiek weemoedige verheffingsdaad, enerzijds ambitieus monument voor Crane’s magische woorden, anderzijds in wezen instrumentale muziek. Het nauwelijks verstaanbare koor versmelt op een enkele a capella-episode na volkomen met het onder Markus Stenz grandioos klinkende Radio Filharmonisch Orkest, en de vocale solopartijen hadden op instrumenten niets aan geloofwaardigheid verloren. In één specifieke passage fuseren sopraan en klarinet op een G in een intrigerende vocaal-instrumentale mengklank.

Atlantis is een indrukwekkend stuk. De Raaff behoort tot de krachtigste Nederlandse symfonici. Weinig levende componisten creëren met een atonaal vocabulaire zulke schitterende, tot de verbeelding sprekende en toegankelijke klankpanelen. Panelen ja – want Atlantis ís als een gigantisch fresco. De rusteloze beweging van ronkende basklarinetten en contrafagotten, van het duo soloharpen in glanzend surround, bewegen zich als zwevende objecten in een afgesloten ruimte. Die ruimte is een gaudiaans paleis vol vreemde vensters naar een zichtbare, maar onbereikbare eeuwigheid. En op het dak van die wereld zit een componist zijn plaats in de geschiedenis te overdenken met een introspectie die ik zo niet eerder bij hem hoorde. Dit stuk werd een test voor zijn moed, een triest mooi, tobberig gevecht met magisch fijngeslepen woorden die steeds net niet kunnen zeggen wat ze vinden – net muziek, kortom.


Robin _de__ Raaff,_ Atlantis