Zaterdag 1 mei heeft de PvdA haar nieuwe beginselen gepresenteerd. Dit Manifest is een onrustbarend geruststellend document. Is er de afgelopen jaren dan niets gebeurd in het land en de partij? Kennelijk niet. Het rapport De kaasstolp aan diggelen over de electorale slachting van 2002, met trefwoorden als «introvert», «angstig», «kleurloos» en «arrogant» alsmede «programmatisch onzeker en verdeeld», kan de prullenbak in.

Onder leiding van Wouter Bos wil de sociaal-democratie een beweging worden waaraan niemand aanstoot kan nemen. Elk onvertogen woord en iedere weerbarstige gedachte is uit den boze. De PvdA definieert zichzelf daarom via de ontkenning. «Vooruitgang, emancipatie, vrijheid en gelijke kansen zijn niet alleen vorm maar ook inhoud. De sociaal-democratie onderscheidt zich daarin van het (neo)liberalisme. (…) Wij geven gemeenschapsvorming, maatschappelijke samenhang en publieke moraal betekenis zonder paternalisme of benepenheid. Dat onderscheidt de sociaal-democratie van het (neo)conservatisme.»

Goed om te weten wat de PvdA niet is. Wat is ze wél? Ongeveer dit: Europees én Atlantisch. Dat is «cruciaal». Nationaal én internationaal democratisch. Alle parlementen moeten dus worden versterkt. Principieel én pragmatisch. De politiek is verantwoordelijk voor publieke belangen, als het aankomt op de uitvoering zien we wel weer. Gastvrij én restrictief. Nederland is een immigratieland en dat vergt selectie, stevige integratie en inzet van iedereen. Kortom, de PvdA is «vrijzinnig en fatsoenlijk». Wie kan daar tegen zijn?

In het Manifest staat zodoende weinig dat tot enig nadenken noopt. Nagenoeg elke zin eindigt waar hij zou moeten beginnen. Nergens wordt een dilemma onder ogen gezien en het begin van een idee, laat staan van een oplossing, geformuleerd. Een paar voorbeelden.

De PvdA wil de «nationale verscheidenheid» binnen Europa «aanmoedigen» maar «agressief nationalisme ontmoedigen». Dat veronderstelt dat de partij ten minste een rudimentair idee heeft welke bijdrage de Nederlandse natie daaraan kan leveren en hoe haar culturele erfgoed kan worden ontwikkeld. Helaas, geen woord.

«De emancipatie heeft veel bereikt», pocht de PvdA in een variant op het liedje Over de muur van Klein Orkest («Veertig jaar socialisme, er is in die tijd veel bereikt» en omgekeerd: «Dat is nou veertig jaar vrijheid, er is in die tijd veel bereikt»). Het resultaat van dit succes is een «omvangrijke doch heterogene middenklasse». Zij betaalt «de solidariteit maar is zelf ook heel gevoelig voor tegenspoed». Dat «maakt de organisatie van solidariteit uitdagender dan ooit tevoren». Klopt als een bus. De PvdA wil deze belastingbetaler dus «kwaliteit» bieden en beschermen tegen de «afhankelijkheid en vernedering door anonieme bureaucratieën». Het werd tijd. Maar hoe gaan we die uitdagingen te lijf? Met een onvermoeibare strijd voor de verzorgingsstaat of via een soort strippenkaart waarmee de burgers toegang tot de arrangementen krijgen al naar gelang ze langer hebben meebetaald? Het blijft een raadsel.

De PvdA staat pal voor het algemeen kiesrecht («one person, one vote»). Fijn om te weten. Want al die tussenlagen (ambtenaren, belangengroepen, ngo’s en internationale instellingen) hollen dat principe nu juist uit. Maar heeft de partij misschien een idee hoe deze tendens naar meritocratisch corporatisme kan worden gestopt? We weten het niet. Het Manifest moet namelijk snel door naar het volgende puntje. Naar de democratische rechtsstaat bijvoorbeeld, een ideaal dat de partij over de hele wereld wil uitventen maar in eigen land kennelijk rotsvast overeind staat, hoewel daarover toch wat twijfels mogen rijzen.

Makkelijk is het natuurlijk niet. Maar een partij die het woord «solidariteit» om redenen van fatsoen in ere wil houden, is het aan zichzelf verplicht een paar vragen te opperen. Enkele suggesties. Is het nog de moeite waard om te werken aan «verheffing», om maar eens een fatsoenlijk woord uit de sociaal-democratische geschiedenis te noemen, en heeft het zin om die groepsgewijs af te dwingen? Valt er een mouw te passen aan de commercialisering van de cultuur, zoals recent weer aan het licht is gekomen in het corrupte programma Idols? Wordt het niet tijd om de middenklassen nu eindelijk eens fiscaal te beschermen, omdat het geld tot nu toe steeds wordt weggehaald bij de groepen die tot tweemaal modaal verdienen? Mogen we van de jongeren van nu wel eisen dat ze rijke bejaarden blijven spekken terwijl hun eigen AOW onzeker is? Wat zijn de consequenties voor het Westen als het Zuiden het grote mondiale spel werkelijk gaat meespelen? En hoe verhouden deze tegenstellingen zich tot het fenomeen klassenstrijd, dat als woord weliswaar dood en begraven is maar als realiteit dagelijks nieuwe sociaal-culturele vormen aanneemt?

We tasten in het duister dat de partij van Bos op de Dag van de Arbeid heeft laten neerdalen.

Zijn er dan geen verzachtende omstandigheden? Natuurlijk, die zijn er. Het Manifest moet het vierde beginselprogramma in de geschiedenis van de PvdA worden. De beginselen van 1947 stonden in het teken van doorbraak en wederopbouw. Toen dat eerste doel was gemist en het tweede bereikt, was aanpassing geboden. De beginselen van 1959 draaiden dus niet meer om het bezit der productiemiddelen maar om het beheer ervan. Het ruige kapitalisme had zich ontwikkeld tot een sociaal kapitalisme waarin de sociaal-democratie zich vooral moest bekommeren om de verdeling van de baten. In 1977 dacht de PvdA dat de tijd rijp was voor een synthese tussen kwantiteit en kwaliteit, tussen collectieve pretenties en individuele aspiraties. Sinds een jaar of tien weet menigeen dat die laatste ambities het hebben gewonnen van de eerste. Maar even lang weten we ook dat de problemen daarmee niet zijn opgelost maar juist beginnen, althans als we de politieke democratie niet om zeep willen helpen ten faveure van een censuskiesrecht waarin iedereen die het zich kan permitteren de staat verlaat.

Waarom sluit de partij van Bos daarvoor de ogen? Omdat Bos, die zichzelf in Het Parool kwalificeerde als «de laatste leider van de PvdA die kan bewijzen dat je al die mensen bijeen kunt houden», juist géén beginselen wil waaraan hij kan worden opgeknoopt. Het Manifest van de PvdA is een programma voor een Progressieve Volkspartij van en voor idolen. Het gaat kennelijk zo goed met de PvdA dat ze zichzelf kan opheffen.