
Het geheugen van een mens is een schatkamer en een valkuil tegelijk. Een levensverhaal wordt gevormd door herinneringen aan ervaringen, gebeurtenissen en sferen, die vertekend worden door foto’s, films, dagboeken, voorwerpen of omhoog komen uit een diepere laag in het brein door een ontmoeting, een geur, muziek of een gesprek met een psychiater. Wat we onthouden, vergeten of verdringen bepaalt wie we zijn – of willen zijn. Geldt hetzelfde voor een groep mensen, een samenleving of een heel land? Bestaat er een collectief geheugen?
Deze vragen lagen ten grondslag aan het ontstaan van een jonge en wereldwijd succesvolle discipline die onderzoek doet naar ‘culturele herinnering’: de manier waarop een samenleving omgaat met het verleden dat zich nestelt in het collectieve geheugen. Het lijkt abstract en ongrijpbaar, want er is niet een eigenaar of regisseur van hét verhaal. Maar door culturele en maatschappelijke uitingen te bestuderen kan men een beeld vormen van hoe het verleden wordt vastgehouden of juist verdwijnt.
‘Media, literatuur, beeldende kunst, muziek en gebouwen, maar ook monumenten, herdenkingen en andere identiteitsrituelen vormen de weerslag van een collectieve herinnering’, zegt Aleida Assmann, een van de grondleggers van dit vakgebied. Ze studeerde Egyptologie en Engelse taal en literatuur en promoveerde in 1977 in beide. In 1993 werd ze hoogleraar Anglistik en Allgemeine Literaturwissenschaften aan de Universität Konstanz in Zuid-Duitsland. Met haar man Jan Assmann ontwikkelde ze het concept ‘herinneringsantropologie’, een vak dat literatuurwetenschap verbindt met onder meer geschiedkunde, antropologie, psychologie, theologie en neurowetenschappen.
Anders dan de historicus die met een verrekijker kijkt en probeert te construeren zoals ‘het werkelijk was’, houdt zij zich bezig met de wisselwerking tussen het verleden en het heden. Het uitgangspunt is dat het verleden een menselijk construct is. Het geheugen is niet een spiegel van het verleden, maar de neerslag van wat een samenleving in het heden wil zijn. ‘In het Duits bestaat het onderscheidt tussen Erinnerung en Gedächtnis, met dat verschil houd ik me bezig.’
Haar werk raakt aan allerlei actuele vraagstukken. De laatste jaren is wereldwijd een herdenkingsindustrie ontstaan. In Nederland is een discussie op gang gekomen over een andere betekenis van Dodenherdenking – wel of niet met Duitsers, wel of niet breder trekken naar andere thematiek? In Amerika is lang gediscussieerd over de invulling van Ground Zero als monument. Assmann biedt een referentiekader voor de omgang met culturele herinnering. Zij legt in haar land tijdens publieke debatten uit hoe samenlevingen met schandvlekken uit hun verleden kunnen omgaan – niet door ze weg te stoppen, maar ook niet door te blijven steken in schuldgevoel. Ze publiceerde honderden artikelen, boeken en bundels over Engelse literatuur en over herinnerings- en herdenkingscultuur. Voor haar baanbrekende werk ontving ze vele prijzen. Binnenkort wordt ze gelauwerd met de prestigieuze Heinekenprijs.
De oorsprong van haar vak ligt niet voor niets in Duitsland. Na de Tweede Wereldoorlog startte Stunde Null, een cultureel, politiek en moreel vacuüm waarin letterlijk op de ruïnes van het verleden het land begon aan de wederopbouw. Vergeten, de blik op de toekomst – het verdringingsmechanisme functioneerde net als bij een mens met een trauma aanvankelijk om te kunnen overleven. In de jaren zestig bood het Wirtschaftswunder in de Bondsrepubliek zelfvertrouwen. ‘Maar je kunt niet optimistisch een nieuwe wereld opbouwen zonder de fouten uit het verleden onder ogen te zien. Waarden moesten we opnieuw definiëren. Alleen wisten we niet hoe. De massamoord op de Europese joden een plaats geven? Dat was zó groot.’
Het boek Die Unfähigkeit zu trauern van het echtpaar Margarete en Alexander Mitscherlich, beiden psychoanalyticus, uit 1967 maakte niet voor niets zo veel los: zij diagnosticeerden Duitsland als een patiënt die door verdringing niet tot rouwen kwam en daardoor niet kon beginnen aan een nieuwe identiteit. De Duitsers moesten met zichzelf aan de slag.
Assmann, geboren in 1947, is van de generatie die het grote zwijgen van haar ouders en grootouders niet accepteerde en zich verzette tegen de opkomende welvaartsmaatschappij zonder een gevoel van morele schuld over het geleden leed. ‘Wij begonnen vragen te stellen aan onze ouders wat zij deden tijdens de oorlog en wat zij zich nog konden herinneren. Er werd meer níet verteld dan wel, onder het mom van dat ze het allemaal vergeten waren of er gewoon niet meer aan dachten. Natuurlijk, het was te confronterend. Voor ons was dat onbevredigend.’
Maar niet zozeer het nationale verzwijgen prikkelde haar om zich te verdiepen in het collectieve geheugen. De aanleiding was meer ingegeven door praktische motieven. In de jaren zeventig had het echtpaar Assmann, beiden Egyptoloog, door de komst van hun vijf kinderen geen mogelijkheid meer om lang op studiereis te gaan naar Egypte. ‘Thuis ging alle energie zitten in het opvoeden van de kinderen. Ondertussen zagen we in de jaren tachtig om ons heen de digitale revolutie uitbreken. Ik organiseerde praatsessies met vrienden en collega’s om de transitie van schrijven naar digitaal te onderzoeken. We vroegen ons af of die mediaswitch invloed zou hebben op de herinnering van een cultuur. Tegelijk begon in die tijd de impact van de holocaust door te dringen. Het verleden was geen voltooide tijd, een hele natie had een trauma. De deur ging open in een onophoudelijke stroom van debatten, herdenkingen, het oprichten van monumenten – het naziverleden kwam als een boemerang terug. De samenleving raakte doortrokken van wroeging. Dat proces gingen we analyseren en groeide uit tot een nieuw academisch paradigma.
Nieuw daaraan was ten eerste het inzicht dat ook groepen een collectief geheugen hebben; zij delen dezelfde kennis en ervaring. Terwijl het individuele geheugen betrekking heeft op één mensenleven, en daarmee ook ophoudt als iemand sterft, werkt het collectieve geheugen generatiebreed op langere termijn door via media, schoolboeken, herdenkingen en culturele uitingen. Herinneringen sturen een positief of juist een negatief zelfbeeld. Die visie is overigens nog steeds controversieel: mag je een gemeenschap psychologiseren als een mens?’
Het tweede nieuwe element was de manier waarop herinneren invulling kreeg. Niet alleen de heroïek maar ook de misdaden die liever bedekt worden kregen een plaats. Het begrip ‘negatief geheugen’ werd geïntroduceerd: de focus kwam ook te liggen op het slachtofferschap. ‘De onderliggende premisse is dat vergeten zowel de daders als de slachtoffers beschermt tegen pijn. Laat je beide perspectieven toe, van de daders en de slachtoffers, dan ontstaat er een veel complexere herinnering. Terugkijken vanuit een moreel besef was een fundamentele verandering. “Nooit meer” werd de boodschap. Dat is een belangrijk punt voor mij: het gaat niet om de schaamte maar om het nemen van verantwoordelijkheid voor historische schuld.’
Bij het herinneringsproces vindt, net als bij een individueel mens, altijd selectie plaats. Daarin schuilt een risico. Van generatie op generatie worden gebeurtenissen uit het verleden doorgegeven, wat kan leiden tot herhaling van die gebeurtenissen. Het uiteenvallen van Joegoslavië, de genocide in Rwanda, het conflict in Israël – het zijn variaties op een onverwerkt verleden. Al eeuwenlang leiden historische rechtvaardigingen waarmee leiders hun bevolking haat inpraten tot bloedvergieten.
Zeker, zegt Assmann, ‘of een herinnering kwaadaardig of goedaardig is hangt uiteindelijk af van de context waarin en de manier waarop ze wordt geframed. Buitensporig herinneren aan je eigen lijden, onrecht, aan militaire verliezen, aan landsgrenzen die zijn verlegd na een oorlog – het kan de brandstof zijn voor revanchisme en vergelding. Haatdragend herinneren loopt als een snoer door de geschiedenis. De Duitsers begonnen de Tweede Wereldoorlog om wraak te nemen voor het vernederende verdrag van Versailles in 1918. Na de Tweede Wereldoorlog gebeurde het omgekeerde: we gingen alles juist vergeten en dat was ook niet goed.’
Vergeten is de tegenhanger van herinneren. ‘Een nationaal geheugen heeft altijd de neiging tot selectie van wat in de kraam te pas komt; wat het gevoel van waardigheid of superioriteit gunstig stemt. De zwarte bladzijden van de eigen geschiedenis worden uitgeveegd. In Frankrijk is lange tijde de mythe van een volk in verzet in stand gehouden, totdat historici de natie nadrukkelijk wezen op het collaboratieregime van Vichy. In Duitsland zag je een verschil langs ideologische lijnen tussen de Bondsrepubliek en de ddr: de ddr koppelde het fascisme aan het kapitalisme en vanuit dat perspectief werd de nazitijd herdacht, zonder het zware schuldbesef van de buren. De val van de Berlijnse Muur was een markeermoment. West-Duitsland had niet geleden onder de Koude Oorlog zoals de ddr. Het oosten worstelde met herinnering aan de sovjetdictatuur, terwijl de nazidictatuur nauwelijks in de collectieve herinnering zat. Na 1989 begon de zoektocht naar een integratie van beide perspectieven.
In Rusland gebeurt nu hetzelfde. Tegenstanders van Poetin erkennen de wreedheden in de sovjetperiode, terwijl Poetins aanhangers hen als masochisten wegzetten. Zij delen Stalin in twee stukken, de ene overwon ten koste van miljoenen doden Hitler en dat wordt ieder jaar gevierd op 9 mei. De andere helft van Stalin, verantwoordelijk voor terreur en moord, wordt officieel vergeten. Maar als je een negatief verleden te veel levend houdt, creëer je een heel laag zelfbeeld, zoals in Duitsland gebeurde.’
Assmann analyseert als een academicus, maar daaronder verscholen ligt het idealisme van de generatie ’68: de maatschappij verbeteren. Ziet ze haar rol als een soort psychiater van de samenleving? ‘Nee, ik ben geen dokter! Ik bestudeer de manier waarop een land omgaat met zijn verleden. Mogelijk kun je daarmee helpen bij het invullen van herdenkingen of het oprichten van monumenten, of je kunt politieke leiders ervan doordringen niet op basis van valse populistische sentimenten uit het verleden haat aan te wakkeren.’
Duitsland is vaak verweten zichzelf moreel te gijzelen door het zware verleden. Geldt het ‘Duitse model’ wel als voorbeeld voor andere landen? ‘We zijn beladen en belast, zeker. We openen het ene na het andere museum, we herdenken wat af. Maar voor mij is de essentie dat je een brug slaat tussen toen en nu, om je als land te beschermen tegen herhaling. Het toelaten van de stem van slachtoffers hoort daarbij. Natuurlijk, introspectie ontstaat pas als er welvaart is en problemen als armoede niet alle energie opeisen. Een stabiel land kijkt terug. Maar een land wordt niet stabiel als het niet eerst zijn trauma’s verwerkt.’
Het herdenken zal alleen maar toenemen, zeg ze. ‘In Duitsland sterven de laatste ooggetuigen van de oorlog uit, het verleden verplaatst zich derhalve nog meer naar rituelen. Daarnaast wordt door de technologische revolutie álles vastgelegd. Het digitale geheugen wordt wereldwijd zó groot.’ Waarmee ze wil zeggen dat de overkill aan informatie de herinzneringen vertroebelt, zodat we juist alles dreigen te vergeten.
Lezing 1 oktober, 20.00 uur, Castrum Perigrini knaw.nl/assmann
Beeld: ‘Je kunt niet optimistisch een nieuwe wereld opbouwen zonder de fouten uit het verleden onder ogen te zien’