Lang voor Harry Potter en de Da Vinci Code stroomden de romans al met tienduizenden van de persen en was er voor iedere halve schrijver jaarlijks tenminste één literaire prijs. Tenminste, dat lezen we in het kerstnummer van De Groene Amsterdammer van 1928. (pagina 2)
Volgens K. Araguez kon elke boerenlul een literaire beroemdheid worden, ‘nu sinds jaren de verzenbundels iederen herfst zoo talrijk op ons nederdalen als ware de Muze maar een kwajongen die een steen in den kastanjeboom gooit en daar ploft het al om zijn ooren’. Om het nog wat eenvoudiger te maken schreef hij een ‘korte handleiding tot den literairen roem’.
Tegenwoordig slingeren mensen hun geesteskind via sites als http://books.lulu.com/browse/ de wereld in - zoals de moordenaar van de Nijmeegse activist Louis Sévèke, Marcel T., deed met zijn autobiografie. In de jaren twintig ligt de sleutel tot ontdekking volgens Araguez in de keuze voor achtereenvolgens ‘een artistiek princiep, een tegenpartij, een stokpaard, een roode lap en een beschermheer’.
Tweede stap: zoek een jong tijdschrift, een podium voor de vlijmscherpe pen. ‘Val met uw principe uw tegenpartij aan, maar flink, zoo dat men het merkt’. Na enige tijd kan het stokpaard van stal, waarbij het precieze onderwerp er niet toe doet. ‘Opdat men zegge en wete: dat is de heer X, u weet wel, de schrijver over pantoffels, penantkastjes of wat dies zij.’
Op dat punt aangekomen, ligt de roem binnen handbereik. De aanstormende scribent dient nu iets uit eigen werk te publiceren, om vervolgens onderwerp van gesprek te worden, maakt niet uit hoe: ‘Sla links en rechts om u heen, attaqueer, riposteer, zeg eenige fiksche domheden, maar laat u hooren’. Aan het eind van de exercitie kan de beste pennevrucht uit de hoed getoverd worden, en voilà, een naam is gevestigd. Veel succes.
***
Bezoek het historisch archief van De Groene Amsterdammer en blader door de eerste 64 volledige jaargangen, van 1877 tot en met 1940. http://193.67.146.137/dga/