Niels Roelen is ritmeester (kapitein) bij de Nederlandse landmacht. Toen hij achttien was, ging hij in dienst, en daar heeft hij zo’n leuke tijd gehad dat hij dacht: dat wil ik eigenlijk wel voor mijn werk gaan doen. Niels is geboren op 11 september 1973. Hij ging in dienst in 1993, toen hij twintig jaar was. Hij is in Irak geweest en in Afghanistan, en in heel veel landen in Europa op oefening. Hij is getrouwd, zijn vrouw heet Annelies. Ze is 32 jaar en is fysiotherapeute. Zijn zus zit ook in het leger, zij gaat in maart of in april ook naar Afghanistan.

Waarom ging u naar Afghanistan?

Niels Roelen: ‘Ik ben van de landmacht. Er zitten bijna alleen maar landmachtmilitairen in Uruzgan. Zij proberen de bevolking van Afghanistan te helpen om een democratie te worden, net zoals in Nederland. Ik vind zelf dat ieder mens op de wereld recht heeft op vrijheid van meningsuiting en democratie.’

Wanneer ging u naar Afghanistan met het hele team?

‘Wij zijn in juli 2007 naar Afghanistan gegaan. Ik ben in november teruggekomen, en de laatsten van onze eenheid waren net voor kerst, 22 december, thuis.’

Wat vindt u van uw werk?

‘Het is heel leuk, omdat je veel met mensen te maken hebt, maar in Afghanistan is het soms heel moeilijk, omdat je soms ook heel vervelende, heel verdrietige en heel moeilijke situaties tegenkomt. Het is bijzonder werk, omdat je de kans krijgt om over de hele wereld mensen te helpen. In sommige landen is het niet zo vanzelfsprekend dat je naar school kunt gaan en gewoon kunt kiezen wat je wilt eten ’s avonds, of wat je leuk vindt en wat je niet leuk vindt. Dan moet je soms wel eens een beetje helpen.’

Hebt u wel eens iemand neergeschoten?

‘Het is eigenlijk helemaal niet zo leuk om te vechten. Ik vind het niet zo leuk om mensen dood te moeten schieten, maar de andere kant is dat de Taliban ons aanvallen. En dan hebben wij op dat moment ook geen keuze meer. Dan is het eigenlijk een beetje hun eigen schuld.’

Hoeveel mensen hebt u zien overlijden?

‘Ik heb er geen één zien overlijden. In de periode dat wij daar zaten, zijn helaas vijf Nederlanders omgekomen.’

Hoe ziet Afghanistan eruit?

‘Ik denk dat het een van de mooiste landen is die ik ooit gezien heb. Er zijn veel hoge bergen, het is een heel afwisselend landschap. Met rivieren, en rondom die rivieren is het heel groen. Verder weg is het heel wild en heel woest, woestijnachtig. Ik vind dat mooi om te zien.’

Waarom gingen de Taliban mensen aanvallen?

‘De Taliban vinden: het enige wat mensen eigenlijk mogen geloven is dat wat de Taliban vertellen. En iedereen die iets anders gelooft, die geven ze straf. Die doen dat op een wat mij betreft heel gemene manier. De Taliban leggen ook mijnen en daar rijdt dan wel eens een auto op en dan ontploft er een auto van Nederlandse soldaten, of van andere soldaten. Of mensen die zichzelf als een bom hebben gemaakt, die hebben allemaal explosieven aan hun lichaam, die rijden dan tegen je auto aan en blazen zichzelf op om te proberen om jou ook dood te maken. Dat alles maak je mee in Afghanistan.’

Is er in Afghanistan iemand naast u neergeschoten?

‘Ik heb zelf niet meegemaakt dat een van mijn collega’s of vrienden is neergeschoten. Jongens in mijn compagnie, die bestaat uit 150 man, hebben meegemaakt dat een Nederlandse soldaat, Martijn Rosier, op zo’n mijn is gestapt. Jongens van onze eenheid stonden daarnaast. Eén van hen is weggeblazen door de druk.’

Hebt u wel eens een moment gehad dat u dacht dat u zelf dood zou gaan?

‘Ja. Op het moment zelf heb je niet zo erg veel tijd om erover na te denken. Dan gaan dingen heel erg snel, dan doe je gewoon wat je als soldaat geleerd hebt. Maar als je later tijd krijgt om erover na te denken, dan schrik je er wel van. Ik heb daar een verhaal over geschreven dat ook in de krant heeft gestaan.’

Wie zijn de Taliban?

‘Als we dat nou eens wisten, wie de Taliban waren! We zoeken wel naar de leider. Het is moeilijk. Iedereen kan zien dat wij soldaat zijn. We hebben een pak met de Nederlandse vlag erop. Maar de Taliban hebben gewoon normale kleren. Dus het is heel moeilijk om erachter te komen wie nu eigenlijk de Taliban zijn.’

Had u wel moeilijke momenten?

‘Ja. Ik heb heel moeilijke momenten gehad. Als er Nederlandse soldaten overleden, of als mensen die je kende het moeilijk hadden. Ik ben getrouwd en heb twee kleine kinderen thuis, en als je vierenhalve maand van huis bent, dan mis je die wel ’s. En als je echt moet vechten, voor je eigen leven, dan is het daarna wel moeilijk om weer opnieuw naar buiten te gaan en te gaan praten met de mensen. Want ook een soldaat wordt wel eens een klein beetje bang.

Afghanistan is best gevaarlijk. Mijn kinderen, die snappen het nog niet helemaal. Ties is pas drie, die denkt bij soldaten alleen aan schieten, en dat vindt hij wel stoer, maar die snapt nog niet helemaal wat het eigenlijk betekent. Marijn is zes, en die vindt het wel heel bijzonder, maar zoals de meeste meisjes houdt ze niet zo van soldaten.’

Wie is uw leider?

‘Bij mij in de compagnie was dat Henk Ouwehand, onze majoor. In Kandahar zat een generaal. En uiteindelijk, voor alle Nederlanders, zijn het de minister-president en de minister van Defensie. Maar alle soldaten werken voor de koningin, dus officieel is onze grote baas koningin Beatrix.’

Hoe haalt u de mijnen eruit?

‘Wij hebben genisten (soldaten – red.) erbij die zijn opgeleid om mijnen op te sporen. Als we er dan één gevonden hebben, gaan we eerst heel voorzichtig proberen hem bloot te leggen. Dan komt er een bomexpert, en die gaat dan kijken hoe je de bom onschadelijk kunt maken.’

Hoeveel krijgt u om soldaat te zijn?

‘Ik vind geld niet zo belangrijk. Als je naar Afghanistan gaat, dan krijg je een toelage, omdat je lang van huis gaat en omdat je eigenlijk 24 uur per dag klaar moet staan om te werken. Daar krijg je extra voor betaald (2000 euro – red.).’

Gaat u nog een keer naar Afghanistan?

‘Ik denk niet dat ik nog een keer hoef te gaan, maar als ik nog een keer moet gaan, dan ga ik zeker.’

En als Afghanistan een vrij land is, als de Taliban weg zijn, gaat u er dan op vakantie?

‘Ik vind Afghanistan een heel mooi land en als het er veilig zou zijn om op vakantie te gaan, zou ik daar zeker een keer naartoe gaan.’