Zelfs in bed blijven liggen heeft risico’s. Mooie uitspraak was dat op de eerste dag van de parlementaire enquête naar het stelsel van woningcorporaties; ze slaat twee vliegen in één klap. Zegt zowel iets over de behoefte in de westerse wereld om in een risicoloze samenleving te leven, als over de onmogelijkheid daarvan.
Oud-staatssecretaris van Volkshuisvesting uit de jaren negentig, d66’er Dick Tommel, nam deze woorden in de mond. De enquêtecommissie had hem gevraagd of je bij het opzetten van een stelsel van toezicht op woningcorporaties geen rekening moet houden met de slechtheid van de mens. In zijn periode als staatssecretaris had Tommel de huidige wijze van toezicht op woningcorporaties mee helpen vormgeven. De vraag impliceerde dat hij dat toezicht niet goed had geregeld.
De jongste parlementaire enquête, naar woningcorporaties, is de negentiende in de geschiedenis van de Tweede Kamer. In 1852 werd het enquête-instrument voor de eerste keer ingezet, de vraag was toen of de accijns op zout wel in het belang was van de schatkist en van de Nederlandse nijverheid. Dat doet je toch denken aan de recente accijnsverhoging op brandstof en de problemen daardoor voor pompstationhouders in de grensstreek. Die eerste enquête werd overigens niet afgerond, omdat de Tweede Kamer tussentijds werd ontbonden.
In de daarop volgende 25 jaar waren er vijf enquêtes die wél leidden tot een eindrapport. De aanbevelingen bij een daarvan zullen sommigen doen wanhopen, anderen juist doen glimlachen: het toezicht moet worden versterkt en de naleving van de wet beter worden afgedwongen. Is er in ruim honderd jaar dan niks veranderd?
Uiteraard zei Tommel tegenover de enquêtecommissie niet dat zijn systeem van toezicht op de woningcorporaties niet deugde. Sterker, de oud-staatssecretaris vond het mede door hem opgezette toezichtstelsel in principe sluitend. Dat leek toch alsof iemand tegen beter weten in zijn eigen straatje probeerde schoon te vegen. Dat van een sluitend systeem was des te vreemder omdat Tommel in één adem door ook zei dat het toezicht ‘überhaupt niet had opgeleverd wat ik had gehoopt dat het zou opleveren’. Dat is toch alsof je zegt: het is een goede auto, hij rijdt alleen niet.
Want hoe konden er dan toch zo veel uitwassen zijn bij de woningcorporaties? Het veel te dure, aan een woningbouwvereniging wezensvreemde schip van de Rotterdamse corporatie Woonbron, de Maserati van de corporatiedirecteur van het Amsterdamse Rochdale en het miljardenverlies als gevolg van de derivatenhandel bij Vestia? Tommels antwoord: hebzucht en onnozelheid. Oftewel, de mens is de zwakke schakel, welk systeem je ook bedenkt.
Op de hebzucht ging Tommel niet diep in. Ja, hij vond dat de interne toezichthouders – de raad van commissarissen – de Rochdale-bestuurder erop hadden moeten aanspreken toen ze hem zagen rijden in zijn dure Maserati. Dat ze dat niet deden, had met de ‘soort mensen’ te maken. Die kwamen ‘te veel uit hetzelfde gedachtegoed’. Ook een manier om te zeggen dat het een old boys network is, de wereld van de toezichthouders. Maar ook Tommel weet niet hoe je dat netwerk doorbreekt. Of hoe je dit ‘soort mensen’ ervan doordrenkt dat hun moraal niet deugt.
Over de onnozelheid zei Tommel des te meer. Hij verdedigde zijn eigen toezichtstelsel met verve en betoogde dat je wel een heel nieuw systeem kunt gaan optuigen, maar dat dat niets verandert aan het tweede kernprobleem. Dat is het gebrek in Nederland aan voldoende mensen die capabel zijn om als lid van de raad van commissarissen intern toezicht te houden. Het minste is toch wel dat je als toezichthouder een balans kunt lezen. Tommel zou ze echter de kost niet willen geven die geen flauw benul hebben van wat de cijfers uit de jaarrekening vertellen.
Bijkomend probleem daarbij is dat niet alleen woningcorporaties interne toezichthouders nodig hebben, maar dat die er ook moeten zijn in de zorg en het onderwijs. Dat maakt de spoeling nog dunner. Vandaar zijn aanbeveling aan de enquêtecommissie om de minister een opleiding verplicht te laten stellen voor iedereen die toezicht wil gaan houden. Naast het leren lezen van jaarrekeningen moet dan ook kennis van de wereld van de volkshuisvesting op het lesprogramma staan, want ook daar schijnt het aan te ontbreken. Het zal storm moeten lopen bij die opleiding, wil er ook echt verbetering komen.
De oud-staatssecretaris zei niet alleen dat er beter, maar ook dat er méér toezicht moet komen. Wederom niet door van alles in het huidige stelsel overhoop te gooien, maar door onder ogen te zien dat een interne toezichthouder bij een Vestia of Woonbron zijn taak niet naar behoren kan vervullen in die ene dag in de maand die er nu voor staat. En door te erkennen dat bij de externe toezichthouder, het Centraal Fonds Volkshuisvesting, en op het ministerie – waar volgens Tommel de eindverantwoordelijkheid ligt – meer mankracht nodig is. Hij vergeleek het aantal ambtenaren dat zich in zijn tijd bezighield met Volkshuisvesting met de aantallen voltijdbanen in het externe toezicht van nu. Zijn conclusie: ‘Bij het rijk is dat toezicht stiekem wegbezuinigd.’
Voor alle Kamerleden daarom ook deze opmerking van de oud-bewindspersoon: ‘Als je als Tweede Kamer nota’s krijgt over prioriteiten bij het toezicht, dan weet je dat het controleapparaat het niet meer aankan.’ Onnozel als je dat niet doorhebt of door wilt hebben als Kamerlid, was Tommels boodschap. Achteraf dan niet klagen over de kwaliteit van het toezicht.
Het is een old boys network, de wereld van de toezichthouders