Terwijl ik nog maar kort ervoor mezelf had horen verklaren, in het aangezicht van een etalage vol met thrillers, niet meer geïnteresseerd te zijn in ontknopingen. Tot een tijdje geleden dacht ik nog wel minstens één spannend boek mee op vakantie te moeten nemen, nu word ik er chagrijnig van. Ik was er niet op bedacht geweest dat het boek dat ik nu net uit had ook een ontknoping had, al had ik het misschien kunnen vermoeden op basis van de achterflap die repte van verraad dat de hoofdpersoon te wachten stond, ‘more monstrous than anything she could have imagined’.
Nu ben ik niet zo heel goed in het vertellen van een verhaal, zeker niet als er een plot bij komt kijken. Ik vergeet essentiële informatie die de plot begrijpelijk maakt, of ik ben zo duidelijk naar de plot toe aan het werken dat alle verrassing er bij voorbaat vanaf is. Misschien was het dus aan mij te wijten dat degene die het hele verhaal moest aanhoren al vrij snel dingen zei als ‘o wat voorspelbaar zeg’ en ‘jezus wat een kitsch’.
Wat het allemaal niet was, het was een subtiele, intelligente roman waarmee ik een paar dagen heel blij was geweest. Het boek had me afgeleid van dingen die ik moest doen, het had me op een prettige manier uit m’n slaap gehouden, het had me aan het denken gezet, ik vond dat de schrijfster erin slaagde een aantal zaken heel scherp te verwoorden. Ik had ook een paar zinnen onderstreept, wat voor mij altijd een goed teken is. Vlak nadat ik het boek uit had las ik een interview met de Engelse schrijver Howard Jacobson die zich afvroeg wat dat toch was, dat lezers zinnen onderstreepten in romans. E-readers schijnen zelfs een functietoets te hebben waarmee je kunt zien welke zinnen in een boek het meest onderstreept worden. Het is een zucht naar tegeltjeswijsheden, volgens Jacobson, en het riekt naar zelfhulp.
Ik keek nog eens naar de zinnen die ik onderstreept had. Inderdaad, losgezongen leken ze op tegeltjeswijsheden.
‘Anything that cannot be said clearly, cannot be said.’
‘Imagine the worst and you can protect it.’

Ik heb het overigens al de hele tijd over de nieuwe roman van Claire Messud, The Woman Upstairs. Ik kan dat wel verzwijgen, of helemaal aan het eind onthullen, maar wat zal ik een ander plagen met het uitstellen van de clou als ik daar zelf ‘niet meer geïnteresseerd’ in ben? Claire Messud dus, de vrouw van meestercriticus James Wood, niet dat dat er verder toe doet maar toch, ik moest er af en toe aan denken toen ik haar boek las. Zou hij met haar hebben meegelezen? Zou hij eerlijk tegen haar zijn?
Ik las ooit over een ander huwelijk tussen een criticus en een schrijfster, John Bayley en Iris Murdoch. Het gerucht ging dat hij een blinde vlek had ten aanzien van het werk van zijn echtgenote. Van weer een andere criticus en een schrijfster hoorde ik dat hij zo gauw een nieuw werk van zijn vrouw van de persen rolde het op een willekeurige pagina opensloeg om haar op een fout te wijzen. Mensen willen graag altijd rotdingen zeggen.
De hoofdpersoon in The Woman Upstairs, lerares op een basisschool, maar eigenlijk een gefnuikte kunstenares, raakt in de ban van een leerling en zijn ouders. Zij vertegenwoordigen voor haar het volle artistieke leven dat zij voor zichzelf misschien ook wel stiekem geambieerd had. Vooral met de andere vrouw krijgt ze een sterke vriendschap, zo’n vrouwenvriendschap zonder grenzen, schimmig als een verliefdheid, maar zonder de mogelijkheid fysiek iets op te lossen.
De hoofdpersoon is te gretig, te onderdanig ook, het is deel van de tragiek van ‘the woman upstairs’, het vrouwtype dat in tegenstelling tot ‘the madwoman in the attic’ precies weet hoe ze zich moet gedragen, altijd ingetoomd, dienstbaar. Als ze zich dan toch een keer laat gaan, komt dat als een boemerang terug in haar gezicht.
Hoe dat in zijn werk ging, die boemerang, dat ging ik uitgebreid navertellen. Het is een duidelijk verhaal, wel sensationeel ook. Maar wat me eigenlijk had geraakt, liet zich niet navertellen. Dat was de manier waarop de vertelster nadenkt over de intensiteit die die andere vrouw bij haar oproept. Ze kon die gevoelens niet aan anderen duidelijk maken, zonder ze in haar eigen ogen schade toe te brengen. Zo gauw ze er woorden aan wijdde, zag ze de sensatie krimpen. Nu ik dit zo opschrijf, besef ik pas dat die onzegbaarheid wel een ontknoping kon gebruiken. De schrijfster had haar personage, en de lezer, een grote dienst bewezen.