
Het werk van Ad Dekkers, waarover ik het vorige week ook al had, laat in het witte vierkant van hout twee kruisende lijnen zien die in het witte oppervlak gefreesd zijn. De lijnen zijn dus smalle schaduwen. Dit Reliëf met middellijnen heeft een compacte precisie en ziet er heel anders uit dan Manila Area van Robert Mangold. Door het midden loopt daar een strakke, scherpe potloodlijn die letterlijk het vlak achter zich laat. Het vlak werkt daardoor als ruimte waarin het begrijpelijk is dat er over de matgrijze kleur geel (manilla) iets als een schaduw glijdt. Aan hoe de twee werken zijn geformuleerd zien we zeker een artistieke verwantschap. Het zijn ook tijdgenoten. Maar verder laten allerlei verschillen zien hoe bepalend de culturele omgeving en achtergrond zijn voor hoe kunstwerken er uiteindelijk uitzien. In zijn titel geeft Dekkers alleen eigenlijk de procedure aan van hoe het ding is gemaakt. Droger kan niet. Hij komt uit de omgeving van Mondriaan. Mangold daarentegen zegt met Manila Area dat het vierkant een ruimtelijke vormgeving is van een kleur. Dat klinkt lyrischer. Mangold komt uit de buurt van Pollock die op zijn breed uitgewerkte gedruppelde schilderijen kleuren liet zweven.

Beide werken ken ik goed, al uit het midden van de jaren zeventig – zo goed dat je hun vorm gewend raakt en die vanzelfsprekend gaat vinden. Maar nu ze in mijn tentoonstelling zo naast elkaar hangen (voor het eerst ooit) viel mij de uitzonderlijke scherpte van hun formulering nog meer op. Ik moest denken aan hoe ik als scholier in het Van Abbemuseum kwam en daar, in elkaars buurt, van Picasso Femme en vert zag hangen en van Georges Braque het landschap La Roche-Guyon – beide schilderijen uit 1909. In hun beider vroege kubisme kondigde zich het verdere verloop aan van de moderne kunst. Ze werden begin jaren vijftig door de toenmalige directeur, Edy de Wilde, aangekocht omdat het heel mooie schilderijen waren – maar zeker ook omdat ze dat draaipunt van essentiële veranderingen in de kunst zo overtuigend zichtbaar maakten. Met hun avontuurlijke kwaliteit zetten ze de toon voor dat kleine museum om de weg van het modernisme in te slaan, van meet af aan ook op dat hoge niveau. Als teenager had ik daar nog geen benul van die bedoeling. Ik was gefascineerd door een klein schilderij van Jean Bazaine: een losse groepering van kleurvlekken met daar doorheen, als schaduwen, passages zwart. Onweer in de tuin heette het, uit 1952 en toen ook verworven. Er zat in dat landschap een prachtige zachtaardigheid die ik nooit vergeten ben. Dat was dus eigentijdse kunst (Bazaine was 48 toen). Die wonderlijke, half abstracte manier van dingen in beeld brengen was ongeveer begonnen bij Picasso en Braque. De solide vormgeving in de klassieke kunst werd in dat vroege kubisme losser gemaakt zodat de organisatie van vormen beweeglijker werd. De beweeglijkheid van de kleuren in het schilderij van Bazaine is begonnen in het landschap van Braque uit 1909. Dat is het verhaal van de moderne kunst dat in het museum werd verteld.

De werken van Dekkers en Mangold blijken nu net zo te functioneren als die van Picasso en Braque – voor wat een volgende fase in de kunst betreft die medio jaren zestig zijn beslag begon te krijgen. Natuurlijk zijn dit niet de enige voorbeelden van dat geleidelijk volwassen en rijp worden van wat toen minimal art ging heten. Dat er in het museum zulke werken verzameld werden, was al begonnen in de laatste jaren van mijn voorganger Leering. Beiden vonden we dat het zelfs onvermijdelijk die kant op moest gaan. In het werk van Dekkers en Mangold, maar ook bij Picasso en Braque, zag je zich iets voltrekken dat in kunst essentieel is: de vormgeving ervan werd onomkeerbaar. Hoe zich zulke processen van stijlverandering uiteindelijk voltrekken, is een raadsel. Misschien lag het in de geschiedenis van abstracte kunst besloten dat er werken van die radicaliteit zouden ontstaan. Maar dan zijn er ineens jonge kunstenaars die de dingen zo scherp kunnen definiëren – in precieze werken die tegelijkertijd zo helder zijn dat ook verdere ontwikkelingen worden opengemaakt.
Beeld: (1) Robert Mangold, 1966 (links) en Ad Dekkers, 1968(Van Abbemuseum Eindhoven) ; (2) Georges Braque, La Roche-Guyon , 1909; Pablo Picasso, La femme en vert, 1909; (Foto’s Peter Cox / Van Abbemuseum, Eindhoven)