
De inval van de Duitse troepen in neutraal Nederland op 10 mei 1940 is een nationaal trauma. De overrompeling was rap: de vijandelijkheden werden na vier dagen beëindigd, na het bombardement van Rotterdam.
Van die vijandelijkheden zijn weinig Nederlandse foto’s. Nederlandse militairen was verboden foto’s te maken. Bij de Duitsers was dat heel anders. Niet alleen hadden veel Duitse militairen een camera bij zich, de legerleiding moedigde de fotografie zelfs aan. De verzamelaar Gerard Groeneveld, van wie veel van het materiaal op deze tentoonstelling in het Verzetsmuseum afkomstig is, wijst er in de begeleidende publicatie op dat de gewone Duitser in de jaren dertig aan de fotografie ‘verslingerd’ was geraakt. De camerafabrikant Agfa verspreidde bijvoorbeeld duizenden camera’s onder Duitse scholieren, als prijs voor de beste leerlingen. Een substantieel deel van de militairen die Nederland binnenvielen, droeg dus een toestel bij zich, een Kodak ‘Retina’ of een Zeiss ‘Ikon’ Kolibri. Hun foto’s werden voor propaganda gebruikt, maar niet uitsluitend: op persoonlijk of familieniveau droegen ze ook bij aan het gevoel dat de Duitsers de oorlog als één gemeenschap beleefden, dat niet alleen de legerleiding maar ook de gewone man in het veld deel had aan de grote triomfen van het Derde Rijk. Zo maakte een van hen kiekjes van de triomfantelijke parade door Amsterdam, en schrijft daaronder, in zijn album: ‘Das also sind die, die in 5 Tagen einen 11-Millionen-Staat in d. Knie zwangen!’
De foto’s zijn onopgesmukt, amateuristisch, volks, direct, normaal. De tentoonstelling volgt de inval, vijf dagen lang, van stad tot stad. Een paar tonen het heetst van de strijd, op de meeste hebben de soldaten even tijd om te gaan zitten en een foto te maken, soms samen met Nederlandse soldaten, die zich net hebben overgegeven. Het was mei. Het was mooi lenteweer, zo te zien.

Over de nederlaag van Nederlandse militairen in 1940 wordt traditioneel beschaamd schamper gedaan, over die soldaten op de fiets, die artillerie uit de negentiende eeuw, het gebrek aan vliegtuigen en tanks, enzovoort. In de nationale mythologie à la Soldaat van Oranje zijn de mannen en vrouwen van het verzet de helden van ‘de oorlog’, niet de militairen van de meidagen. Dat is ten onrechte. Uit de tentoonstelling blijkt nog maar eens dat de Duitsers harde tegenstand ontmoetten, dat bruggen en linies fel werden verdedigd en dat er aan Duitse zijde honderden doden vielen.
Zelfs als je erop voorbereid bent, dan nog verrast de pure dagelijksheid van het krijgsbedrijf je, het gewone ervan, en hoe die oorlog plaats had in een onwezenlijk ordelijke wereld. Na de capitulatie lieten de Duitsers niet meer dan enkele honderden militairen achter om de orde te bewaren. Zij schreven naar huis dat Nederland ‘een fabelachtig beeld van orde en vrede’ bood, ‘das reinlichste Land der Welt’, ‘einfach herrlich’.
De fotocamera bleef aan hun zijde. In 1941 werd er in Den Haag zelfs een fotowedstrijd gehouden voor Duitse soldaten, die foto’s van hun verblijf in Nederland konden inzenden, alles voor de lieve vrede: ‘Deutsche Soldaten lernen die Niederlande kennen!’
Nach Holland: De meidagen van 1940 door Duitse ogen, Verzetsmuseum, t/m 19 mei, verzetsmuseum.org