Een paar weken geleden stonden bij het Amerikaanse consulaat op het Museumplein in Amsterdam een stuk of twintig mensen met spandoeken. Het ging tegen Guantánamo. Ervan afgezien dat Guantánamo een instelling is waartegen je iedere dag zou kunnen demonstreren, was er niets bijzonders aan de hand. Er verschenen een paar agenten, ze traden in overleg met de betogers en vijf minuten later lag het Museumplein daar weer in zijn vredige pracht, met het hoge stalen traliewerk om het consulaatgebouw en het intieme witte huisje op vier palen waar de agent van dienst zit.
Kort voor de aanval op Irak begon, op 19 maart 2003, werd door voor- en tegenstanders rekening gehouden met een andere wereldmacht: die van de internationale publieke opinie. Vele heren die we wereldleiders noemen, hadden zich tegen verklaard: de paus, bondskanselier Schröder, president Chirac, de hele elite in het Midden-Oosten. En dan waren daar vooral de massa’s in Parijs, Berlijn, Amsterdam, en misschien zelfs Londen en Amerikaanse steden. Op 8 maart 2003 had The New York Times een nieuwsanalyse waarin de kracht van deze massa’s werd beschreven. Het progressieve weekblad The Nation wijdde er zijn omslag aan: een vloedgolf die de macht van het volk verbeeldde. Straten en pleinen zouden gevuld zijn met woedende betogers. Om te beginnen.
De aanval op Irak werd geopend. De grote massa’s bleven thuis. Op de televisie keken ze naar het vuurwerk. In het begin leek het goed te gaan met de oorlog. Als dat het geval is blijven de massa’s altijd thuis. Maar dat deden ze ook toen de kentering kwam, toen het schandaal van Abu Ghraib werd onthuld. En ook nadat Bush had laten weten dat hij de verkiezingsuitslag en het advies van de commissie-James Baker tot geleidelijke terugtrekking van de troepen aan zijn laars lapte en in plaats daarvan aankondigde 21.000 man extra naar Bagdad te zullen sturen.
Afgelopen weekeinde, na de State of the Union waarin de president heeft laten weten dat de oorlog met deze extra 21.000 man gewoon doorgaat, was het eindelijk zo ver: een demonstratie in Washington met naar schatting van de organisatoren vierhonderdduizend deelnemers en volgens de politie enkele tienduizenden. CNN besteedde er geen overmatige aandacht aan. In de International Herald Tribune was het nieuws naar pagina 4 verhuisd.
Wat is er met de massa’s van het Westen gebeurd? Onder leiding van George W. Bush raakt niet alleen Amerika maar het hele Westen verstrikt in een uitzichtloze confrontatie met het Midden-Oosten. Nieuwe grote problemen zijn in verregaande staat van wording. Iran wordt het volgende vraagstuk. Dan hebben we nog Libanon en het steeds gevaarlijker wordende conflict tussen Israël en Palestina, waarvan Bush c.s. kennelijk hopen dat het vanzelf overgaat.
De mensen anno 2007 hebben er geen bezwaar tegen van tijd tot tijd in een massa op te gaan. De voetbalstadions worden steeds groter. Dancefestijnen, herdenkingen, evenementen, vlootshows, stille tochten, koninginnedagen, iedere aanleiding kan dienen tot massavorming. Bovendien is ieder mens beter dan ooit in de gelegenheid om zich over alles een mening te vormen. Er zijn meer televisiezenders, websites, gratis kranten. Door weblogs weten meer mensen van andere mensen wat ze ervan vinden. Door de opiniepeilingen zijn we op de hoogte wat het collectief denkt.
Niettemin is de publieke opinie als politieke factor in de versukkeling geraakt. Ze laat zich niet meer gelden als machtsfactor. Ze kan, zolang er geen verkiezingen in aantocht zijn, dus makkelijk worden genegeerd door degenen die het beleid maken en uitvoeren. In tijden van relatieve kalmte kan een natie of een bondgenootschap zich dat nog veroorloven. Anders wordt het in een crisis.
Dit zijn de jaren van een zich steeds verder verdiepende crisis en tegelijkertijd beleven we in het Westen een periode van gestaag stijgende welvaart en een niet aflatende tsunami van entertainment. Na zes jaar ervaring met George W. Bush, zijn veldheren en de neoconservatieve denkers beginnen de meeste Amerikanen te begrijpen wat ze aan dit gezelschap hebben. Ze gaan demonstraties houden. Te laat. De beleidsmakers en -uitvoerders zijn ook aan deze theoretische democratie zonder praktische consequenties gewend geraakt. Ze blijven doen wat ze willen. De president heeft zijn besluit genomen, zei Dick Cheney. Het Congres kan hoog springen of laag springen, maar er gaan meer troepen naar Irak. Het moeras in. De oorlog is een crisis van de Amerikaanse democratie geworden. Nóg een overeenkomst met Vietnam.