Aan de meeste echte oorlogen gaat een zenuwenoorlog vooraf: het opbouwen van spanningen, het formuleren van een onontkoombare casus belli. Daarna kan het schieten beginnen. Valt nu een oorlog met Iran niet meer te vermijden? Dat vroegen we ons vier jaar geleden ook al af. Mahmoed Ahmadinejad was nog geen president, buiten Iran had niemand van hem gehoord. Maar ook toen al werd het regime ervan verdacht aan een kernwapen te werken. Het Internationale Agentschap voor Atoomenergie had de Iraniërs gemaand zich beter aan de regels te houden. Ook Rusland, de Europese Unie en de G8 maakten zich zorgen. Het was in de tijd dat president Bush de strijd in Irak als gewonnen beschouwde. In Washington kwam een zenuwenoorlog tegen Iran op gang. Daarbij is het toen gebleven.

Met het verschijnen van Ahmadinejad als president, in 2005, werd de zenuwenoorlog tweezijdig. Geen macht zou Iran kunnen beletten zijn vreedzame kernprogramma uit te voeren. Verder moest Israël van de kaart worden geveegd en was de holocaust een fabeltje. Daarna heeft hij geen gelegenheid voorbij laten gaan om het Westen en in het bijzonder de Amerikanen te tarten. Nu heeft hij verzekerd dat het kernprogramma ‘een trein zonder remmen’ is. Er is een raketproef genomen, waarbij werd verzekerd dat daarmee alleen wetenschappelijke doelen worden gediend.

Deze week vergaderen in Londen de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad en Duitsland om zich te beraden over verdere sancties.

Een paar feiten uit de recente geschiedenis van de Amerikaans-Iraanse betrekkingen. Bush heeft twee jaar geleden in Brussel verzekerd dat er geen oorlog tegen Iran werd overwogen, maar twee maanden later in Washington ook verzekerd dat ‘alle opties op tafel bleven’. Vorige week heeft Dick Cheney, op bezoek in Australië, deze formule van de opties herhaald. Op 24 januari 2005 verscheen in The New Yorker een artikel van Seymour Hersh, waarin hij meldde dat in Iran de Amerikaanse Special Forces al tien maanden bezig waren met het lokaliseren van de doelen die mogelijkerwijs straks vanuit de lucht moesten worden getroffen. Nu beschuldigt Washington de Iraanse regering ervan de sjiitische geestverwanten in Irak bij hun burgeroorlog te helpen.

In het nu verschenen nummer van The New Yorker staat opnieuw een artikel van Hersh, getiteld ‘A Strategic Shift’. Hij schrijft daarin dat ‘terwijl de situatie in Irak steeds ernstiger is geworden, de Amerikaanse regering zowel in haar diplomatie als in haar geheime operaties haar strategie in het Midden-Oosten aanzienlijk gewijzigd heeft’. De Verenigde Staten zijn dichter tot een open confrontatie met Iran genaderd, terwijl daardoor in delen van de regio het sektarische conflict tussen sjiieten en soennieten wordt bevorderd.

Het artikel van Hersh tekent een situatie die te ingewikkeld is om hier samen te vatten. De essentie is dat Amerika, terwijl het Irak van een soennitische dictator bevrijdde, een overwegend sjiitisch gezelschap aan de macht heeft geholpen. De beste vriend van de Amerikanen, Saoedi-Arabië, is overwegend soennitisch. Embarras du choix, zou je zeggen. Of: een oeverloos wespennest. De cia, die volgens Hersh buiten de nieuwe strategie van Bush en Cheney c.s. is gehouden, vraagt zich af: wat is hier aan de hand? ‘De mensen van de cia zijn bezorgd omdat ze denken dat de amateurs het weer voor het zeggen hebben’, schrijft Hersh.

Proberen we de toestand objectief te bekijken. Het prestige en de macht van Iran in de regio zijn in de afgelopen twee jaar aanzienlijk toegenomen. Door het moeras van Irak en het sterk toegenomen verzet in eigen land is de geloofwaardigheid van Amerika in het Midden-Oosten en misschien wel in de hele internationale gemeenschap aanzienlijk verminderd. Onder deze omstandigheden een oorlog met Iran? Zou dat geen fatale noodsprong zijn? Een daad waardoor de chaos in de regio tot een onoverzichtelijke hel wordt? En waardoor en passant de invloed van de manifest aanwezige oppositie in Iran tot nul wordt gereduceerd?

Aan de andere kant valt een politiek van dreigen zonder gevolgen ook niet vol te houden. De dreiging moet overtuigend blijven. Zo wordt het mogelijk dat Bush en de zijnen zichzelf naar een oorlog met Iran dreigen.

Ik ben nieuwsgierig. Heeft onze Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst daarover al in het geheim aan het nieuwe kabinet gerapporteerd? Wat denken de ministers Verhagen en Middelkoop ervan? Gaan we eventueel meedoen in een nieuwe coalition of the willing? Misschien moet de Tweede Kamer minister Verhagen eens naar zijn visie op de toestand in de wereld vragen.

En overigens ben ik van mening dat er een parlementair onderzoek naar onze missie in Irak moet komen.