
En nu moet ik eerlijk zeggen dat ik nog nooit zoiets wonderbaarlijk fraais gezien heb als de tentoonstelling Hercules Segers in het Rijksmuseum.
Dat Segers (1589/90-1633/40) een bijzondere kunstenaar was is bekend, al weten we niet veel van hem – zijn sterfjaar, om wat te noemen, is duister. Hij is hét exotisch buitenbeentje in de kunsten van de eerste decennia van de zeventiende eeuw. Hij wordt als schilder opgeleid door de Vlaamse landschapsschilder Gillis van Coninxloo, die dan in Amsterdam woont, maar hij leeft en werkt daarna in de marge, en in armoede. Samuel van Hoogstraten schrijft: ‘Hy was van een gewis en vast opmerken, zeker in zijn Teykening van lantschappen (…), aerdich in verzierlijke bergen en grotten, en als zwanger van geheele Provinsien, die hy met onmetelijke ruimtens baerde, en in zijne Schilderyen en Printen wonderlijk liet zien.’ Hij werkte met onvergelijkelijke ijver en toch: ‘niemant wilde zijn werken in zijn leven aenzien’. Hoogstraten vermeldt dat de drukkers Segers’ prenten verkochten om er boter, peper of zeep in te verpakken, en dat ‘de arme Herkules’ uiteindelijk al zijn hemden en lakens gebruikt om te beschilderen of te bedrukken, ‘zoo dat zijn bedroefde vrouwe eyndelijk klaegde, dat al wat’er van lywaet geweest was, verschildert of verprint was’.
Hoogstraten vermeldt niet dat de échte kunstkenners wel degelijk tuk waren op Segers’ werk. Rembrandt bezat acht van zijn schilderijen, en uit wat er over is van zijn prentwerk valt op te maken dat een groep verzamelaars zich na Segers’ dood van elke versneden snipper en elk half voltooid experiment in het atelier meester moet hebben gemaakt. Dit was, namelijk, een waarlijk geniale kunstenaar, waarvan er maar één of twee per eeuw passeren, en zij zagen dat.
Zij hadden gelijk. Segers deed alles. Hij gebruikte zijn etsplaten op de meest avontuurlijke manieren. Hij maakte soms acht staten van één plaat, in verschillende kleuren, in zwart en geel op blauw papier, dan weer in grijs op een roze ondergrond, of met witte inkt op zwart. Hij drukte op linnen of Japans papier of katoen, en drukte dat dan weer over op iets anders. Hij maakte zo nacht van dag, water van land, maanlicht van zonlicht. Hij maakte waarschijnlijk het allereerste stilleven in prent, drie boekjes bijeen, die, als je het niet weten zou, best het negentiende-eeuws ex-libris van een Arts zouden kunnen zijn. Zijn geschilderde landschappen zijn virtuoos, absurd, weids, intiem, grillig, abstract.
Het Rijksmuseum toont 110 drukken van 54 prenten en achttien schilderijen. Nog nooit werd het grafisch werk van een zeventiende-eeuwse kunstenaar zó ongelooflijk fraai getoond. De belichting op zaal is hypnotiserend, de passe-partouts lijken te zweven. De drukkwaliteit van de catalogus is ongekend. Het Rijksmuseum kán wat, dat moge duidelijk zijn, maar ik stond perplex. De volle macht en aandacht en kwaliteit van zo’n instituut is ten dienste gesteld van die ‘arme Herkules’, die zijn laatste beddelaken verscheurde om erop te drukken en die nu eindelijk gezien kan worden.
Hercules Segers. Rijksmuseum, Amsterdam, t/m 8 januari 2017; rijksmuseum.nl
Beeld: Hercules Segers, Berglandschao met vergezicht, opieverf op doek, museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam (Muzeum Boijmans van Beumingen)