DE DOORGEWINTERDE cross-dresser George Sand (1804-1876) schreef het al in haar autobiografie: ‘Om te vermijden dat je de aandacht trekt wanneer je je als man kleedt, moet je er al aan gewend zijn aandacht te vermijden wanneer je als vrouw gekleed gaat.’ Sand signaleerde dat mannelijkheid veel met onopvallendheid heeft te maken. Vrouwelijkheid daarentegen heeft meer van doen met ijdelheid en aanstellerij. Kleren maken de vrouw. Sieraden en strikjes, kantjes en randjes, handtasjes, make-up, naaldhakken, gebaartjes en gekir.
Wie gewoon doet, doet mannelijk genoeg. In dit licht bezien leek de Drag King Workshop die de New Yorkse performance-artieste Diane Torr vorig weekend in De Melkweg organiseerde een gemakkelijke opgave. De deelneemsters aan deze travestieworkshop voor vrouwen zouden gewoon op moeten houden zich aan te stellen en ze zouden voor mannen kunnen doorgaan.
BIJ WIJZE VAN voorstudie bezoek ik enige dagen voor de workshop een contactavond van de werkgroep T & T (Travestie en Transseksualiteit) bij de NVSH in Amsterdam. Bij het binnentreden vervliegt meteen de hoop op een gesprek met vrouwen die ervaring hebben in het zich voordoen als man. Ik tref een heftig gejurkt en zwaar opgemaakt gezelschap.
Vrouw-naar-man-travestieten en -transseksuelen zijn een zeldzame verschijning op deze T & T-avonden, leer ik. Slechts een op de vijftigduizend vrouwen is transseksueel, tegen een op de twintigduizend mannen. Bovendien, zo vertelt een dame met een groene panty: ‘Na de operatie willen vrouwelijke transseksuelen niks meer met de NVSH te maken hebben. Dan zijn ze gewoon man.’
Vrouwelijke travestieten, dus vrouwen die zich slechts af en toe als man verkleden - daarbij kunnen de aanwezigen zich weinig voorstellen. ‘Dat valt toch niet op?’ zegt Rita, een forsgebouwd type in een fleurig pakje. ‘Een vrouw kan gewoon een broek aandoen. Niemand zal er iets van zeggen. Terwijl een jurk voor een man een absoluut taboe is.’
Het gesprek verstomt als een jongen met een donkere stoppelbaard uit de kleedkamer komt, gekleed in een lange witte bruidsjurk en met een wit lint in het halflange haar. Midden in de ruimte stelt hij zich glimlachend op, met zedig neergeslagen ogen. De overige aanwezigen drommen om het bruidje heen en slaken kreetjes. Dit is baas boven baas als het om vrouwelijkheid gaat, begrijp ik. ‘Waar koop je zoiets nou’, vraagt Rita, de glanzende witte stof bevoelend.
Ook verder doen de conversaties onder de bezoekers denken aan de inhoud van een modaal damesblad. Hoe je make-up moet aanbrengen, waar je schoenen moet kopen en welk figuur je moet hebben om ruitjes te kunnen dragen. De opvatting dat vrouwelijkheid een constructie is die je moet leren wordt hier in alle hoeken van de ontmoetingsruimte gestaafd.
Anita, de gastvrouw van de avond, komt op mij afgestoven. ‘Ik heb er een, ik heb er een.’ Zij doelt op de net binnengekomen Cas, een ex-vrouw in coltrui en spijkerbroek, die de contactavond aandoet om de make-up die hij verkoopt onder deze heavy users te promoten. Cas heeft gehoord van de workshop van Diane Torr en zegt lachend dat die hem op een idee heeft gebracht. ‘Niet slecht, als je voor zo'n avond honderd gulden per deelnemer kunt vragen.’ Maar voor het overige irriteert het fenomeen van de travestieworkshop hem een beetje. ‘Omdat er een lolletje van gemaakt wordt, terwijl het om dingen gaat die voor transseksuelen heel serieus zijn.’
Tips voor de vrouwelijke travestiet heeft hij niet. Of het moest zijn dat ze vooral niet moeten gaan overdrijven. ‘Ik heb me altijd hetzelfde gedragen, voor en na de operatie.’ Overdreven macho-gedrag komt echter veel voor onder vrouw-naar-man-transseksuelen, vertelt Cas. ‘Toen ik in het ziekenhuis mijn borsten weg liet halen dacht ik dat ik op een mannenzaal kwam te liggen. Dat zag ik helemaal niet zitten, dus ik wilde ertegen protesteren. Bleek dat het allemaal vrouw-naar-man-transseksuelen waren op die zaal. Maar ik vond het er afschuwelijk. Ze lagen allemaal de verpleegsters met hun ogen uit te kleden en grove taal uit te slaan. Ik hou zelf helemaal niet van macho-gedrag. Dat is ook helemaal niet nodig, ik word ook nooit voor een vrouw aangezien.’
Volgt nog een mini-onderzoek onder de mannelijke aanwezigen naar de motieven achter hun travestie. Het blijkt dat het de travestiet gaat om het genot zich te versieren, mooie zachte kleren aan te mogen en zichzelf mooi en zacht te mogen gedragen. Een genot met vervelende kanten.
‘Het is een drang’, vertelt Rita. ‘Ik vind de travestie eerder een belasting dan een verrijking van mijn bestaan. Je moet een deel van je leven geheimhouden.’ De meeste anderen stemmen met haar in. Verhalen over angst voor ontdekking en molestatie op straat, rotopmerkingen en onwillige kledingverkopers doen de ronde.
Sjors, alias Gina, is een van de weinigen die haar vrouwelijke kant als een feest ervaart. ‘Als vrouw durf ik allerlei dingen te zeggen die ik als man niet durf. En iedereen reageert veel spontaner op mij, juist omdat ze zien dat ik een verklede man ben. Ik laat iets intiems van mezelf zien, daardoor geven anderen zichzelf ook sneller bloot.’
De andere bezoekers lijken hun vrouwelijkheid eerder met een negatieve vorm van kwetsbaarheid te associeren. Dat is de enige reden waarom ze zich kunnen voorstellen dat vrouwen zich als mannen zouden willen verkleden: bijna allemaal zijn ze wegens hun uitbundige kledij wel eens door hitsige mannen lastiggevallen. Maar anders dan echte vrouwen beschikken deze interseksuelen over het geheime wapen van hun mannelijkheid. Een travestiet met krullenpruik vertelt hoe zij zich zat op te maken in haar auto, toen een man zich door het raampje boog om oneerbare voorstellen te doen. Zij hoefde slechts met haar diepe mannenstem ‘boe’ te zeggen om de belager op andere gedachten te brengen.
BIJ DE TRAVESTIEWORKSHOP voor vrouwen, twee dagen later, blijkt de wens om potentiele aanranders te slim af te zijn voor slechts enkele vrouwen het motief voor deelname. Nadat het gedoe rond het rekverband om de borsten af te binden, het fabriceren van wattenpenissen en aanbrengen van snorren, stropdassen en baardschaduwen enigszins tot rust is gekomen, blijkt in een groepsgesprek dat de beweegredenen zeer uiteenlopen.
Twee vrouwen vertellen dat ze toch al vaak voor een man worden aangezien. Han, die zichzelf tot Hans, een wat sullige bareigenaar, heeft getransformeerd, wordt regelmatig in het damestoilet op haar schouder getikt: U zit verkeerd! Deze vrouwen zijn erop uit om, al is het maar voor een avond, te voelen hoe het is om een eenduidige seksuele identiteit te hebben. Een Engelse fotografe, verkleed als soft uitgevallen hardrocker, houdt een nogal slaapverwekkend betoog over seksobjecten, de beperkingen die zij zich als vrouw voelt opgelegd en de mannelijke blik. Anderen hopen door de verkleedpartij meer inzicht te krijgen in wat er mannelijk, wat vrouwelijk, wat aangeleerd en wat natuurlijk is aan hun gewone manier van doen.
Het meest overtuigend als man zijn echter de vrouwen die alleen maar meedoen vanwege het plezier van het zich verkleden. Topper van de avond is Chris, een Argentijnse actrice, die zich zo inleeft in haar rol van Sandro, een Italiaan die bij een circus werkt, dat de rest van de groep al na een half uur haar oorspronkelijke identiteit is vergeten. Sandro was ook als meisje al jongensachtig, met weinig uitgesproken vormen en een bijna kaalgeschoren hoofd. Sandro heeft geen snor nodig om een jongen te zijn.
Het is een meisjesdroom, de droom om een jongen te zijn. Niet voor niets komen in meisjesboeken zoveel jongensachtige meisjes voor. De stoere meiden die sinds het eind van de vorige eeuw opduiken in de jeugdliteratuur zijn de collegaatjes van de mannelijke vrouwen uit de volwassenenliteratuur van de New Women aan het einde van de vorige eeuw. En van de met mannelijkheid flirtende typen uit de jaren twintig en dertig van deze eeuw: Radclyffe Hall met haar creatie Stephen, Virginia Woolf en haar door Vita Sackville-West geinspireerde Orlando, Gertrude Stein, Marlene Dietrich en Natalie Barney.
Gabriel Bos, die in 1991 een onderzoek verrichtte naar het jongensmeisje in de jeugdliteratuur, verwijst onder meer naar de kwajongen Joop ter Heul en naar andere toffe meiden, zoals de veertienjarige Tommie in De dochters van den generaal. Zij klaagt: ‘Mijn heele aard is op een jongen berekend. Ik geef niets om al die peuterige netheid, niets om strikken en broches, en ik word er altijd mee geplaagd.’
In Amerika schreef Louisa May Alcott het nog altijd populaire meisjesboek Little Women (1868), hier vertaald als Onder Moeders vleugels. En van de hierin geportretteerde vier zusjes heeft er een wel een heel duidelijke afkeer van de meisjesrol. ‘Ik wil er niet aan denken, dat ik groot moet worden en juffrouw March moet heten, lange japonnen moet dragen en er zoo deftig uitzien als eene baker. Het is al erg genoeg een meisje te zijn, als ik van jongensspelen, jongenswerk en jongensmanieren houd.’
Het is een breed gedeeld gevoelen onder meisjes voor de puberteit: meisjeszaken, daar heb je alleen maar last van. Zelf schreef ik als elfjarige in mijn dagboek: ‘Het lijkt me veel gemakkelijker een jongen te zijn. Jongens kunnen gewoon zijn zoals ze zijn.’
OP DE WORKSHOP van Diane Torr blijkt mannelijkheid echter lang niet zo'n gemak als ik in mijn jonge jaren dacht. Nog los van de afgebonden borsten - de meeste vrouwen hebben hun toevlucht moeten nemen tot overdreven mannelijkheid om hun vrouwelijkheden te verdoezelen. Behalve misschien in een peloton politieagenten of in een homobar heb ik nog nooit zoveel snorren bijeen gezien. George Sand had het makkelijk, zo blijkt. In haar tijd was het vrouwen nog bij wet verboden een broek te dragen. In de twintigste eeuw moet er veel zwaarder geschut aan te pas komen.
De workshopdeelnemers kijken ook met snor weifelend in de grote spiegels van de danszaal. ‘Uitzakken’, adviseert Diane, ‘mannen letten niet op hun houding.’ Het helpt. Evenals boeren, lomp lopen, eten als een idioot die bang is dat zijn bord wordt gestolen, en je bier achterover slaan als een uitgedroogde cowboy. Mannelijkheid is: er geen rekening mee houden hoe je op de buitenwereld overkomt. We leren uitdrukkingsloos uit onze ogen kijken en als zandzakken zitten. We gooien elke vorm van beschaving overboord en gaan inderdaad met de minuut meer op mannen lijken.
Tot het moment dat we de Melkweg verlaten om ons in het nachtleven op het Leidseplein te storten. Zoals we van George Sand hadden kunnen leren: het is het teveel dat ons nekt. We trekken de aandacht. Het zijn de snorren en driedelige pakken die ons de das omdoen. Zo mannelijk ziet geen man eruit. We worden aangezien voor deelnemers aan een maiden party. ‘Wie gaat er trouwen, meisjes?’, is het eerste wat we van een echte man te horen krijgen. ‘Ik wil wel eens weten hoe het is om een bruid met een snor te zoenen.’ Onze verwijzing naar de NVSH-contactavond lijkt hij niet helemaal te begrijpen.
Ongemanierdheid maakt de man
Vroeger hoefde een vrouw maar een broek aan te doen en ze was een man. Tegenwoordig komt daar wel meer bij kijken. Zoals boeren laten, lomp lopen en een zandzakhouding. Want een echte man heeft overal lak aan. Op naar de travestieworkshop.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/46
www.groene.nl/1994/46