NEW YORK – In de Amerikaanse politiek heerst koortsachtige verwarring. Na de eclatante overwinning van de Democraten voltrekt zich de confrontatie met de naakte waarheid. Het sprookjesboek van de president – stay the course – is uit en afgedankt. Voor het eerst wordt erkend dat Irak een ramp dreigt te worden, of dat al ruim is. Dat hangt af van de politicus die aan het woord is. Maar met de Democratische meerderheid in het Congres is er geen andere keuze: het moet anders. De oorzaak van de verwarring is dat voorlopig niemand kan vertellen hoe het dan anders zou kunnen gaan.
‘Hergroepering van de troepen’ is op het ogenblik de nieuwe toverformule. Op welke manier? Dat is voor gevarieerde uitleg vatbaar. Het kan niet anders dan een eufemisme voor een geleidelijke terugtrekking zijn. Dan gaat het om de vraag in welk tempo dat moet gebeuren. Binnen een halfjaar, zoals de afgevaardigde John Murtha wil? Of, volgens het denkbeeld van sommige Republikeinen, een voltooiing in 2008?
Om te beginnen gaat de Iraq Study Group het probleem verder bekijken. Voorzitter is James Baker, onder Bush sr. minister van Buitenlandse Zaken. Robert Gates, onder vader Bush hoofd van de cia, hoorde er ook toe. Vorige week is hij na het ontslag van Rumsfeld tot minister van Defensie benoemd. Misschien gaat het theoretisch in de goede richting, de praktijk is moeilijker.
Aan deze nu eindelijk als zodanig erkende catastrofe ligt een geweldige vergissing ten grondslag: dat het Irak van Saddam Hoessein als een afzonderlijk en betrekkelijk eenvoudig op te lossen vraagstuk behandeld kon worden. Dat een land met drie elkaar diep wantrouwende tot hatende volksdelen – Koerden, sjiïeten en soennieten – via een oorlog tot een democratie kon worden omgetoverd, een voorbeeld voor het hele Midden-Oosten. Het grootste mysterie is dat destijds zo veel mensen zich hebben laten wijsmaken dat dit mogelijk was.
Alle mogelijke deskundigen verzekerden toen dat dit een waandenkbeeld was. Maar de neoconservatieven, drie jaar geleden de architecten van de Amerikaanse buitenlandse politiek, waren verblind door de arrogantie van de macht. Donald Rumsfeld, Paul Wolfowitz, Condoleezza Rice, Dick Cheney, theoretici als Robert Kagan en William Kristol: ze hielden zich doof voor alle waarschuwingen. De twee laatste noemden de critici defaitisten, lafaards. Toen met leugens de vereiste oorlogsstemming was gekweekt, kon de strijd beginnen.
Het moeras van Irak is gevaarlijker dan destijds dat van Vietnam. De strijd daar speelde zich af aan de periferie van de Koude Oorlog. Dit is deel van de regio die voor het hele Westen een vraagstuk van langzamerhand onvatbare omvang wordt. In Irak zelf is het stichten van een centraal gezag mislukt. Sekten, stammen, volksdelen vechten tegen elkaar en tegen de Amerikanen zonder dat de democratisch gekozen premier Maliki er iets tegen kan doen. Na 3,5 jaar zijn er 2581 Amerikanen gesneuveld en hebben 150.000 of 500.000 Irakezen het leven gelaten. De dode gedemocratiseerden kunnen niet nauwkeurig worden geteld.
De buurlanden Iran en Syrië hebben er ongetwijfeld belang bij dat het er weer rustig wordt. Laat Washington gaan praten met de premiers Ahmadinejad en Assad is het advies, ook van de beste buitenlandse vriend van Bush, premier Blair. Maar deze diplomatie ligt nog niet binnen het bereik van de president. Eerst moet Iran zijn nucleaire ambities opgegeven. Die eis lapt Ahmadinejad aan zijn laars. Hij weet dat Amerika, belast door Irak, Noord-Korea en een Democratisch Congres, geen machtsmiddelen heeft om zijn eis kracht bij te zetten.
De andere factor in de gordiaanse knoop van het Midden-Oosten is Israël met zijn verhouding tot Palestina. Bush bewees lippendienst aan de onafhankelijke Palestijnse staat, maar liet dit vraagstuk verder op zijn beloop. Intussen hebben Hamas en Hezbollah aanzienlijk aan macht gewonnen. De oorlog van Israël tegen Hezbollah in Libanon heeft wel grote verwoestingen aangericht, maar is duidelijk mislukt. Premier Olmert, deze week op bezoek bij Bush, zal zich, vooral met de toenemende dreiging van Iran, opnieuw laten verzekeren van diens onvoorwaardelijke vriendschap. Maar het wordt moeilijker in geval van nood de praktische bewijzen van deze vriendschap te leveren. Moeten we rekening houden met de kans dat Israël dan zelf zal ingrijpen?
Dan zijn er nog de dreigende schandalen over de financiering van de oorlog en de voorgenomen wederopbouw van het land, enorme bedragen waarvan een deel spoorloos is verdwenen. Is er iets beland in de kas van Halliburton, de maatschappij waarmee vice-president Dick Cheney nauwe banden heeft? In het nieuwe Congres zal er ongetwijfeld een commissie worden benoemd die dit gaat uitzoeken. Dit is de inventarisatie. Een zee van groeiende problemen voor een falende president en een Congres waarvan de nieuwe meerderheid zich nog moet bewijzen. En een volk dat zich afvraagt hoe het zich zo heeft laten misleiden.