In de Haagse wandelgang werd al voordat zijn boek afgelopen week was verschenen ietwat smalend gezegd: ‘Tjeenk Willink waarschuwt nog een laatste keer!’ Precies dat is wat de voormalige vicevoorzitter van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink, hekelt in Groter denken, kleiner doen. Eigenlijk moet ik zeggen óók hekelt in dat boek.

Want hij haalt flink uit, niet alleen naar het dedain dat ook uit bovenstaande opmerking spreekt voor een mening die gebaseerd is op ervaring, waarden en feiten, maar eveneens naar de media, politieke partijen, de overheid, de commercie, noem maar op. Dat is niet voor het eerst, maar ja, wie weet, misschien inderdaad wel voor een laatste keer.

Voor wie de 76-jarige Tjeenk Willink heeft gevolgd in zijn jaren als vicevoorzitter van de Raad van State en daarna als onder meer informateur tijdens de kabinetsformatie van 2017 komt de cri de coeur die het boek is niet als een verrassing. Maar naast een hartenkreet is het ook een oproep, beide voortkomend uit een ‘groeiend onrustig gevoel’ en ‘een angstige vraag’.

Wat hem onrustig maakt zijn fundamentele problemen zoals het klimaatvraagstuk, de migratieproblematiek, de verscherpte maatschappelijke tegenstellingen, de groeiende ongelijkheid en de vermenging van de boven- en onderwereld. Volgens Tjeenk Willink biedt de Nederlandse staat zoals die nu functioneert voor al deze problemen onvoldoende oplossingen.

De vraag die hem angst inboezemt is indringend: ‘Waar staan we als het er echt om gaat spannen? Hoe “Heldhaftig, Vastberaden en Barmhartig” zijn wij, burgers, als anderen, medeburgers buiten de maatschappelijke orde worden geplaatst?’ Het is een historisch beladen vraag, waarvoor Tjeenk Willink de wapenspreuk van de hoofdstad Amsterdam aanhaalt. Indirect verwijst hij met deze aan alle Nederlanders gestelde vraag indirect naar de opstelling van menige landgenoot tijdens de Duitse bezetting.

Zoals steeds de afgelopen jaren als hij daar de gelegenheid toe kreeg, pleit Tjeenk Willink ook nu voor de democratische rechtsorde. Hij ziet daarin het enig overgebleven gemeenschappelijk fundament in een samenleving die divers en veelkleurig is geworden. En is ontzuild. Bij dat laatste betrapte ik me er aanvankelijk op te denken: ja, dat weten we nu na al die jaren wel. Maar Tjeenk Willink zet aan tot nadenken door op te merken dat we die ontzuiling eigenlijk nooit voorbij zijn gekomen. Want op welke manier zijn burgers nu echt betrokken bij politieke beslissingen, of andersom gezegd, op welke manier is de politiek geworteld in de samenleving?

‘Jezelf een vraag stellen daarmee begint verzet en dan die vraag aan een ander stellen’

Tjeenk Willink ziet een publieke ruimte waar weinig plek is voor de burger, maar des te meer voor de staat en de commercie, en voor het denken in termen van winst. Maar burgers, zo schrijft hij, zijn geen klanten. De overheid kan niet gemanaged worden zoals een bedrijf. Concurreren en consumeren gaan moeilijk samen met samenwerking en solidariteit. Een krachtige burgersamenleving is geen instrument in handen van de overheid. Zij mag die burgersamenleving – zo voeg ik er met een voorbeeld aan toe – niet naar believen gebruiken om bijvoorbeeld de ouderenzorg goedkoper te maken door mantelzorg dwingend aan ons op te leggen. Daar is maatschappelijk draagvlak voor nodig, Tjeenk Willink noemt het maatschappelijke democratie.

En die krijg je niet van de grond met slechts een wijziging van het kiesstelsel hier of de invoering van een referendum daar. Daarmee hekelt Tjeenk Willink de commissies die zich in het verleden reeds hebben gebogen over ons staatsbestel en loopt vooruit op het advies van de commissie-Remkes dat wordt verwacht. Ook initiatieven als de G1000, een soort burgerforum, zijn volgens hem te veel gericht op mensen die toch al mee weten te praten, maar zelden op de burgers die zich in de steek gelaten en niet vertegenwoordigd voelen. Zeg maar, de gele hesjes.

Hoe die verbinding met deze burgers wél moet worden gelegd, daarvoor heeft Tjeenk Willink geen pasklaar antwoord, wel de dwingende oproep daarover beter na te denken. Want het is de verwaarlozing van deze maatschappelijke democratie waarin volgens hem een groot gevaar schuilt. Het is het gevaar dat bij hem de angstige vraag opriep waar wij staan als het er echt op aankomt.

Want er zijn volgens hem niet twee, maar drie manieren waarop een democratie kan sterven. De militaire staatsgreep en de gekozen leider die autoritair blijkt te zijn, kennen we uit het buitenland. Wij kunnen dat in ons land moeilijk voorstellen. Maar de derde kan hier wel, die staatsgreep is volgens Tjeenk Willink het gevolg van verwaarlozing, van de maatschappelijke democratie. Betonrot noemt hij het. Die zie je meestal pas als het te laat is, voeg ik daaraan toe.

De oproep die Tjeenk Willink doet is om je te verzetten en je stem te verheffen. Want in een democratie gaat het om tegenspraak, tegenwicht en tegenmacht. Die stem verheffen kan klein beginnen. Daarvoor haalt hij een gedicht van Remco Campert aan: ‘Dat verzet begint niet met grote woorden, maar met kleine daden… jezelf een vraag stellen daarmee begint verzet en dan die vraag aan een ander stellen.’

Laten we onszelf een vraag stellen die Tjeenk Willink in het boek ook stelt als hij het heeft over de waarde van meningen. Durf ik in deze tijd van afrekeningen op sociale media nog hardop te zeggen dat niet elke mening evenveel waard is? Ben ik dan bang als elitair te worden weggezet? Vrezen wij, van de media, dan lezers en kijkers kwijt te raken? Het is een begin.