Het Nederlandse Dudok Kwartet komt met een tweede cd waarvan muziek van György Ligeti opnieuw de spil is. Na zijn Eerste strijkkwartet, Métamorphoses nocturnes van 1954, is ditmaal het titelloze Tweede kwartet uit 1968 opgenomen, waarover de Hongaarse meester terecht tevreden was. Titel – Labyrinth – en programmasamenstelling van de uitgave richten zich evenals bij de debuut-cd Métamorphoses naar het hoofdmenu. Mozarts Veertiende strijkkwartet in G KV 387 en een handvol canons van J.S. Bach contextualiseren Ligeti’s complexe micropolyfonie van de jaren zestig; microscopisch wriemelende, tot klankvelden gestolde weefsels waarin de individuele stemmen oplossen. Zo wordt de eindtijd van een polyfonie hier omlijst door haar voorgeschiedenis.
De finale van KV 387, het eerste van de zes Haydn-kwartetten die Mozart aan zijn collega opdroeg, is een van de eerste rijpe Mozart-werken waarin het contrapunt de technische drager wordt van de complexiteit als vormidee. Blijkbaar lag de lat zo hoog dat de doorgaans aus einem Guss componerende Mozart zich met schetsen voorbereidde. De Bach-canons herinneren aan Ligeti’s fascinatie voor deze bijzondere imitatietechniek, die in de scheppingsfase van het tweede strijkkwartet opduikt in werken als Lontano, het Requiem en het koorwerk Lux Aeterna. Na Ligeti hebben ze op de cd het vermoedelijk beoogde effect van een reiniging, metalig lieflijk als een gamba-consort; Vermeer na Pollock. Al dacht Ligeti meer aan Cézanne, die hem provoceerde na te denken over de vraag hoe hij contouren door kleuren kon vervangen, vorm kon scheppen met contrasterende volumes en dichtheden. De desolaat monotone litanie van de laatste Canon ‘zu sieben Stimmen mit feststehenden Bass’ breekt af zoals een plotselinge dood het leven, Leiermann ohne Worte.

De uitvoeringen zijn zo overdacht en effectief als de dramaturgie. De Mozart is al heel goed. Ontspannen, vrij van pseudo-authentieke retorische krampachtigheid, op de schaal van een tijd die nog hoog spel speelde binnen de strikte grenzen van piano en forte – een enkele keer zachter, nooit luider. Goed is ook de lange pauze tussen Mozart en Ligeti, een muzikaal vruchtbare windstilte voor de hondsdolle insectenzwerm van Ligeti’s Allegro nervoso, het eerste van vijf delen die terug- en vooruitblikkend successievelijk alle facetten van Ligeti’s stilistische palet aftasten. In het sostenuto molto calmo ontvouwt zich, onderbroken door krassende en tremolerende Hitchcock-explosies, vanuit een zwevend unisono de ontwijde stasis van Lontano. Het derde deel, ‘come un meccanismo di precisione’, is met zijn ontzette pizzicati enerzijds de voorbode van Ligeti’s toekomstige polymetrische superposities, anderzijds een soort voetnoot bij de ritmische asynchroniteiten van Ligeti’s Poème symphonique voor honderd metronomen, dat in 1962 een scandaleuze première beleefde in het gemeentehuis van Hilversum – ontworpen door de architect van wie het strijkkwartet de naam leent.
Het vierde en vijfde deel kun je uitsluitend metaforisch horen. Ligeti zag respectievelijk de extreem gecomprimeerde massa van een dwergster en een uitdijende wolk voor zijn geestesoog, maar zo moet je het hele stuk waarnemen en vermoedelijk ook spelen: als een visioen van voorcompositorische verbeeldingskracht in statische dichtheden, toonhoogten, diepteperspectieven, kleurtoetsen en zichtlijnen, bijna optische kunst. Helaas projecteerde Ligeti op dat virtuele canvas vrij veel en vrij vaak onmogelijke noten die je wel eerst moet kunnen spelen. De indruk is dat het kwartet er weinig mist. Door alle tönend bewegte wolken heen hoor je dat hier een ongelooflijke prestatie is geleverd. Edison-waardig materiaal dit.
Dudok Kwartet Amsterdam, Labyrinth: Mozart, Ligeti & Bach, Resonus Classics