
In de voorlaatste aflevering van het tweede Fargo-seizoen gebeurt iets wat niemand verwacht en niemand kan verklaren. De cruciale scène speelt zich af rondom een vervallen motel in 1979 – met deuren die direct uitkomen op de parkeerplaats en in de omgeving niets behalve bossen en donkerte. Kortom, een typisch buitenstedelijk Amerikaans motel, zoals vrijwel alles in deze serie typisch Amerikaans is: de decors, de dorpjes, de besneeuwde weilanden, de nogal boerse accenten. Bij dit motel komen alle belangrijke personages van dit seizoen voor het eerst samen, althans, degenen die nog leven: het dodental is sinds een noodlottig ongeluk in de eerste aflevering gestaag opgelopen. Nu, in het motel, worden agenten bij bosjes neergeschoten. De reden: ze beschermen de Blumquists, een nogal kneuterig echtpaar dat tegen wil en dank in een moordzaak is terechtgekomen en in dit motel zit opgesloten als mogelijke getuigen. Meerdere criminele families jagen op hen – uitsluitend uit wraak, een belangrijke drijfveer in Fargo – en er ontstaat een chaotische schietpartij. Het lijkt erop dat de politie wordt verslagen, de lokale sheriff Lou Solverson (een glansrol van acteur Patrick Wilson) staat op het punt omgebracht te worden, maar dan verschijnt er met veel geraas en felle lichtflitsen plotseling een ufo boven het motel.
Het is kenmerkend voor Fargo: zo’n onvoorzien element in een verder realistisch verhaal. Wat heeft die ufo nou te zoeken bij dat motel? Het blijft tot aan het einde van de serie onduidelijk. Alle personages kunnen niet anders doen dan er zwijgend naar staren. Vaste Fargo-kijkers werden door de ontwikkeling aangespoord om oude afleveringen nog eens uit te pluizen, op zoek naar eventuele sporen van buitenaardse wezens, voorbodes voor deze merkwaardige twist – die er inderdaad waren, maar de vraag nog niet beantwoordden: waarom werd uitgerekend voor dit plotelement gekozen, wat had die ufo daar te zoeken? Hij verdwijnt nota bene binnen een halve minuut al weer uit beeld, zonder dat hij iets concreets heeft gedaan.
Toch verandert de vliegende schotel het verloop van de serie wel degelijk: na deze interventie weet Solverson zichzelf plotseling veilig te stellen en te ontkomen met de Blumquists. Natuurlijk, de scenarioschrijvers hadden Solverson op honderd andere, meer geijkte manieren kunnen redden, maar juist dat er dan voor zoiets grotesks en onwaarschijnlijks als een ufo-verschijning wordt gekozen typeert Fargo: zo halen scenarist en bedenker Noah Hawly en de talloze regisseurs die de serie maken de verwachtingen van de kijker onderuit. Ze onderstrepen hun beheersing van het spel: kijk, dit kunnen wij gewoon doen, ook al beginnen we iedere aflevering met de (gelogen) mededeling dat wat volgt waargebeurd is en ook al oogt de serie verder zo aards en toegankelijk; wij zijn de baas over dit verhaal, het is allemaal nep, zie hier de letterlijke deus ex machina, wij schikken ons niet in het gangbare verloop van een misdaadserie.
Fargo speelt voortdurend met de verwachtingen van de kijker, in alle drie de seizoenen die tot nu toe gemaakt zijn – het eerste verscheen in 2014 (en won prompt een Golden Globe voor beste televisieserie), het derde wordt momenteel vertoond via Netflix, met week voor week een nieuwe aflevering. Wat die seizoenen met elkaar gemeen hebben is op het oog niet zo helder: er is geen doorlopend verhaal of stuwende rode draad; iedere jaargang komen er, anders dan bij vrijwel alle series, weer nieuwe personages opdraven in verschillende steden (overigens allemaal binnen de grenzen van Minnesota), en elk seizoen wordt gemaakt door Hawley en andere regisseurs die andere moordzaken en mysteries centraal stellen.
Niettemin hebben de verschillende seizoenen duidelijk met elkaar te maken. Ze lijken, hoe vaag dat ook klinkt, allemaal gemaakt met hetzelfde dna. Iedere jaargang loopt er binnen dat ijzige winterlandschap, vol heldere kleuren, in elk geval een onvervalste schurk rond. Er is een goedaardige agent, en een stel onnozelaars daartussen dat de situatie tevergeefs probeert te overzien en doorgaans alleen maar erger maakt. Pas na een paar afleveringen wordt echt duidelijk wie wat met elkaar te maken heeft, welke mysterieuze onderlinge verhoudingen er allemaal ontstaan en juist al bestonden. Dat komt ook doordat er veel wordt gezwegen: veel personages in Fargo zijn nogal stug, ze lijken aan niets zo’n hekel te hebben als overtollige woorden en geven zelf dus ook zelden duiding aan de situatie. En dan is er ook nog het koel gestileerde geweld als vaste component, dat ieder seizoen stukje bij beetje meer op de voorgrond treedt: wat begint met één of twee slachtoffers, meestal onbedoeld, traag en nauwkeurig in beeld gebracht, ontaardt geleidelijk in veredelde slachtpartijen. Het geweld in de wereld van Fargo is hard en bruusk. Let er maar eens op: wanneer iemand lang onder schot wordt gehouden, haalt men de trekker bijna nooit over, terwijl veel personages nogal abrupt sterven en eenmaal dood iets te lang in beeld worden gebracht. In seizoen 2 krijgen we zelfs gedetailleerd mee hoe een slager zich probeert te ontdoen van een lijk: we zien niet alleen hoe hij het in stukjes hakt, ook hoe hij het in een vleesverwerkingsmachine stopt en hoe het daar als een bruine, gehaktachtige smurrie uitkomt. Die gedetailleerdheid geeft de gruwelijkheid iets absurds, zoals zo veel in Fargo: geen moment wordt het echt dreigend, angstaanjagend of zwaar.

Die toon is, net zoals de terugkerende elementen van de serie, afkomstig uit dat befaamde bronmateriaal: die meesterlijke, gelijknamige Coen Brothers-film uit 1996, die ook bestaat uit zo’n prachtig in beeld gebrachte, ijzige omgeving met vrijwel overal uitgestrekte, bijna betoverende sneeuwvlaktes. En in die film loopt eveneens zo’n knullige hoofdrolspeler rond, die door onvermogen te maken krijgt met, jawel, zo’n klassieke, gewelddadige schurk en een in-en-in goede agente. In de wereld van Fargo zijn de beste agenten vrouw, die varen op een nagenoeg perfect afgesteld moreel kompas.
Je kunt geen stuk schrijven over de serie Fargo zonder de film te noemen, alleen is het risico daarvan dat het lijkt of de serie een spin-off is – terwijl serie en film, los van die thematische opbouw binnen dat fraaie universum, inhoudelijk weinig met elkaar te maken hebben en je de serie ook tekortdoet als je de film er steeds bij haalt. Want geheel op eigen kracht is Fargo een van de indringendste, verrassendste series die vandaag de dag gemaakt worden. Nog even over dat spelen met de verwachtingen: dat gebeurt niet alleen aan de hand van ufo’s, maar ook door bijvoorbeeld ineens vissen uit de lucht te laten kletteren (seizoen 1) – een scène die onvermijdelijk doet denken aan de befaamde kikkerregen uit Magnolia – of door een aflevering plotseling te laten beginnen met een ouderwets zalvende, duidende voice-over (seizoen 2). Dat werkt bijzonder goed, ten eerste omdat de wendingen nooit te veel nadruk krijgen (ze zijn binnen een paar minuten voorbij) terwijl ze het geheel intussen wel wakker schudden, en ten tweede, nog belangrijker, omdat die vaste toon van Fargo, die hoort bij de blauwdruk die ik net noemde, subliem getroffen is.
Spannend, rauw, kneuterig, gewelddadig, overdreven, onderkoeld, origineel: al die adjectieven zijn van toepassing op de serie en dat maakt navertellen ook vrijwel onmogelijk. De serie is huiselijk terwijl de belangrijkste scènes zich buiten de deur afspelen. Komisch zonder dat er grappen worden gemaakt. (‘Only an intellectual could believe something so stupid’, merkt een chagrijnige politiechef in het derde seizoen op wanneer hij met de zoveelste wijsneuzerige oneliner wordt geconfronteerd.
Sowieso, de welbespraaktheid van de criminelen, hun vlugge redeneertrant waarmee ze hun omgeving voortdurend met de mond vol tanden doen staan – samen met het steeds sterke acteerwerk is het bijzonder fraai uitgevoerd, aan Fargo hebben duidelijk de betere dialoogscenaristen meegewerkt. Voor de duidelijkheid: een slecht iemand is in Fargo ook echt honderd procent slecht, daar zit geen greintje medeleven of aarzeling bij. Zoals in een jeugdboek waar goed en kwaad overzichtelijke termen zijn om de wereld mee te ordenen, zonder iets van schemergebieden tussen die twee.
Natuurlijk valt daar van alles tegenin te brengen: Fargo is geen serie die je opzet voor psychologische diepgang of realistische karakteruitdieping. Tegelijkertijd heb ik het wat meer eenvoudige Amerikaanse leven, waarin iedereen elkaars stopwoordjes kent, waarin de mensen elkaar op straat gewoon groeten, waarin grote tv-zenders doorgaans niet zijn geïnteresseerd en waarin de lokale sheriff iedereen bij naam kent, nooit zo toonvast en fraai op beeld gevat zien worden als in Fargo. Bovendien lijken de makers het verwijt dat sommige scènes onrealistisch zijn al voor te zijn geweest door het verhaal van zulke onverwachte wendingen te voorzien. Misschien gebeurt dat bij Fargo wel op alle vlakken. Misschien is dat wel wat heel de serie zo goed maakt: dat de scenaristen altijd een stap voor lijken te lopen op de kijker, het geheel lijken te overzien en daarmee het mysterie alleen maar vergroten.
In het huidige seizoen 3 wordt er ook weer voortdurend gespeeld met de verwachtingen. Deze keer draait het om een tweeling, een voortreffelijke dubbelrol van Ewan McGregor. Zijn ene personage is een louche, pafferige reclasseringsambtenaar die samen met zijn vriendin onbedoeld verzeild raakt in een dubbele moordzaak, zijn andere personage is de welgestelde, zelfverklaarde ‘Parking Lot King of Minnesota’.
Ook nu: die prachtige, besneeuwde omgeving. Ook nu: de haarfijne shots, het constante niveau, de gevatte dialogen. En ook nu een mysterie dat van kwaad tot erger gaat, en dat zich ontwikkelt als een geijkt, gewelddadig misdaadverhaal maar ondertussen nergens de gebaande paden volgt. Net toen ik dacht dat ik door had hoe het seizoen zou verdergaan, was er ineens een voice-over van Billy Bob Thornton. Die speelde in het eerste seizoen een kwaadaardige hoofdrol, sneuvelde, en dook nu weer op met een inleidende parabel over het kinderverhaal Peter and the Wolf. Alle personages kregen door de voice-over een rol toebedeeld: er was een Peter, er was een Wolf, iedereen had een eigen rol. Eens te meer werden genres moeiteloos vermengd – het sprookjeselement had in Fargo nooit eerder zo veel nadruk. Ongetwijfeld te veel naar de smaak van sommigen, maar het was wel weer een bijzonder efficiënte manier om de kijker te confronteren met zijn verwachtingen. Om hem of haar met de ogen te laten knipperen, en daarna nog geconcentreerder te laten kijken. Het seizoen duurt nog een paar afleveringen, en alles kan nog gebeuren.
Het derde seizoen van Fargo is nu te zien op Netflix