Een eerste roman kan op duizend manieren ontstaan. Bijvoorbeeld zo: je bent twaalf jaar oud, je woont in New York en je vader is redacteur bij uitgeverij Alfred A. Knopf en werkt samen met schrijvers als Raymond Carver, Don DeLillo en Richard Ford. Om je onafhankelijkheid te tonen reis je in je eentje naar Chinatown om daar een cursus Mandarijn te volgen. Later, na je twintigste, breek je met je vader. Je gaat werken als fabrieksarbeider, telefonisch verkoper, bewaker en bouwvakker en wat niet al. In de jaren negentig ben je anderhalf jaar marinier. In 2005 reis je met je vrouw naar China – je hebt Mandarijn gestudeerd aan de Phillips Academy in Massachusetts – om daar Engels te geven. Terug in New York besluit je een roman vol displaced persons te schrijven. Je inspiratiebron is een bezoek aan het noordwesten van China. Acht jaar later is je roman af en vind je op eigen kracht een uitgever. Je vader weet van niets.
Ter voorbereiding op het volgende leven, het debuut van Atticus Lish (1971), is een stadsroman die niet op Manhattan of in de Bronx speelt, maar in Queens en Nassau op Long Island. Lish wilde het overleven op de rand van de afgrond portretteren van vluchtelingen, in dit geval Zou Lei en Brad Skinner. Zou Lei is half Oeigoer, half Han-Chinees, heeft ‘Siberische ogen’ en komt van het woeste platteland in Noordwest-China. Haar moslimmoeder was katoenplukster, haar vader een soldaat die haar lichamelijke tucht (push-ups) bijbracht.

Na zijn dood en een verhuizing naar een Chinese stad in het westen vlucht Zou Lei via Zuidoost-Azië naar Mexico. De moeder vertelt haar een verhaal over een heks die haar vader had weggehaald en die ze alleen kon terugvinden ‘als ze in westelijke richting zou reizen’. Go West, young woman! Met een vrachtauto komt ze illegaal Texas binnen. Via de oostkust en drie maanden gevangenis (de Patriot Act van na 9/11 maakt het oppakken van migranten zonder green card makkelijker) belandt ze in Queens, waar ze klusjes doet in een eettent. ‘Ze had een goede reden om in New York te zijn: nooit meer gearresteerd worden. Ze wilde daar zijn waar iedereen illegaal was en waar ze met gebogen hoofd incognito in de menigte kon opgaan. Geef het idee van een leven als Amerikaan op. In vrijheid buiten te kunnen lopen was al voldoende.’
Zou Lei wordt een onzichtbare vrouw, zoals Irak-veteraan Brad Skinner. Hij is voor de derde keer terug uit Irak, maar de oorlog is niet uit zijn hoofd verdwenen. Het verlies dat hij leed – zijn beste vriend – kan hij niet verwerken. De vernietigingsdrift woekert in hem door: zijn posttraumatisch stresssyndroom. Amerika is een wereldmacht maar ex-soldaat Skinner is machteloos en niemand ziet hem lijden. ‘Misschien wordt het individu zwakker naarmate we als land groter worden.’
Skinner duikt net als Zou Lei onder in de stad en huurt een souterrainkamer (niet de enige verwijzing naar Ralph Ellisons stadsroman Invisible Man uit 1952) van een Amerikaans-Ierse pensionhoudster. Haar zoon, Jimmy, wordt vooral in de gevangenis opgevoed: de ‘bajes is een complete bedrijfstak in de VS’. Hij zorgt ervoor dat de toevallige ontmoeting tussen Zou Lei en Brad Skinner dramatisch afloopt.
Zou Lei werkt en oefent haar lichaam; Brad Skinner heeft een uitkering, werkt niet, drinkt bier, verliest zich in porno maar oefent zijn lichaam ook, in een sportschool. Onder zijn weinige bezittingen bevindt zich een pistool. Aarzelend en moeizaam bloeit er iets op tussen de twee ‘vluchtelingen’, maar de Chinese blijkt meer Amerikaans dan de vervreemde Amerikaan. Ondanks alles houdt zij vast aan het Amerikaanse-Droomverhaal: doorzetten, volhouden, werken en werken en werken, misschien trouwen, en dan komt alles wel goed. Zij koestert een volhardende overlevingsdrift, hij een onbewuste vernietigingsdrift. ‘Liefde is moeilijk, zei ze. Je moet de jongen africhten. Als een hondje. Hoe groter de hond, des te meer je tikken moet uitdelen. Ga je gang, zei hij. Ik zou mezelf een schop moeten geven. Hij verzweeg dat hij in de badkamer een pistool tegen zijn hoofd had gezet.’
Lish beschrijft hun liefdesrelatie vol hindernissen in onromantische, afgemeten, zakelijke, feitelijke zinnen. Die werken heel goed, vooral omdat hij die liefdesscènes afwisselt met lange en gedetailleerd beschreven zwerftochten door Queens. Een van die tochten is een ‘achtervolging’: na een woordenwisseling met Skinner rent Zou Lei ervandoor en Skinner, die veel minder in conditie is, weet haar niet in te halen. Lish weet zo een scherp beeld van Queens en Nassau te scheppen, wijken vol verdoolden, migranten of vluchtelingen uit alle windstreken van de wereld, mensen die zeer vindingrijk weten te overleven aan de rafelrand van het Amerikaanse kapitalisme gesymboliseerd door de wolkenkrabbers in de verte: Manhattan. In een vorig leven, waar dan ook, lukte het niet. Dan moet het hier en nu wel lukken in het land dat zegt de vrijheid in pacht te hebben. Lish ontleent de titel van zijn roman niet toevallig aan wat een mullah tegen Zou Lei zegt als zij ‘toevallig’ in een moskee verzeild raakt en daar gastvrij wordt onthaald hoewel ze ontblote armen heeft. Hij vertelt over God, die ‘een verfrissende koelte’ is en wijst naar een tweetalig bord boven de moskeedeur: ‘Ter voorbereiding op het volgende leven’.
Kunnen Brad Skinner en Zou Lei een volgend leven verwachten, op aarde dan? De schrijver die een pistool verwerkt in zijn verhaal weet dat dat feit gevolgen moet hebben. Toch blijkt de destructiedrift van Brad Skinner niet totaal. Zou Lei profiteert van zijn nalatenschap en weet elders een nieuw leven op te bouwen, niet toevallig in Phoenix, Arizona, in een Chinees restaurant. Zoals de vogel in een verhaal van haar moeder als wegwijzer fungeerde, zo rijst zij als een fenix uit haar as te voorschijn. Nog is de Amerikaanse Droom, die zo verschrikkelijk lijkt op een nachtmerrie, niet dood.
Lish heeft met Ter voorbereiding op het volgende leven een geheel eigen stadsroman geschreven die nauwelijks onderdoet voor Ellisons meesterwerk Invisible Man of Dos Passos’ klassieker Manhattan Transfer (1925). Een vorstelijk debuut, zonder dat vader Gordon Lish er als kruiwagen aan te pas kwam. Een boek in een rijke literaire traditie dat stevig op eigen benen staat en dat essentiële dingen zegt over wat het is om migrant te zijn in een wereld die systematisch wegkijkt.
Foto: Shelton Walsmith