Omdat de kubus een perfect stabiel volume is, komt die in de beeldhouwkunst veel vaker voor dan bijvoorbeeld de bol, hoewel die een even absoluut onverwisselbare vorm is, en daarom zo geheimzinnig. De kubus staat stevig. Zijn zijden zijn recht en strak. Zo kun je ze passend tegen elkaar zetten of op elkaar stapelen. Daarbij kunnen ze ten opzichte van elkaar ook nog verschoven worden. Dat kan leiden tot wonderlijke stapelingen, soms zelfs in wankele balans, zeker als je kubussen van verschillend formaat op elkaar zou zetten. Vaak hebben zo fantasievol gestapelde kubussen een verrassend sierlijk effect. Omdat echter de zijden alle zes even groot zijn, is het ding hoe je het ook bekijkt een overzichtelijke vorm. Je kunt van een bouwsel van kubussen en rechthoeken in een enkele oogopslag de ratio van de constructie herkennen. Maar tegelijkertijd werkt de geslotenheid van een kubisch volume, waarbinnen het (mocht het ding hol zijn) onvoorstelbaar donker is, ook enigszins raadselachtig. Niet voor niets zijn er culturen waarin rechthoekige stenen, omdat ze met hun statige regelmaat een geheim lijken te omvatten, als godheid aanbeden worden. Omdat de kubus en verwante rechthoekige volumes zowel de werking van helderheid als van ondoorgrondelijkheid hebben zijn het voor kunstenaars zulke aantrekkelijk geheimzinnige vormen geworden.

De bol is echter een onbestendige vorm, hoewel de schoonheid van zijn overal gelijkmatig ronde volume wat betreft onnavolgbaarheid waarschijnlijk groter is dan die van de kubus. Met de standvastige kubus vergeleken, die stevig en zwaar is (zeker wanneer massief van steen), is een bol wankel en wispelturig. Goethe associeerde het visuele effect ervan met de toevalligheid van lotsbestemming waarvoor de Grieken een godin hadden die Tyche heette. Vanaf haar middelpunt naar haar gebogen buitenkant zijn, overal in het rond, alle afstanden gelijk. De bol is dus een volume van nauwelijks te bevatten symmetrische perfectie. Toch is hij extreem onberekenbaar. Een kubus heeft kanten die bij het bekijken van de vorm, als in een tekst de interpunctie, een optisch houvast geven. De bolling daarentegen van een bol volume begint en eindigt nergens.

De bol is een volume van nauwelijks te bevatten symmetrische perfectie

Als een bol op een glad vlak rust, maakt hij daarmee het meest minieme contact. Bij de minste beroering raakt een bol in onvoorspelbare beweging. Het is letterlijk een speelbal van het lot. Omdat hij fysiek zo wankel staat – dat wil zeggen maar even stilstaat voor hij als het ware verder kan rollen, kijk je ernaar in spannende verwachting. Ook zo naar The Golden Sphere van James Lee Byars. Die adembenemende verschijning is, technisch, een vergulde bol van dun staal, drie meter in doorsnee, die nu precies in het midden op het wateroppervlak ligt van de octogonale vijver in de Jardin des Tuileries, Parijs. Op dat weerspiegelende water ligt de bol heel stil op zijn eigen reflectie die vanwege rimpelingen echter wat beeft en er dus minder scherp uitziet. Zulke effecten geven het volume van de bol een helderder gewicht. Maar die helderheid wordt weer iets getemperd door de straling van het licht die door de gouden bol wordt weerkaatst. Af en toe is die reflectie zo sterk dat de vorm van de bol diffuus wordt – zoals in de natuur vormen in sterk zonlicht soms gaan trillen. Zo kijk ik dus, zoals we dat van Byars kennen, naar een verschijning die, wat vorm betreft, bedrieglijk en meeslepend is: meeslepend naar het onbestemde. Dat is wat het is, een geheim. Helderder wordt de bol ook niet. Hij ligt daar in onpeilbare roerloosheid verzonken en ik word meegesleept als door ruisende muziek waarvan ik ook niet weet waarheen die voert.

Natuurlijk is deze gouden bol, op dat water, een wat theatrale mise-en-scène. Voor mensen die van zogenaamde zuiverheid in kunst houden, heeft dat iets verdachts. Die spreken snel van schmieren. Maar waarom eigenlijk? In de beeldende kunst is vernuftige mise-en-scène een basisprincipe – zoals bijvoorbeeld in Gezicht op Delft van Vermeer waarin dat subtiele, frêle stadsgezicht ook fraai gearrangeerd ligt te dromen, in het zonlicht aan het water, net als The Golden Sphere. Maar die vertoont zich anders – opgesloten in de ondoorgrondelijke symmetrie van een bolvormig volume, en onpeilbaar mooi.


PS James Lee Byars is gestorven in 1997 in Egypte, in een hotel met zicht op de Sfinx. Deze gouden bol, tot eind januari in Parijs, dateert van 1992 en werd voor het eerst in Granada vertoond

Beeld: Marc Domage, Courtesy Michael Werner Gallery, New York/London
Beeld: Mauritshuis