Komt dit fragment uit a) Remco Campert, dichter b) Nieuwe obscene poezie van Anne Vegter c) De laatste voorstelling van Jules Deelder of d) Mieke Maaikes obscene jeugd van Louis Paul Boon? Nee, het was Aristofanes die in de vijfde eeuw voor Christus Vrouwenstaking (Lysistrata) schreef, een toneelstuk waarin de vrouwen van heel Griekenland proberen vrede af te dwingen door een seksstaking: ‘Tja, het is godskolere lastig voor een vrouw/ in slaap te vallen zonder een goeie beurt vooraf./ Maar goed, het moet wel: vrede is dit offer waard.’
Aristofanes is - met veel van zijn tijdgenoten - weer helemaal terug. Afgestoft en met zichtbaar genoegen vertaald door Hein van Dolen, uitgegeven door Querido.
In de boekhandel struikel je vandaag de dag over de Grieken en Romeinen. De geschriften van antieke auteurs zijn populair, zeker nu blijkt dat het niet alles imperialisme en veldtochten was wat de klok sloeg in de oudheid. Hun literatuur gaat van hemelhoog tot laag onder de gordel. Ze schreven de meest fantastische obsceniteiten neer, die nu historisch verantwoord genoten en geciteerd mogen worden. ‘Bij knaap of meisje zoekt mijn lul het midden op,/ volwassen mannen grijpt hij altijd bij de kop’, zo meldt de Priapea, een bundel met tachtig obscene epigrammen die omstreeks 100 na Christus door een onbekende dichter zijn geschreven.
‘HET BEELD dat wij nu van de oudheid krijgen is onstuimiger dan ooit’, zegt Hans Warren, die op dit moment met Mario Molegraaf voor uitgeverij Prometheus/Bert Bakker zwoegt op de vertaling van het volledige verzameld werk van Plato. ‘We ontdekken mensen als wijzelf, die vol complexen zitten en lang niet zo verheven praten als in de vertalingen uit een recent verleden steevast werd gesuggereerd. Misschien heeft dat veranderende beeld van de oudheid tot de huidige explosie aan klassieken geleid.’
‘Ja, er is een vloedgolf van vertalingen’, bevestigt Patrick De Rynck, classicus en bibliograaf te Leuven. ‘Het is voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis dat er in zo korte tijd zoveel klassieke teksten worden ondergebracht bij zoveel uitgevers. Als je het aantal jaarlijks gepubliceerde bladzijden gaat tellen, zie je dat dat vanaf 1986 drastisch stijgt.’
Vertaler Hein van Dolen: ‘Ook de werken van een wat lager echelon, die zelfs classici tijdens hun studie niet lazen, worden nu in vertaling aangeboden. Daar is blijkbaar een markt voor.’
Bestaande prestigieuze reeksen als Ambo Klassiek en de Baskerville Serie van Athenaeum-Polak & Van Gennep (Querido) breiden zich almaar uit. Zo verschijnt in september bij Ambo de eerste Nederlandse vertaling van de geschriften van Sextus Empiricus. Querido presenteert dit najaar zelfs de Oresteia van Aischylos gelijktijdig in twee verschillende vertalingen: van Marietje d'Hane-Scheltema en van Gerard Koolschijn, die beiden ooit de Martinus Nijhoffprijs kregen voor hun vertalingen van de klassieken.
Ook steeds meer andere uitgeverijen proberen een graantje mee te pikken. De Historische Uitgeverij Groningen komt binnenkort met een nieuwe vertaling van Ovidius’ Metamorfosen, met de complete Aristoteles en ook maar weer eens met Vergilius’ Aeneis, zodat dat werk in drie verschillende edities verkrijgbaar zal zijn. Uitgeverij Sun brengt zevenhonderd bladzijden Herodotus uit, vertaald door Hein van Dolen, en binnenkort levert Hans Warren deel drie en vier van zijn zeventiendelige Plato af.
Het is goed scoren met Grieken en Romeinen. In de Bijenkorf top-twintig stond kort geleden Plato’s Sokrates’ leven en dood op zes, en Homerus’ Odysseia van Homerus in de vertaling van Imme Dros op zeven. Daarvan zijn in vier jaar ongeveer 25.000 exemplaren verkocht, terwijl er ook nog twee andere Homerus-vertalingen verkrijgbaar zijn en goed lopen. Van de veel geroemde Metamorfosen die d'Hane-Scheltema voor Querido vertaalde, zijn tot nu toe zo'n dertienduizend exemplaren over de toonbank gegaan.
Na een aanloop van ongeveer tien jaar is de klassieke oudheid nu hevig in de mode. ‘Toen ik begin jaren zeventig Plato’s hoofdwerk Politeia had vertaald, liet Johan Polak dat jaren op de plank liggen’, zegt Gerard Koolschijn. ‘En toen het in 1975 eindelijk was verschenen, werd het nauwelijks besproken. In 1976 publiceerde ik naar aanleiding van een onbenullige heruitgave van een slechte vertaling van Epicurus een stukje in Vrij Nederland met als kop: “Klassieke schrijvers zijn aan een rehabilitatie toe.” En ik eindigde met de vraag: “Welke uitgever begint nu eens serieus aan de klassieke literatuur?” ’
Johan Polak waagde zich er als eerste aan, terwijl bijvoorbeeld in Amerika, onder invloed van de feministische kritiek en van zwarte intellectuelen, smalend werd gesproken over de DWEM’s: Dead White European Males. Die hadden de westerse literatuur al te lang gedomineerd.
‘In de jaren zestig en zeventig moest je absoluut niet aankomen met een vertaalde tekst van een klassieke schrijver’, bevestigt Ivo Gay, die halverwege de jaren tachtig de reeks Ambo Klassiek onder zijn hoede nam.
Querido-directeur Ary Langbroek: ‘Wij hebben een paar jaar geleden gedacht: we zetten de schouders eronder en zullen eens laten zien dat het geen sterfhuis is. In die tijd moet er ook bij andere uitgevers al een latente belangstelling zijn geweest, die nu in boeken wordt geconcretiseerd.’
EN ZE WORDEN nog verkocht ook. Het publiek koopt graag de mooi uitgegeven klassieke teksten, weet afdelingsmanager Van der Beek van boekhandel Scheltema Holkema Vermeulen. ‘Ambo en Athenaeum-Polak & Van Gennep hebben er jaren aan gewerkt om ze over het voetlicht te krijgen en nu pas komen de revenuen. Vooral rond Kerst en Sinterklaas hebben we van de Odysseia van Imme Dros waanzinnig veel verkocht. Plato is niet stuk te krijgen, die kun je altijd in je varieteprogramma opnemen. En ook de Metamorfosen is als een gek verkocht, vooral in de dure gebonden editie.’
‘Ik denk dat een groot aantal kopers zo'n boek op de salontafel legt, anders zijn die verkoopcijfers onwaarschijnlijk’, zegt Marietje D'Hane Scheltema. ‘Maar van mij hoef je de Metamorfosen niet van begin tot eind te lezen, een beetje proeven is ook goed.’ Zij werkt nu ook al aan Vergilius.
Collega-vertaler Gerard Koolschijn: ‘Of die klassieke boeken echt gelezen worden weet ik niet, en het interesseert me ook niet. Het belangijkste is dat de kleine groep die ze echt wil lezen, daartoe de kans krijgt. Bovendien: beter een fraai ongelezen Athenaeum-boek in de kast dan een gans op de vensterbank.’
De klassieken appelleren ongetwijfeld aan een zeker snob-appeal, zowel voor uitgevers als voor lezers. Toch lijkt over de gehele linie serieus sprake te zijn van een hernieuwde belangstelling voor de verre voorvaderen, niet alleen voor hun geschriften. Wie altijd al alles wilde weten over Wijn in de oudheid kan in oktober terecht in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, om vervolgens door te reizen naar het Amsterdamse Allard Pierson Museum, waar de Scheepvaart in de oudheid nader wordt belicht. Het zijn exposities die het goed doen: Bij de Scythen in de Nieuwe Kerk liep het storm en de Etrusken-tentoonstelling in het Allard Pierson trok zo'n 80.000 bezoekers.
Ook van het toneel zijn de klassieken niet weg te slaan. Het afgelopen seizoen woedden de Griekse en Trojaanse oorlogen hevig op de Nederlandse planken. Zo stond recentelijk de Troje Trilogie van Koos Terpstra op het programma en werden tragedies opgevoerd als De Perzen, Medea, Filoktetes en Elektra.
‘Ik ben blij met het grote aantal toneelopvoeringen’, zegt Gerard Koolschijn. ‘Die bereiken een veel groter en vooral ander publiek. Ik herinner het me nog steeds als een triomf dat een of andere culturele wethouder van Amsterdam - wiens naam ik ken maar niet zal noemen, zou Herodotus schrijven - een paar jaar geleden na afloop van de Medea-premiere van Toneelgroep Amsterdam op mij afstapte en vroeg: “Meneer Koolschijn, kent u Grieks?” De man had de tekst zo actueel gevonden dat hij er zeker van was dat ik van alles uit mijn duim had gezogen.’
‘We vinden het weer leuk om te laten zien dat wij onze exempla kennen’, meent Anton van Hooff, docent oude geschiedenis aan de universiteit van Nijmegen. ‘Je ziet dat ook in de architectuur; die oogt weer wat conservatiever. Halverwege de jaren tachtig begon het klassieke bouwen weer op te komen. Kijk naar het Max Euwe plein in Amsterdam; dat is niet een kritiekloze terugkeer naar de oude vormen, maar men speelt onmiskenbaar met klassieke principes en projecteert er nieuwe boodschappen op.’ Met een knipoog, blijkens de tekst boven de zuilengalerij: Homo sapiens non urinat in ventum, ofte wel: ‘Een verstandig mens pist niet tegen de wind in.’
VAN HOOFF TREKT al jaren met een fototoestel door het land en kan een hele serie dia’s laten zien van moderne gebouwen waarin hij klassieke invloeden terugvindt: een bejaardentehuis in Den Haag met Ionische zuilen, de zuilengalerij voor het gebouw van de Amro Bank in Utrecht, en een kantoorgebouw in het Franse Marne-la-Vallee. De postmodernistische architect Ricardo Bofill ontwierp daar grote zuilen van glas, en ironiseerde de antieke bouwvormen door het gebruik van vervreemdende materialen. ‘In alle perioden waarin de klassieken nagevolgd worden, zie je dat dat op een eigentijdse manier gebeurt’, zegt Van Hooff. ‘En ook in deze tijd gaat het niet alleen om de imitatio maar ook om de aemulatio.’
Rudi van der Paardt, docent Latijn aan de Universiteit Leiden, spreekt over een ware renaissance. ‘Ik ben de afgelopen dagen wel vijf keer gebeld of ik een cursus mythologie wil geven. Ik merk dat er bij een groeiende groep behoefte bestaat daar iets meer over te weten. Er zijn op het ogenblik ook opvallend veel mensen die op latere leeftijd Grieks en Latijn willen leren.’
Van der Paardt volgt nauwgezet het gebruik van antieke motieven door moderne literatoren. ‘Ik houd daar sinds een paar jaar lijsten van bij en die zijn nog nooit zo uitgebreid geweest als de laatste tijd, dat is werkelijk verbijsterend. Bij bijna alle auteurs van enige naam vind je verwijzingen naar de mythologie. Ook in de poezie wordt er inhoudelijk weer sterk op het verleden teruggegrepen en zie je een herwaardering van de klassieke vormen.’
In The Secret History koketteert de Amerikaanse schrijfster Donna Tart hevig met het classicisme, al wemelt haar boek, zeggen de kenners, van de fouten. En hier te lande blijken niet alleen Reve en Mulisch hun klassieken te kennen, ook Tessa de Loo speelt er mee, evenals Nelleke Noordervliet. Haar laatste roman, De naam van de vader, barst van de mythologische verwijzingen. In Belgie varieert Paul Claes in zijn boek De sater vernuftig op het genre van de antieke roman, en beschrijft Kristien Hemmerechts in Veel vrouwen, af en toe een man drie kostschoolmeisjes die hun lerares Latijn adoreren. Deze ‘drie gratien’ leggen in de tuin van de kostschool een Forum Romanum aan met zuilen van papiermache, elkaar aansprekend met oneliners als: ‘Tu quoque, fili mi?’
‘IK VIND HET succes van bijvoorbeeld de Metamorfosen volstrekt begrijpelijk’, zegt Van der Paardt. ‘Dat is een aaneenschakeling van mythologische verhalen in een groot verband dat goed in elkaar zit: vergelijkbaar met veel postmoderne literatuur.’
Ook in toneelkringen wordt benadrukt dat de klassieke tragedies opmerkelijk actueel zijn in deze tijd van oorlog en geweld. Ze stellen de geengageerde toneelmaker in staat zich uit te laten over goed en kwaad zonder in cynisme of prekerigheid te vervallen. Zoals Gerard Koolschijn eens zei: ‘Er zijn in het leven maar een paar dingen belangrijk en dat zijn dezelfde dingen die honderd of vijfhonderd jaar geleden of in de klassieke oudheid belangrijk waren: de grote vragen van dood, leven en liefde.’
Dat we daar weer oog en zelfs waardering voor hebben, dat is de tijdgeest, speculeren velen voorzichtig. ‘Ik heb de indruk dat de mensen in de jaren zestig en zeventig en begin jaren tachtig voorwaarts keken en in een utopie geloofden’, zegt Ivo Gay. ‘Wat voorbij was was voorbij, afgezien van Marx. Om er op een gegeven moment achter te komen dat hun verwachtingen niet uitkwamen en dat het nog zo gek niet was wat die Grieken en Romeinen vertelden. Mensen voelen het nu weer als een gemis om niets van de oudheid te weten, die toch een van de pijlers van onze beschaving is.’
‘Ik geloof dat in veel gebieden van de kunst en het leven mensen aan het zoeken zijn en hier weer houvast in vinden’, zegt Marietje d'Hane-Scheltema. ‘De zekerheden van wat zich al bewezen heeft, worden aantrekkelijk in tijden dat men over modernere werken onzeker is.’
Kortom, we verlangen terug naar de traditie, naar normen, waarden en oude waarheden. Het einde van de ideologieen heeft de vlucht in de mythologie ingeluid.
Maar de achtergrond van de klassieke ‘renaissance’ is waarschijnlijk prozaischer. De stroom aan vertaalde teksten heeft bijvoorbeeld ook een aantal heel pragmatische oorzaken, zoals de marginalisering van de talenkennis. Lazen filosofen vroeger Plato in het Grieks, nu moeten de meesten naar een Nederlandse vertaling grijpen. En haalden classici een paar decennia geleden nog nuffig hun neus op voor vertalingen - dat was maar surrogaat - nu worden vertaalde teksten ook door hen gelezen en gewaardeerd. Ook in het onderwijs is het een en ander veranderd. Sinds 1990 geldt een nieuw examenprogramma voor de klassieke talen op het VWO. Daarin ligt minder nadruk op het technische vertaalwerk, en meer op de inhoud van een tekst. Dus niet meer het gepriegel van een regeltje vertalen per les, maar de hele Homerus lezen met de klas - in vertaling, wel te verstaan.
‘In het verleden’, zegt Anton van Hooff, ‘stelden die vakken meer voor als het ging om zuivere kennis, maar de groep leerlingen die werd aangesproken was veel kleiner. Halverwege de vorige eeuw zaten op alle Latijnsche scholen van Nederland tezamen 1500 leerlingen, op een bevolking van viereneenhalf miljoen. Nu hebben zo'n veertigduizend leerlingen Latijn op een bevolking die drie keer zo groot is. Cynisch gezegd: nog nooit hebben zoveel Nederlanders zo weinig van Latijn gekend. Maar ik denk dat het een goede zaak is dat de klassieken uit een kleine kring komen; ook leerlingen die maar een paar jaar klassieke talen hebben, krijgen iets mee.’
Zo wordt de oudheid ontsloten voor een breder publiek. In het verlengde daarvan maken filologen die wetenschappelijke vertalingen leverden met veel noten en toelichtingen plaats voor een generatie vertalers die meer oog heeft voor modern, mooi Nederlands. Geen vertalingen meer om bestudeerd, maar om gelezen te worden. Zo hoort het ook, vindt Gerard Koolschijn: ‘De klassieke Grieken waren nu juist geen kamergeleerden. Zij schreven het tegendeel van boekentaal. Als een moderne vertaler Sokrates een zijige, halfzachte taal laat uitslaan met allerlei doch’s en echters, voel ik toch een plaatsvervangende verontwaardiging voor de doden. Uitgeverij Ambo heeft het ten tijde van Ivo Gay bestaan om een volledige Sofokles uit te brengen in een niet bestaande taal: Nederlandse woordjes uit een negentiende-eeuws woordenboek in Griekse woordvolgorde achter elkaar gezet: ’t zal je rouwen, leeghoofd jij/ Toe heer, edel mens gij’ - en dan nog doorspekt met woorden als oekaze, zonnebrand en koeterwaals.‘
Eva Cossee, directeur van Ambo en opvolgster van Ivo Gay, geeft toe: 'Bij Ambo zijn veel vertalingen in de filologische traditie verschenen, met ontzettend veel voetnoten en in- en uitleidingen. Maar ik geef dat soort gymnasiumvertalingen met al die ondergeschoven bijzinnen niet meer uit. Het zijn vaak teksten uit de orale traditie - die moeten klinken.’
HET GYMNASIAANS is op de terugtocht, constateert ook Hans Warren tevreden. ‘Bijna alle vertalers die zich met oude literatuur bezighouden, begrijpen dat ze allereerst de taak hebben nieuwe literatuur te laten ontstaan.’ Vertaler Hein van Dolen doet dat met verve, zoals wel blijkt uit zijn Vrouwenstaking. Van Dolen: ‘Sommigen spreken van tekstvervalsing bij vrije vertalingen, maar ik ben het daar niet mee eens. De Grieken hebben zich destijds zelf ook om die teksten verkneukeld. Al heb ik me bij het vertalen van Aristofanes misschien weleens vergaloppeerd - het is zo verleidelijk om leuke anachronismen te gebruiken. Op een gegeven moment worden de oude vrouwtjes door de oude mannetjes uitgerookt en dat heb ik met barbecuen vertaald. Dat kon ik gewoon niet laten.’
Voor het eerst in de geschiedenis is er zo'n groot potentieel aan kopers geinteresseerd in klassieke werken - om te lezen, te showen of te geven als semi-intellectueel prachtgeschenk -, zeker nu ook de eeuwenoude pornografische teksten vertaald worden. ‘Toch zal het nooit iets worden waarmee je echt geld binnenhaalt als uitgeverij’, zegt Mark Pieters, redacteur klassieken bij uitgeverij Querido, in het Amsterdamse cafe Ovidius. ‘Al schijnen al die uitgevers die zich nu ook op dit gebied begeven te denken van wel. Je geeft het toch vooral uit omdat je die klassieke literatuur zelf zo prachtig vindt. Ik vind het onbegrijpelijk dat zelfs de meeste literatuur- of cultuurstudenten helemaal niets van die boeken gelezen hebben. Zonder enige kennis daarvan dwaal je door de westerse kunst als een blind paard door het Rijksmuseum.’ ‘Er valt wel iets aan te verdienen’, zegt zijn directeur Ary Langbroek. ‘Maar 25.000 exemplaren van de Odysseia is weinig vergeleken bij de 250.000 van Hella Haasses Heren van de thee.’
In de meeste gevallen zijn de oplagecijfers klein, te vergelijken met die van poezie, en de inspanningen groot. ‘Het uitgeven van Herodotus kost ontzettend veel tijd’, zegt Wilfried Uitterhoeve van uitgeverij Sun. ‘Het kost de vertaler een paar jaar, en ook op de uitgeverij gaat er een half manjaar in zitten. Dat is een waanzinnige investering, maar zo'n editie gaat als het goed is twintig jaar mee. Dan gok je erop dat na een initiele verkoop van een paar duizend je er ieder jaar nog vijfhonderd tot duizend kwijtraakt.’
Het prestige dat aan de klassieken kleeft, moet dus wel een belangrijke reden voor uitgevers zijn zich aan deze teksten te wagen. ‘Het uitgeven van de volledige Plato is een mooi, prestigieus project’, geeft Maij Spijkers van Prometheus/Bert Bakker toe. ‘Maar het moet zichzelf natuurlijk wel minimaal terugverdienen.’
De vertalers en uitgevers in Nederland zijn wel erg eager, vindt Patrick Everard van de Historische Uitgeverij Groningen. Als er al sprake is van een ‘renaissance’, dan verdenkt hij hen van pogingen die wat aan te zwengelen. ‘De afgelopen week heb ik zeker vijf teksten aangeboden gekregen van klassieke vertalers. En door uitgevers worden ook slecht vertaalde teksten op de markt gepleurd, die in de recensies best wat meer afgestraft zouden mogen worden.’ Ook Gerard Koolschijn ergert zich vaak: ‘Alle markten worden aangeboord en zo wordt ook de behoefte aan klassieke uitgaven tot aan de grens opgerekt of zelfs geschapen. Een nadeel van de grote stroom vertalingen is dat er zoveel slechte bij zijn. Ik heb de indruk dat allerlei gepensioneerde classici ook eens een gokje wagen, en dan krijg je weer dat gymnasiale Nedergrieks.’
‘Ja’, grijnst Mark Pieters, ‘met zinnen als: “Daarenboven placht hij haar iedere dag een flinke beurt te geven.” Dat zijn mislukte pogingen om de klassieken toegankelijker te maken.’
ZOALS DE NEW Age beleefd wordt in commerciele centra als Oibibio en de terugkeer van de jaren-zestigmode beperkt blijft tot de buitenkant - de kleding, niet het gedachtengoed -, zo heeft ook het gekoketteer met Grieken en Romeinen iets oppervlakkigs. Het meest duidelijk wordt dat in de reclame. De firma Benetton, trendgevoelig als altijd, verkoopt T-shirts met het begin van de Odysseia erop afgedrukt - in het Grieks, dus extra interessant. Coca-Cola heet tegenwoordig Een klassieker tegen de dorst in een advertentie waarin het Parthenon is afgebeeld met pilaren in de vorm van colaflesjes. Buckler bier pronkt met het Latijns motto op het etiket: Vincit qui se vincit - ‘hij overwint die zichzelf overwint’. Bang & Olufsen vergelijkt de kwaliteit van zijn geluidsapparatuur met de akoestiek van het theater van Epidaurus. Center Parcs prijst naast squashbanen en een sportcafe in een vakantiefolder de ‘Romeinse sauna’ aan. Op de foto prijkt naast het subtropisch zwemparadijs de Venus van Milo in een zuilengalerij.
Het is allemaal compensatie, meent Anton van Hooff. ‘Juist bij heel banale, alledaagse dingen bestaat een behoefte om te mythologiseren. In de reclame wordt geprobeerd produkten boven het alledaagse uit te tillen door te verwijzen naar een groots verleden en ze zo een aureool van eeuwigheid te geven.’
Is dit wat ook gebeurt in het literaire bedrijf, dat tenslotte net zo goed commercieel is? In Italie hebben sommige antieke werken het al tot stationsliteratuur geschopt. Van Epicurus’ Brief over het geluk - een klein boekje dat voor een paar gulden te koop is - zijn al tweeeneenhalf miljoen exemplaren verkocht. Uitgever Maij Spijkers meldt dat hij de geluksbrief in september in Nederland zal uitbrengen. ‘O’, zegt Patrick Everard gelaten, ‘gaat hij dat echt doen? Daar komen wij dit najaar ook mee.’
‘Het is dringen bij bepaalde teksten en daarom heb ik regelmatig overleg met Querido’, zegt Ambo-directeur Eva Cossee. ‘Laatst kwam ik erachter dat wij allebei een vertaling van de gedichten van Catullus gereed hadden liggen. Niemand is daarmee gediend - de uitgever niet, de vertaler niet en de lezer niet - en daarom heb ik van uitgave afgezien.’
‘Wij voelen dat het aanbod de markt aan het verzieken is’, zegt afdelingsmanager Van der Beek van boekhandel Scheltema Holkema Vermeulen. ‘Iemand die vanuit een historische belangstelling een klassiek werk wil gaan lezen, wordt hier geconfronteerd met een aanbod waaruit hij niet kan kiezen. Zo iemand voelt zich niet meer serieus genomen. Uitgevers hebben nu de neiging om zoveel mogelijk te vertalen en in de markt te zetten zonder goed na te denken of het wel de moeite waard is. De belangstelling zou daardoor wel weer eens snel kunnen afnemen.’
Zoals Heraclitus ongeveer 500 voor Christus in zijn wijsheid al wist: ‘De grote massa echter, schaapsgelijk, heeft al genoeg.’