Voor Jos de Putter filosoof en cineast, getogen in de geest van het westerse liberalisme en humanisme is het zeer moeilijk te erkennen dat oorlog óók een vorm van kunst is: namelijk de kunst om te doden. Hij kan het idee niet verdragen dat generaal, soldaat en guerrillastrijder niet alleen banale moordenaars maar ook kunstenaars zouden kunnen zijn. Kunst mag immers niet destructief maar moet scheppend zijn.
Daarom zoekt De Putter in zijn documentaires over de oorlog in Tsjetsjenië altijd een positief beeld waarmee hij de agressie en de voortdurende tragedie in de Noordelijke Kaukasus van Rusland zou kunnen duiden. Zo ook in Dans, Grozny dans!
Deze film van De Putter over een jonge Tsjetsjeense dansgroep uit Grozny onder leiding van een autoritaire balletleraar verbeeldt de harde choreografie van de oorlog. De kinderen dansen er als in een peloton, terwijl hun commandant en choreograaf hen toeschreeuwt en boven hun hoofd overal gevechtshelikopters rondvliegen. De scènes doen sterk denken aan het epos Apocalypse Now van Francis Coppola. Maar in tegenstelling tot de speelfilm lijkt het alsof er in de documentaire Dans, Grozny dans! geen sprake is van oorlog. De oorlog blijft achter de schermen. Je hoort de explosies van bommen, het vuren van kalasjnikovs en het fluiten van vliegtuigen die naar een doel duiken. De oorlog zelf verschuilt zich echter louter in het 25ste beeldje dat je nooit ziet. Je ziet slechts kinderen, die alleen maar willen dansen, alsof een duivel hen op de hielen ziet. Ze dansen niet slechter dan James Brown of Michael Jackson. Ze dansen ook niet alleen in Grozny, maar eveneens in Polen, Engeland, Frankrijk en Nederland. Om die tournee naar het Westen gaat het ze eerst en vooral. Het is hun manier om respect af te dwingen.
Maar toch. De jonge helden, gekleed in witte pakjes, lijken inderdaad meer op engelen dan op hun vaders, die zijn uitgedost in militaire uniformen. Maar als deze engeltjes eenmaal spreken, beseffen we dat hun zielen hopeloos zijn verminkt door de angst en de verschrikkingen van de oorlog, dat een soort zwarte Messias verbazend snel op aarde is weergekeerd. Want de dialectiek van de oorlog, ook al noemen generaals en regeringen het «shock and awe», behelst altijd angst en beven voor de kinderen.
Eigenlijk gaat deze film helemaal niet over Tsjetsjenië, maar over de oorlog als fenomeen, over de oorlog als verschijnsel van kinderen die als knulletjes leuk oorlogje speelden maar dat spel hun hele verdere leven niet meer hebben kunnen afleren. Ooit legde een Russische soldaat van de speciale commandotroepen mij dat in Grozny zo uit: «Ik werd officier omdat ik in mijn kindertijd ervan hield om zandkastelen te verwoesten.» Grozny was toen al tot de laatste steen vernietigd.
De Tsjetsjeense oorlog is ook een spel, zij het met gemerkte kaarten voor valsspelers. Voor sommigen bieden die kaarten de kans om de macht te grijpen of geld te verdienen. Voor anderen zijn ze aanleiding over de mensenrechten te praten. In de bijna negen jaar van het Tsjetsjeense conflict heb ik nog geen enkele speelfilm of documentaire gezien waarin de truc met de gemerkte kaarten niet werd gebruikt. Nu eens worden die kaarten aangewend ter wille van het Russische militarisme dan weer door Amnesty International.
Het is verbazingwekkend, maar Jos de Putter heeft deze politieke kaart niet gespeeld. In zijn film probeert Jos de Putter positieve fenomenen tijdens oorlog te vinden. Dat is een ondraaglijke opdracht voor een onafhankelijke waarnemer. Maar omdat in de film politiek als zodanig afwezig is, blijft te midden van de naïeve redeneringen van de helden en hun filosofische choreograaf alleen nog die ene gemeenschappelijke dans over. Hoewel deze dans de voortzetting van oorlog is met andere middelen resteert slechts één ding: de dans als agressie van de ziel die de angst en de gruwel van de eeuwendurende oorlog in Tsjetsjenië te boven is gekomen. In de film komt de agressie van de oorlog niet voor. Het draait om de agressie van de dans, als vorm van samengebalde energie, in de oorlog vormgegeven door de commandant maar in de film door de choreograaf en leider van de groep. Intellectuele ideeën spelen daarbij hoe dan ook geen rol. «Elke Tsjetsjeen», zegt de choreograaf, «danst in een eigen stijl die allereerst iets over hemzelf zegt. Dat is de uniciteit van onze dans.»
Dat is ongetwijfeld waar. In de Tsjetsjeense oorlog zijn vele dansen bekend. De dans van de doden bijvoorbeeld, de «Ziker». Of de «mariniersdans», die wordt gedanst als je onder vuur ligt. Dan wel het «menuet», bedoeld om militaire konvooien te vernietigen door ze aan de voorkant te beschieten en daarna, als ze terugtrekken, weer aan de achterkant. En de Russische balalaika, een ander woord voor het simpel afschieten van soldaten.
Al die dansen zien we niet in de film van De Putter. We zien alleen een choreografie die juist niet in de oorlog voorkomt: de choreografie van de wereld van kinderen en pubers die in oorlog leven, een werkelijkheid die geen enkele soldaat wil erkennen.
Dans, Grozny dans! is een oprechte film. Het is ook een harde film omdat die kinderen hun oorlog dansen onder leiding van een choreograaf met het charisma van een sergeant uit Hollywood. Niet toevallig kreeg die choreograaf na de première in Amsterdam van regisseur De Putter zwarte lakschoenen cadeau. Want dansers hebben schoenen nodig, zoals soldaten kalasjnikovs nodig hebben.
Ik weet het niet zeker, maar ik vermoed dat De Putter via hem en zijn dansers de gelegenheid te baat heeft genomen om een antwoord te vinden op The Making of a New Empire, zijn eerste film over Tsjetsjenië. Daarin liet hij Chozj Achmed Noechajev, een eenvoudige maar verbazingwekkende filosoof, aan het woord, die zijn eigen ideologie voor zijn eigen nieuwe staat aan het bouwen was. In deze film legt deze Noechajev uit dat in de Tsjetsjeense sprookjes de wolf een held is: een dier dat onafhankelijk en vrijheidslievend is maar strijdlustig. «Wolven worden niet bemind maar bewonderd», is de redenering van Noechajev. Deze bewondering à la Noechajev heb ik zelf ook ervaren, bijvoorbeeld toen een Tsjetsjeens jongetje dat zijn benen was kwijtgeraakt door een landmijn mij in een militair hospitaal in Grozny zei: «Nee, ik ben geen man, ik heb nog geen enkele Rus gedood.»
«Mama, we hebben het paradijs gezien», zeggen de kinderen als ze uit het Westen terugkomen in hun eigen Grozny. Daarom ben ik ervan overtuigd dat Dans, Grozny dans! geen film is over bewondering voor de wolf maar over de liefde voor de ouders, die in de oorlog zijn gesneuveld, voor de broers die zich desondanks voorbereiden op dezelfde oorlog. Het is een film over het enige positieve fenomeen van de oorlog: de noodzaak lief te hebben, ook al bestaat het paradijs niet meer.
Vertaling: Hubert Smeets