
Een vrouw loopt door een leeg huis. Haar blik is gespannen, ze zoekt iemand. Haar lijf getuigt op bijna wellustige wijze van haar jeugd, haar onschuld. Ze is net wakker, ze lijkt brand new. Zonlicht stroomt door de ramen naar binnen. Terwijl de vrouw zich door de kamers beweegt, kraakt het huis alsof het meegeeft. ‘Ze blies alle kamers nieuw leven in’, zal haar man later zeggen. ‘Ik wilde er een paradijs van maken.’ Dat zijn haar woorden. De vrouw vindt wat ze zocht: haar man, die ouder is dan zij. Minder onschuldig.
De nieuwste film van regisseur en scenarioschrijver Darren Aronofsky heet mother!, mét uitroepteken én onderkast m. Die afwijkende schrijfwijze verbaast niet: Aronofsky is van de uitroeptekens, al sinds zijn experimentele debuut (Pi, 1998). Hij is van de grote gebaren, van een jongensachtige bewijsdrang. Ook mother! is een groot uitroepteken. Met deze film zet Aronofsky alles op het spel, dat voel je. Zoals zijn hoofdpersoon leven blies in de kamers van haar huis, zo pompt zijn gevoel voor noodzaak en lak aan compromis het leven in zijn film.
Dat huis is een Victoriaans wonder in the middle of nowhere. De man en vrouw die er wonen zijn naamloze archetypen. Hij (Javier Bardem) is een dichter met een writer’s block die zijn werk boven al het andere stelt. Zij (Jennifer Lawrence) is de dienstbare. Ze knapte zijn huis op, dat tot de grond was afgebrand. Ook zij schept, op haar manier. Ze is ondergeschikt aan hem. Ze is afhankelijk, op het ergerlijke af. Maar het perspectief van de film ligt heel beslist bij haar, tot de point of view-shots aan toe waarbij ze neerkijkt op haar eigen lichaam. We beleven het verhaal via haar.
De aanvankelijk summiere verhaallijn wordt onderstreept door een dik aangezette maar effectieve soundtrack die verder geen muziek bevat: het huis kraakt en bonkt en zucht uit zijn voegen. Op een avond belt een man aan. Hij is chirurg, zegt hij (Ed Harris). Hij is zojuist in de stad aangekomen voor een baan bij het plaatselijke ziekenhuis. Hij legt uit dat hij in de veronderstelling was dat hun huis een bed & breakfast was. De dichter en de chirurg lachen erom en weldra staat er sterke drank op tafel. De man blijft slapen, tegen de zin van de vrouw. Aronofsky heeft inmiddels alle onheilspellende voortekens uit de kast getrokken. De kijker, bekend met psychologische horrorfilms, weet: hier klopt iets niet. Maar de wending die de film neemt, heeft niets met de plot te maken, maar met het genre.
Voorafgaand aan de release werd er een minimum aan informatie over mother! naar buiten gebracht. Over plot noch genre was iets bekend. Fans werden zoet gehouden met een oogstrelende maar raadselachtige poster en een minstens zo mysterieuze trailer. De cynicus zag er een goedkope publiciteitsstunt in. Een sluwe marketingcampagne om te verhullen dat de film mislukt was. Het enige houvast dat de trailer bood, was de suggestie van een genre: de psychologische horrorfilm, te herkennen aan twee klassieke plot-elementen: een vrouw die – al dan niet met goede reden – haar verstand verliest binnen de muren van een huis dat wordt opgevoerd als een personage op zich.
Een echtgenote (Michelle Pfeiffer) duikt op. De chirurg toonde zich een indringer van de subtiele soort, maar zijn vrouw is ronduit brutaal. Onbeleefd. De vrouw des huizes incasseert. Ze klaagt tegen haar man, merkt op dat er inmiddels twee wildvreemde mensen in hun huis wonen, maar laat zich ompraten met pesterige tegenwerpingen. De soundtrack ademt en steunt. De vrouw drinkt van een mysterieus geel goedje – de soundtrack tinkelt en snerpt – om de pijnen tegen te gaan waardoor ze kennelijk wordt overrompeld. Er is ook iets met de kelder. De soundtrack stampt, de aderen van het huis kloppen.

Filmmakers als Roman Polanski (Rosemary’s Baby, Repulsion), Andrzej Zulawski (Possession) en Lars von Trier (Antichrist) deden het eerder: de gekte van een vrouw verbeelden door haar locatie te benadrukken: een appartement in Kreuzberg, een flatje in Londen, een prijzig appartementengebouw in uptown New York, een blokhut in het bos. De trailer van mother! bracht al die klassieke voorbeelden in herinnering, Polanski’s Rosemary’s Baby voorop. Maar mother! bleek geen Rosemary’s Baby (al delen Polanski en Aronofsky hun vileine gevoel voor humor); mother! bleek in geen enkele traditie te staan. De generieke tagline ‘seeing is believing’ bleek niet vrijblijvend: je móet de film ook zien om ’m te geloven. En de mist rond de film heeft een functie: wie over de film spreekt, spoilt ’m. Het wezen van de film is een plotwending op zich.
De zonen van de twee ongenode gasten duiken op; nu wordt duidelijk waar het Aronofsky om te doen is. De sleutel voor zijn raadsel ligt in een ouderwets staaltje broedermoord. Terwijl op het doek het ene pandemonium op het andere volgt, slaat de kijker in de zaal vlijtig aan het puzzelen. Het gaat er nu niet meer om wát de filmmaker precies doet, maar hóe. Niet om het verhaal, maar om hoe hij het vertelt. Ik zei het bijna hardop terwijl ik de film zag: ‘Aha.’ En meteen sloeg de verveling toe. Chaos doet zijn intrede in het huis. Tot nu toe was de plot weliswaar curieus, maar geworteld in de realiteit. Nu absurdisme het verhaal overneemt, komt het los van de werkelijkheid. De zorgvuldig opgebouwde spanning ontsnapt als lucht uit een ballon.
Na zijn weerbarstige debuut vinkte Aronofsky vele stijlen en genres af: het rauw realistische The Wrestler (2008), het bijbelepos Noah (2014), het visueel uitbundige junkiedrama Requiem for a Dream (2000), de psychologische horrorfilm Black Swan. Constanten zijn er ook. Steeds weer toont Aronofsky zijn fascinatie voor personages die doordraaien in hun scheppingsdrang of visie, in hun koortsachtige willen. Zijn personages – wiskundige, ballerina, worstelaar, wetenschapper, drugsverslaafde en Noach – worden gekenmerkt door louter dat willen, het maakt bijna niet uit wát. Dat het ze eendimensionaal maakt, is juist wat Aronofsky voor ogen staat.
Want dat is een andere constante in Aronofsky’s oeuvre: hij vertelt mythes. Hij vertelt verhalen die zwart-wit zijn in hun typeringen, larger than life. Met personages als symbolen en een plot die het alledaagse ontstijgt en de werkelijkheid abstraheert. Hij vertelt, op meer of minder subtiele wijze, allegorieën: de tragedie van de oude worstelaar, het sprookje van de ballerina, de legende van de liefdeszieke wetenschapper, et cetera. In dat opzicht is mother!, een film waarin de abstractie tot het uiterste is opgerekt, de ultieme Aronofsky. Opnieuw greep hij ervoor naar de bijbel.
Na Noah wilde hij echter niet meer in de mal van het bijbelepos passen; hij wilde buiten ieder sjabloon treden. Spelenderwijs, en met al het plezier dat bij spelen hoort zijn verhaal tot het fundament uitkleden, tot er niets overblijft dan de bare bones. De ongenode gasten in zijn film springen achteloos om met de gastvrijheid van de heer en vrouw des huizes. Hun familieleden zijn zo mogelijk nog onbeschofter. Ze laten een spoor van vernieling achter in het huis waar ze te gast zijn. God huist op de bovenste verdieping, in de kelder brandt het vuur. De binnenhuisarchitecte van dit alles stikt zowat in haar wanhoop. Ze heeft al die tijd geredderd, nu is ze het zat.

mother! is de bijbel, uit elkaar gesloopt en opnieuw in elkaar gezet. De bare bones die Aronofsky overhield, kleedde hij aan met een aantal kwesties, met de suggesties van ideeën. Zo paart hij moederschap en kunstenaarschap aan goddelijk scheppen. Hij heeft het over muzen en kunstenaars en toont de keerzijde van roem en blinde adoratie. Hij schetst een problematische relatie tussen een dominante man en een onderdanige vrouw. Al die zaken worden opgevoerd en aangestipt, maar Aronofsky heeft er geen wezenlijke gedachte over. Hij is niet echt geïnteresseerd in de kwesties die hij opsomt. mother! is vreemde cinema, maar Aronofsky is geen David Lynch. Het ongrijpbare, angstaanjagende universum van Lynch is, bij gebrek aan een beter woord, onderbuikcinema. Je hoeft zijn films niet te begrijpen; je vóelt dat het klopt. mother! is provocerende cinema, maar Aronofsky is geen Lars von Trier. Aronofsky’s bandeloosheid is niet, zoals bij Von Trier, geworteld in ideeën. Zijn werk blijft altijd aan de oppervlakte.
mother! is een mislukking, maar een grandioze mislukking. Een hysterische, en bij tijden zeer geestige, komedie. Een klucht in de vorm van een nachtmerrie, een horrorfilm die doodsangst verruilt voor levenslust. Een film die, barstend van branie, energie en experimenteerdrift, je de zaal doet verlaten met het idee werkelijk iets nieuws te hebben gezien.
De dichter is god en de duivel ineen. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor wat hij heeft geschapen, hij wil alleen de lof. Zijn vrouw is de voice of reason. Wanneer anarchie het huis overneemt, roept zij: ‘Ho, stop!’ Waarom koos Aronofsky voor een killjoy als hoofdpersoon, en niet voor de ambigue god/duivel-figuur, die zo duidelijk een alter ego is van de regisseur zelf? Hij, een van die manische scheppers die Aronofsky’s oeuvre bevolken, belichaamt de geromantiseerde kunstenaar. Hij is een Dichter met hoofdletter, een Kunstenaar die zichzelf veel te serieus neemt en zichzelf tegelijkertijd een lachspiegel durft voor te houden. Iemand die glorieus slaagt en grandioos mislukt, met een en dezelfde film.
mother! is nu te zien in de bioscoop