
Een van de verklaringen voor de volwassenwording van Nederlands tv-drama is de samenwerking tussen omroepen, waarbij die van NTR, BNNVARA en VPRO de belangrijkste is. Ze maakten samen grote series (Waltz, Stellenbosch, Annie MG, A’dam-E.V.A., Hollands Hoop) maar droegen ook het project One Night Stand, waarin vijftien keer (tot 2018) jaarlijks zes tot negen korte speelfilms gemaakt werden door overwegend jonge scenaristen en regisseurs. Leerschool voor het grote werk van speelfilm en serie, maar tegelijk veel meer dan dat. Menige One Night Stand overtrof op vele fronten de gemiddelde Nederlandse speelfilm, behalve in lengte. Ondanks de sturende titel was de vrijheid qua inhoud en thematiek groot. Dat bleef zo in de eenmalige opvolger Centraal (2019), waarvan de afleveringen alleen de stationslocatie Rotterdam als begin- of eindpunt gemeen hadden.
Vrijdag start de opvolger daar weer van, die overigens ook eenmalig is omdat het NPO-fonds, dat de subsidiëring door wijlen het Mediafonds overnam, deze aanpak niet langer steunt. Onze straat heet dit zestal, waarbij de titel al duidelijk maakt dat ook hier de locatie het verbindende element is. En, wel geestig, de pakketbezorger die in een bijrolletje alle adressen bedient. Ik zag de eerste drie en had het gevoel dat er meer verwantschap is dan de postcode, hoe totaal verschillend ze ook zijn. Ze hebben, ondanks die leuke bezorger, diepe ernst gemeen. De hoofdpersonen zijn in gevecht – met een min of meer traumatisch verleden, met zichzelf, hun omgeving. Ze functioneren moeizaam. Ja, logisch, zonder intern of extern conflict geen drama, zelfs in comedy, zult u zeggen. Zeker, maar ‘loden zwaarte’ was mijn eerste gevoel. Zij het dat in alle drie er uiteindelijk enige vorm van verlossing, van licht, van hoop is: catharsis. Nee, ze zien Jezus niet, maar ze zijn door iets heen gegaan en groeien of vechten zich uit de grootste beklemming. Wat de producties ook gemeen hebben is integriteit. De teksten in de persmap, die naast een synopsis ook biografieën en regievisies van de makers bevatten, verraden hoeveel er voor hen in juist deze verhalen, soms op het autobiografische af, op het spel staat. Dat hoeft natuurlijk niet tot goed drama te leiden, maar zwaarte die onecht, bedacht, pretentieus overkomt, is onverdraaglijk.
Krassen. Regie en scenario Hyo Kaag
Bianca is een stille, onzekere jonge vrouw. Op een advertentie met ‘verzorgd uiterlijk’, inzake arbeidsmarkt of liefde, hoeft ze niet te reflecteren. Het uniform dat ze draagt als suppoost in een museum voor moderne kunst lost in elk geval het kledingprobleem op. Maar zo ‘onzichtbaar’ als suppoosten zijn, moeten zijn, is ze ook buiten haar werk. Het is slecht met haar gesteld: bij gebrek aan onderdak moet ze haar intrek weer nemen bij moeder, een slonzige, beperkte vrouw in een huis vol troep; en bovenal antipode van de liefdevolle moeder. De eisen die moeder aan dochter stelt in ruil voor onderdak, de desinteresse in haar welzijn, ze zijn extreem. Het verklaart deels Bianca’s onzekerheid en haar machteloosheid tegenover diezelfde moeder. De categorie ‘hoop’ schuilt voor Bianca in de krasloten die ze met regelmaat koopt. Waarbij een mogelijke geldprijs niet alleen ‘geluk hebben’ betekent maar ook andere vormen van geluk lijkt te beloven. De ommekeer in dit stille, armzalige bestaan komt, zoals in veel drama, van buiten. Anton heet de nieuwe collega. Vrolijk, belangstellend, enthousiast. Opdringerig misschien, maar nee, daarvoor weer net te aardig. Hij vindt het echt leuk samen een sigaretje te roken in de pauze, met haar mee te gaan naar het tabakswinkeltje van de loten. Hij neemt haar zowaar mee naar het dartcafé, waar zij stukken beter met het pijltje om kan gaan dan hij. Ze leert het hem. Zijn sociale gemak, zijn vermogen mensen te charmeren, zelfs haar moeder, verbluft en verandert haar – een beetje. Ze gaat haar nagels lakken. Zijn fantasie (het weekend Finland dat hij haar met de kleine winst op zijn kraslot aanbiedt blijkt een Hollands saunabezoek) betovert haar. De schaduwzijde van zijn levensvreugde en enthousiasme is een slordig arbeidsethos. Hij komt vaak te laat. Reageert boos op kritiek. Met uiteindelijk nare gevolgen. Voor hem. Voor haar. En toch gloort er iets aan haar horizon. Iets van zelfbewustzijn, van levensvreugde zelfs. Het is me in veel opzichten te nadrukkelijk, maar het heeft iets aandoenlijk sympathieks. Zoals personage Bianca dat zelf ook heeft.
Cronos. Regie Michael Middelkoop, scenario Moniek Kramer
Je hoort het vaak: vrouwen die na de bevalling in psychische problemen komen. Maar ook mannen kunnen problematisch reageren. Niet hormonaal gedreven, puur psychisch. Meestal is het voornamelijk vertoon van onvolwassenheid, maar bij Mus, hoofdpersoon in Cronos, ligt het duidelijk veel dieper. Mus heeft een goed huwelijk, een degelijke kantoorbaan, een warme, betrokken familie. Maar de katalysator van het conflict ligt in een opmerking van zijn oma in het kraamgezelschap rond de wieg: ‘hij lijkt op Mus’ vader’. Ongemak en onbehagen roept dat op in het gezelschapje. Zeker bij Mus’ moeder. En sluipend steeds meer bij Mus zelf. Niet alleen omdat de vader uit zijn leven verdwenen is, maar ook omdat verdrongen herinneringen aan woedeaanvallen en huiselijk geweld worden opgerakeld. En angst voor de mogelijkheid van erfelijke belasting. Wie is hij zelf? Wie zijn kind? Als u bij Cronos aan Francisco de Goya denkt, schiet u in de roos. Op diens gruwelwandschildering (in het Prado) vreet de Titaan Cronos uit de Griekse mythologie (bij de Romeinen en in veel kunstboeken heet hij Saturnus) zijn zoontje op vanwege de voorspelling dat zijn nageslacht hem zal onttronen.
Mus raakt geobsedeerd door de vader die altijd doodgezwegen is. Moeder weigert alle informatie, in woord of beeld. Mus zoekt en vindt: een fotootje waarop het gezicht van de vader is weggekrast. Zo diep zit het kennelijk bij haar. En vanuit eenzelfde diepte bij Mus komen steeds meer geluiden van ellendige ruzies. Mus begint een letterlijke Vatersuche. En vindt. Inderdaad een Titaan, eigenaar van een boksschool. Trainer en nog altijd gigantisch sterk. Mus schrijft zich in, zonder zijn identiteit te noemen. Weet vader wie hij is? Dit hele proces ontregelt Mus totaal. Hij schiet thuis tekort tegenover vrouw en kind en op zijn werk loopt het ook mis. Alles werkt toe naar een onvermijdelijke climax die niet helemaal geloofwaardig maar toch behoorlijk sterk verbeeld is. Meer dan de andere twee films is dit een klassiek opgebouwde vertelling.
Echo. Regie Daphne Lücker, scenario Denise Rebergen
Ook hier een schijnbaar goed functionerende hoofdpersoon: Indra, stagelopende apothekersassistente in opleiding. Met enig onbehagen reageert ze op het verzoek van haar moeder om iets te zeggen op een herdenkingsbijeenkomst voor haar als kind overleden oudere broertje. Ze zegt geen herinneringen te hebben. Ze lijkt die te verdringen, maar de komst van een nieuw buurjochie maakt veel los. Net als de vondst van kinderfoto’s en -tekeningen in de tas die moeder, in het koffietentje waar ze afspraken, vergat en die Indra meenam. Het buurkind is vaak alleen als zijn moeder werkt en langzaam groeit het contact tussen Indra en de kleine Raaf. Indra maakt zich zorgen over hem. Zijn gedrag lijkt afwijkend, net als dat van haar broertje. Als ze de buurvrouw erop aanspreekt, reageert die woedend. Maar elke nacht hoort ze Raaf eindeloos huilen. Ook dat herkent ze. Maar het nekt haar ook. De slapeloosheid doet haar steeds slechter functioneren en werkelijkheid en waan lijken door elkaar te lopen. Tot op het punt dat de kijker, ook met terugwerkende kracht, aan Indra’s waarnemingen gaat twijfelen. Wat haar bemoeienis met het kind steeds dubieuzer maakt. Dat is een buitengewoon zware opdracht voor scenario, regie en actrice, en helemaal geslaagd vind ik hem niet. Maar dapper en interessant wel.
Ten slotte een opmerking over alle drie de producties. Indra is een meisje dat af en toe de vraag zal krijgen ‘waar kom je vandaan’. Als ze naar waarheid zal antwoorden ‘Blijham’ of ‘Moordrecht’ zal de botte vrager doorgaan: ‘maar waar kom je echt vandaan?’ Want iets in haar uiterlijk is te weinig Blijhams in de ogen van de erfelijk Hollandse nieuwsgierige. Indra’s moeder wordt gespeeld door een actrice die haar Turkse roots tot onderwerp van haar schrijvend en acterend oeuvre maakte. De moeder van Raaf was een ‘allochtone’ moeder in een vermaarde comedy. Anton, in Krassen, heeft een donkere huid. De cast van Cronos is bijna all-black. En wat voor cast! Ik zou zeggen: gerechtigheid. Want deze verhalen, die universele thema’s behandelen, zijn de verhalen van bewoners van een straat in een Nederlandse stad anno nu.
Onze straat, NTR, BNNVARA, VPRO. Vrijdagen vanaf 8 januari, NPO 3, 21.35 uur
Krassen, 8 januari
Cronos, 15 januari
Echo, 22 januari