De van oorsprong Zuid-Afrikaanse filmmaker Heinrich Dahms begint en eindigt zijn uitstekende documentaire Between the Devil and the Deep met twee onderwaterscènes waarin duikers illegaal vissen naar de perlemoen, een met uitsterving bedreigde zeeslak die de spil is van een miljardenindustrie, vooral in China waar men het schelpdier blijkbaar als delicatesse en lustopwekker ziet. Om de zeeslak te beschermen heeft de Zuid-Afrikaanse regering een visquotum ingevoerd, waardoor de duikvissers, inwoners van het straatarme Hawston in de westelijke Kaapprovincie, in één klap criminelen zijn geworden. Toch gaan ze door, met gevaar voor eigen leven. Als ze eenmaal zijn teruggekeerd uit de diepte worden ze opgewacht door politieagenten in rubberen bootjes op de wateroppervlakte, hun vinger op de trekker van een automatisch machinegeweer.

De schoonheid van deze omgeving staat in schril contrast tot de hel van het dagelijks bestaan in Hawston. Deze mensen leven ‘onder’: onder water én aan de onderkant van de samenleving. Ze zijn ten einde raad, vooral het gezin van Steven Figaji, een zestienjarige jongen die onder vreemde omstandigheden tijdens het duikvissen om het leven is gekomen. De officiële doodsoorzaak is ‘verdrinking’, maar zijn ouders vermoeden dat ze hun kind door politiegeweld kwijt zijn. Ze willen antwoorden, ze nemen een advocaat in de arm. Maar wanhoop en verdriet overheersen alles. Er is weinig hoop.

Het meest schrijnende is het verhaal van Ellen, een prachtige jonge vrouw die met haar kind van een jaar of drie samenwoont met Staggie, een drugsverslaafde (onder meer methamfetamine) die soms naar de perlemoen duikt met zijn vriend Sherman, maar die vaker óf helemaal niets te doen heeft óf kreeften in een plastic zak aan automobilisten probeert te verkopen. Ellen weet dat ze hem moet verlaten, maar ze is bang voor hem, vermoedelijk omdat hij haar mishandelt. Haar eerlijkheid, hoe zacht ze praat als ze vertelt over haar dilemma, haar onvermogen verandering in haar leven te forceren, ook ter wille van het kind, is hartverscheurend. Wanneer Ellen in beeld verschijnt vindt regisseur Dahms een niveau van authenticiteit dat maar zelden in cinema voorkomt, zelfs in documentaires. Je voelt niet met haar mee, je voelt wat zij voelt. Dat is een prestatie van formaat.

Dan, halverwege de film, komt er een actiescène die eveneens onvergetelijk is. Sherman en zijn vrienden gaan de zee op in een rubberen bootje. Twee camera’s: één wijd op het strand, één op de borst van stuurman Sherman. Ze worden ontdekt door de politie. Achtervolging. De politie schiet met scherp. Aanhouding op zee volgt. Harde klappen vallen.

Between the Devil and the Deep eindigt met Sherman en de rest die ondanks alles vissen naar de perlemoen. Ze hakken met breekijzers, haast woedend, alsof het loswrikken van de schelpdieren bevrijdend werkt. Op de geluidsband klinkt percussie, dwingend en ritmisch. Dit is niet de echte wereld, maar het statement van de regisseur is er onmiskenbaar een van opstand en verzet.


Te zien vanaf 4 juni


Beeld: (Amstelfilm)