De Franse striptekenaar Riad Sattouf maakte met de eerste twee delen van De Arabier van de toekomst veel los in Frankrijk. In een land dat werd getroffen door verschillende aanslagen en waarin het Front National oprukt, zijn de boeken onverwachte, veelbesproken en bekritiseerde bestsellers geworden. Veel Arabieren herkennen zich in Sattoufs persoonlijke en grimmige schets van de Arabische wereld uit de jaren tachtig, maar vinden wel dat hij helemaal niets positiefs vertelt over die voor sommigen toch ook mooie tijd. Tegenstanders maken Sattouf uit voor racist omdat hij de Arabieren portretteert als achterlijk en gewelddadig. Bovendien werd er van hem verwacht dat hij stelling nam in de discussie over moslims en migranten. Hij was cartoonist voor het satirische tijdschrift Charlie Hebdo, schreef een boek over zijn jeugd in twee Arabische landen, dus wat waren zijn persoonlijke standpunten?
Dat was precies waar Sattouf geen zin in had. Hij wilde gewoon afrekenen met zijn nare jeugd in het Midden-Oosten. Dat de boeken die daaruit voortkwamen toevallig precies passen in de discussie over Arabische migranten in Frankrijk, maakt hem niet zo veel uit: ‘Als ik was geboren in een klein dorpje in Italië of Noorwegen en ik schreef er een boek over, dan zouden mensen me toch ook niet naar mijn mening over de Europese toekomst vragen?’
Met de eerste boeken haalde Sattouf herinneringen op aan zijn jeugd in het Libië van Kadhafi en het Syrië van Assad. En die herinneringen zijn allemaal naar en duister. De twee geheimzinnige landen waar hij opgroeide en die na de Arabische revoluties niet meer bestaan (‘een soort Atlantis, waar niemand meer het fijne van weet’), werden beheerst door totalitaire regimes en waren bijna hermetisch afgesloten van de rest van de wereld. Riads vader vertrok eind jaren zeventig samen met zijn Franse vrouw naar Libië omdat hij daar werk aangeboden kreeg en omdat hij overtuigd was van de ‘pan-Arabische droom’. Niet voor niets heet het boek De Arabier van de toekomst: Riads vader had grote plannen met zijn zoon.
De kleine Riad met zijn blonde krullen werd in het eerste deel meegenomen naar Libië. In die ‘staat van de volksmassa’ is iedereen druk aan het lezen in Kadhafi’s ‘groene boekje’, dat vol staat met tegenstrijdige onzin en dus tot veel verwarring leidt. Zo is er geen bezit, maar krijgen de Sattoufs een woning toegewezen. Als ze een paar dagen weg zijn, is bij terugkomst hun huis ingepikt door iemand anders! Probeer het dan maar weer terug te krijgen. Het eerste deel laat zien wat voor vreemd land dat Libië was en dat Kadhafi er alles aan deed om de buitenwereld om de tuin te leiden.

Het wordt allemaal nog erger in het tweede deel, waarin de familie naar Syrië verhuist. In het dorp waar Sattoufs vader opgroeide, is de familie niet welkom. Ze zijn toch wat vreemd, Riad heeft blonde krullen en bovendien lijkt het alsof Sattoufs vader opeens het stuk land gaat claimen waar hij recht op heeft. Het dorp is vies, straatarm, het stinkt naar uitwerpselen, is extreem vrouwonvriendelijk, corrupt, en op school zoeken leraren naar een excuus om keiharde lijfstraffen uit te delen. Sattoufs moeder krijgt nog een zoontje, is doodongelukkig op het Syrische platteland en maant haar man om eens vaart te maken met zijn carrière, zodat ze naar de hoofdstad kunnen verhuizen. Ondertussen moet Riad zijn hoofd boven water houden op school waar hij wordt uitgemaakt voor ‘jodenzoon’ en iedereen alleen maar oorlogje wil spelen. Hij krijgt een flinke cultuurshock als hij in de zomer op vakantie gaat naar familie in Frankrijk. Op de Franse school zijn kinderen nauwelijks zindelijk, praten raar en hoeven ze alleen maar te knutselen.
In het laatste boek gaat het verder met de Frans-Syrische Riad die nog steeds gevangen zit tussen twee werelden. De inmiddels zevenjarige Riad heeft een manier gevonden om het op school vol te houden. Samen met zijn vriendje Saleem zit hij vooraan in de klas, zorgt dat hij altijd zijn huiswerk af heeft, omdat je anders slaag krijgt (‘Doordat de kinderen zo vaak slaag kregen, waren ze gehard. Ze moesten niets van ons hebben’). In de pauze blijven ze dicht bij de meester en proberen de andere kinderen niet aan te kijken. Als het per ongeluk toch een keer gebeurt, wordt hij gedwongen Frans te praten en lachen ze hem uit. Om er toch iets meer bij te horen, worden Riad en zijn broertje besneden. Hun vader is toch een beetje moslim als het hem uitkomt en hij doet mee aan de ramadan.
De anekdotes van Sattouf zijn allemaal schrijnend en tegelijk grappig. Echt hilarisch wordt het als Riad samen met twee vriendjes de film Conan de barbaar kijkt. In vijf pagina’s wordt het verhaal van Conan naverteld (‘Conan, bestaat er iets mooiers in het leven? Je vijanden verslaan, ze voor je ogen zien sterven en hun vrouwen horen jammeren!’). Het gaat erin als koek en de jongens zijn doodstil van adoratie. Het spreekt voor zich dat ze daarna als echte barbaren erop uit trekken en af en toe ‘Bij Crom!’ roepen. Maar alleen als ze een groepje tegenkomen dat zwak is, kijken ze stoer en uitdagend. Bij een vijandig groepje worden de zwaarden snel verstopt.
Riads moeder is weer zwanger en houdt het nu echt niet meer uit in Syrië. Haar man blijkt minder succesvol te zijn dan hij zich voordoet en zijn goede contacten leveren helemaal weinig op. Ze vertrekt met de kinderen naar Frankrijk, omdat ze liever daar wil bevallen. Riad gaat in Frankrijk naar school en is verbaasd dat de juf geen stokslagen uitdeelt als kinderen niet luisteren. Riad is een van de besten van de klas en blijkt ook nog eens fantastisch te kunnen tekenen. Zijn omgangsvormen zijn na een jeugd in het Midden-Oosten wat ruw voor de andere kinderen (‘Hou je bek jij!’ ‘Ooooh, een scheldwoord’). Na drie maanden keren ze met z’n vieren terug naar papa, die een verrassing voor zijn gezin heeft. Ze gaan naar Saoedi-Arabië! Met die cliffhanger eindigt het derde deel.
De Arabier van de toekomst is een heerlijke serie over een periode en een land die voorgoed verleden tijd zijn. Sattouf kijkt er niet met weemoed naar om, maar vol verbittering. Hij heeft het eerste boek in een roes geschreven en getekend, zonder enige research te doen. Hij wilde zijn herinneringen van zich af tekenen en dat is hem goed gelukt. Of het allemaal precies zo was, doet er eigenlijk niet toe, omdat het geen stripdocumentaire is. Sattouf benadrukt dat het een autobiografie is en dat het hem er niet om gaat een waarheidsgetrouw beeld te geven van de Libische en Syrische maatschappij. Hij laat ons zien hoe hij het beleefd heeft.
De valkuil is nu dat je na lezing van Sattoufs boeken denkt te weten hoe de vork in de steel zit en dat je meer weet over de geschiedenis van het Midden-Oosten. Dat is maar ten dele waar, omdat Sattouf nergens de diepte in gaat. Hij stipt veel aan, maar legt het niet verder uit. Dat hoeft ook niet, want De Arabier van de toekomst is perfect zoals het is: een interessante en bovendien erg humoristische biografie over een Franse Arabier, of Arabische Fransman die voortdurend tussen twee werelden schippert.