Op een keer zat ik met Pierre Vinken (neurochirurg, ondernemer, uitgever, publicist), cabaretier Hans Teeuwen en regisseur Theo van Gogh te eten in restaurant Keyzer in Amsterdam. Later kwam Pierre’s vriendin Annemarie erbij.

We spraken over het beoordelen van kunst.

Vinken meende dat je alleen iets over kunst kon zeggen als je het kon bewijzen. Dus je mocht best schrijven: ‘Dit boek is slecht geschreven’, maar dan moest je aantonen waarom dat was. Kon je dat niet, dan was de stijl van de recensent belangrijk.

Het werd een hilarische avond. Hans liet ons lachen door te laten zien en horen waar hij op dat moment mee bezig was en Theo vertelde over de films die hij had gezien en recenseerde ze in zijn vileine zinnen. Tja, waarom moesten we lachen om Teeuwen? Waarom geloofde ik blind in het oordeel van Theo?

En ik spiegelde me met genoegen aan het uitgangspunt van Vinken: alleen oordelen opschrijven die je van een bewijs voorziet. Hijzelf legde destijds de laatste hand aan het boek Icons and Enigmas, waarin hij als een chirurg op schilderijen de iconografie onderzoekt. Voor iedere kunststudent en kunstliefhebber verplichte literatuur, zou ik zeggen.

Ik merkte dat recenseren mij niet goed afging. Dat had een paar oorzaken. Ik had altijd te weinig woorden. En soms kon ik mijn jaloezie niet onderdrukken en ging ik expres naar fouten zoeken. Om bepaalde zaken ‘te bewijzen’. Ik ben er dan ook mee gestopt. Om recensent te zijn heb je een speciale persoonlijkheid nodig. Je moet een activistische idealist zijn. Wanneer je, zoals ik, aan beide een hekel hebt, maar als columnist niets anders doet dan die positie aannemen, dan bots je regelmatig tegen de muur van je eigen oordelen. In die tijd schreef ik regelmatig over Gerard Reve. Voortdurend kreeg ik brieven van mensen die zeiden dat ze de laatste boeken van Reve nogal slecht vonden, want de Volksschrijver herhaalde zich constant: hij beschreef mooie knapen die sadistisch behandeld moesten worden, zeverde over de Heilige Maagd en deed racistische uitspraken. In het begin legde ik nog weleens uit dat je het oeuvre van Reve moest zien als één grote briljant geschreven plotloze roman over een geprangde geest.

‘O, nou, ik vind er toch niets aan’, kreeg ik dan als antwoord.

Sommigen hebben je lief, anderen haten je en voor de grote middenmoot speel je geen enkele rol

Tja, wat dan?

Ik heb destijds weleens een artikel geschreven waarin ik voor de grap Op weg naar het einde recenseerde alsof ik het een erg slecht boek vond. Ik heb het stuk niet ingeleverd, omdat ik het niet meende en ik bang was dat ik er anderen mee zou overtuigen. Zelfs op zinsniveau kon ik betogen dat Reve ‘eigenlijk niet kon schrijven’. Ik schrok van het gemak waarmee ik iets kon beweren waar ik totaal niet achterstond.

Maar wat geeft dat?

Hoe je de muzen ook behaagt, er is altijd wel een markt voor, al is het maar je moeder.

Ik mag graag drinken uit de bron van het cynisme en denken: het heeft allemaal geen zin. Wat ik schrijf, doe of zeg, het maakt geen donder uit. Sommigen hebben je lief, anderen haten je en voor de grote middenmoot speel je geen enkele rol. Wie kent de namen nog van de recensenten van pakweg vijftig jaar geleden? (En wie kent de schrijvers nog uit die tijd?) Kwaliteit is onderhevig aan mode. Net als ‘esthetiek’ dat is.

Wie laat zich nog inspireren door de boeken van Lodewijk van Deyssel, ook al is de premisse van bijvoorbeeld Blank en geel: ‘Een jonge vrouw is zo verliefd dat zij in een zinsbegoocheling een Chinees aanziet voor haar geliefde.’ Hij schreef het onder het pseudoniem A.J. Wat werd Van Deyssel in zijn eigen tijd (rond 1890) niet geroemd als auteur. Hij zou ‘eeuwigheidswaarde’ hebben.

Ik vind het een heerlijk boek, juist door de ouderwetsche taal en zinsbouw en het wat trage verhaal. Zoals ik ook kan genieten van de heldere schilderijen van de prerafaëlieten, terwijl ik tegelijkertijd zie dat het soms ‘koekblikjeskunst’ is, zoals Gerrit Komrij oordeelde. (Hoewel hij er zelf ook van hield.)

Toen we daar in Keyzer zaten was die gebeurtenis belangrijk. Niet eens wat we zeiden of meenden. Ik probeer onze discussie vaak in mijn geest te herstellen. Pierre die moest lachen om Hans en tegen ons zei ‘dat je dus rustig kon schelden zonder te argumenteren’. Theo die vertelde hoe er geacteerd werd in een bepaalde film. Die avond duurde van zes tot half twaalf.