
Het is een klein schilderij, Zonder titel, van Günter Tuzina, compact in harde kleur verpakt, en geschilderd op linnen, zo ruw bijna als jute. De figuren liggen over elkaar en zijn verschillende versies van rechthoeken. In het kort ziet het er zo uit. Nu kijken we eerst hoe, voor het bondige beeld van kleuren, op het vlak van strak linnen plaatsgemaakt werd. Het is met dat linnen dat Tuzina, voor al het andere, het schilderij is begonnen. Het is een ruig geweven stof met de kleur van vlas. Eerst is die over een spieraam strakgetrokken. Normaal gesproken wordt het weefsel met een kalkwitte grondverf geprepareerd. Zo wordt het oppervlak glad gemaakt. Zacht plooibare verf kan er dan, met buigzame penselen, soepel over worden uitgesmeerd – zodat kleuren glad vloeiend kunnen glijden. Het is maar zoals je het wilt als schilder. De verfopbreng bij dit schilderij is stug en resoluut. Voor een bewegende kwast is het ongeprepareerde linnen stroef van loop. De vlotheid van de kwast wordt erdoor afgeremd.
Ik vergelijk nu de twee oppervlaktes: van het schilderij op korrelig linnen van Tuzina, en daarnaast, van Domenico Bianchi, het werk van perzikzachte bijenwas (zie de column van vorige week). Bij Tuzina bestaat de figuratie hoofdzakelijk uit rechte lijnen en harde kanten. De rechthoeken van kleur vertonen een dwars, hoekig gedrag. In het rode schilderij van Bianchi kwam de eigenaardige, witte figuur in het midden oorspronkelijk voort uit een bolronde vorm. Dat werd een rond ornament waarvan slanke slingers rondom begonnen los te laten. Het hele schilderij, met die draaiende figuur, wekt de indruk dat het geheel zacht zwierend blijft rondbewegen. De was lijkt ietwat doorzichtig. Het is alsof er van binnenuit nog diep licht glanst. De waslaag was zo te zien niet hard opgedroogd. In het nog zachte oppervlak en de tegelijk zachte kleur werd de figuratie nergens geremd en stilgelegd. Tuzina daarentegen schildert bij voorkeur op een kurkdroge, stroeve ondergrond. Hij wil de figuratie straf. Zijn idioom is hoekig en hard.
Bekijken we dit kleine schilderij wat nader. Ik stel me het rechthoekige paneel van linnen eerst leeg voor – zoals de schilder het eerst zag. Binnen langs de randen van het paneel, zette hij toen, met zwart oliekrijt, vier rechte lijnen van een strak zwarte rechthoek neer. Het schilderij begon zo, voor het echt begon, met een smalle zoom van grijsbruin linnen. Tuzina doet dit vaker. Voor de rechthoek die daar zo resoluut zwart kwam te staan, zag ik trouwens dat die eerst met dun grafiet was voorgeschetst. Echt meten was dat ook niet. Tuzina keek en bracht voor zijn schilderij dat op beginnen stond, veld en ruimte in kaart. De resoluut zwarte rechthoek gaf de opzet van hoe hard en strak dit schilderij gemaakt zou worden. Vergelijk dat harde begin met dat van Domenico Bianchi. Daar kwam een schilderij op gang vanuit de sierlijke losheid van de centrale figuur. Die losheid werd wat in dat schilderij wezenlijk was: zijn onnavolgbare beweeglijkheid. De hoekige, zwarte lijnen maakten het schilderij van Tuzina onverbiddelijk hard. Zo werd zijn wezen.

De zwarte lijnen zijn strak en bondig getekend en vrij met de hand. Boven in de eerste, staande, rechthoek volgde, lichtelijk scheef, een rechte lijn overdwars. Die horizontale deling resulteerde, op die hoogte, in een liggende rechthoek en, daaronder, in een grote rechthoek die het gewicht heeft van een kloek vierkant. De liggende rechthoek werd voorlopig met harde streken van een stugge kwast donkerblauw geverfd. Het vierkante deel werd een stevig geel.
De verschijning van kleur, met strakke streken geschilderd, was een volgende fase in de opbouw van dit beeld. Binnen de omtrek van de eerste rechthoek zette Tuzina nu een tweede erbij – met lijnen in nog steviger zwart, een strakkere rechthoek over de kleuren heen. Het beeld wordt steeds compacter. Het geel werd een vol hard geel waarop Tuzina, dwars door de kleur heen, een vierkante vorm binnenbracht van hard groen. In de rechthoek van donkerblauw, bovenin, was inmiddels een rechthoekige opening verschenen. Wat eerder blauw was, is daar met gekrabbel van vette, grijszwarte oliekrijt weggekrast. In dat grijs zit ook nog wat wit. Het lijkt op een plat raam, in ieder geval een opening. Toen ging het verder met de randen van kleuren. Uit de grijze opening, binnen dat blauw, zien we het ontstaan van een groot akkoord. Daar stort met grote kracht een waterval naar beneden van donkerblauwe olieverf waarin met zwart krijt verder rumoer is teweeggebracht. Dat volume blauw en zwart ontlaadt zich en komt terecht in een fris, teer groen. We zien alleen smalle randen daarvan. Het rumoer komt tot stilstand en het schilderij is klaar.